Catechismus voor 's Lands Matroozen. Te Amsterdam, by de Wed. J. de Wolf, 1782. In octavo, 100 bladz.
Dit Leerboek, (in welke algemeene betekenis het woord Catechismus hier schynt genomen te worden,) voor 's Lands Matroozen, behelst vyftien Gesprekken; tusschen een oud Zee-Officier en een jong Matroos, over verscheiden aanmerkelyke Vaderlandsche Heldendaaden ter Zee; dienende grootlyks om den nationaalen Heldenmoed op te wekken. Na een voorafgaand gesprek, over den vereischten moed in den Zeedienst, verleent de Officier den Matroos, in eene gemeenzaame onderrigting, een kortbondig verslag van de voornaamste heldendaaden onzer Vaderlanderen ter Zee; beginnende met den Zeeslag tegen de Oosterlingen in 't jaar 1438, (toen onze Nederlandsche Vloot, met Bezems aan de Marsen gebonden, wederkeerde, om aan te duiden, d t zy de Zee schoon geveegd, en van Vyanden gezuiverd had;) en voortgaande tot op de verydeling van den trotschen waan der Engelschen in den Zeeslag by Doggersbank op den 5 Aug. 1781, welk laatste gewigtig voorval de Officier den Matroos zelf doet verhaalen. De gesprekken zyn natuurlyk ingerigt, en doorvlogten met nutte lessen voor hun, welken in den Zeedienst zyn; hoedanigen het kennen der vroegere Heldendaaden niet te sterk ingeboezemd kan worden; het welk de Officier den Matroos zeer gepast onder 't oog brengt; daar hy hem op deszelfs vraag: ‘welke overeenkomst heeft de Heldenmoed met de Historie? of kan men, zonder dezelve te kennen, geen goed Soldaat weezen,’ in deezer voege antwoordt.
‘Ik zal uw laatste vraag, het eerst, beantwoorden, en daarop ja zeggen: de ondervinding bewyst zulks, overvloedig; maar men kan ze juist daarom niet allen Helden noemen, die in eenig gevecht, te Land of te Water, omkomen. De omstandigheden in welke men zig, op zodanig tydstip, bevind, laaten geene keuze ovrig, vooral niet op den Oceaan, alwaar de golven het weglopen wel beletten; zo dat 'er geen ander vooruitzicht blyft, dan te overwinnen of te sneeven. - Doch thans met u sprekende, myn Vriend! bedoel ik die menigte niet, welke hun leven slechts, uit broodgebrek, wagen, om niet van honger te sterven, en die, door eene gestrenge Krygstucht, alleen, in hun plicht moeten gehouden worden; aangemerkt men onder deeze een groot aantal Vreemdelingen vind, zonder een bepaald belang voor 't Land, dat zy dienen. Neen, Maat! ik zie op u en andere myner brave Schepelingen, Hollandsche Jongens, die de pekbroek, van der jeugd af, uit eigen verkiezing, draagen, en die overtuigd zyn, dat, by 't verdedigen van het Vaderland, zy tevens hunne Ouders, hunne Vrouwen, Kinders of Nabestaanden, verdedigen. De Nederlandsche Matroos is, zedert dat wy de Zee bevaren, by alle Natiën in te hooge achting, dan dat derzelver Nakroost onkundig