dagen van Vrede, zo met betrekking tot zyn stand als Burger, als tot zyne bedoeling, om, wanneer de tyd zulks vordert, den Zeedienst met lof te bekleeden, zig daarin verstandig, dapper en Godvrugtig te gedraagen. In den tweeden Zang wordt ons het gedrag des Helds ontvouwt in zyn Scheepsbestuur, zo als hy zig tot den Zeestryd schikt, slaags raakt, en door overmagt de nederlaag verkrygt; met aanwyzing van 't geen hem, naar het voorbeeld van den moedigen de ruiter, te doen staat, indien een wreevlig Volk zyne braafheid, om den geleeden nederlaag, verdagt houdt, of weezenlyk schendt. En hier op keert de Held, in den derden of laatsten Zang, weder Zeewaards, is bezadigd in zyn bewind, dapper in den slag, edelmoedig en braaf in zyne zegenpraal; ontvangt voorts in het Vaderland alle tekens van de welverdiende eer en agting. Eindelyk maalt ons de Dichter den Held, op zyn sterfbedde, zo als hy, niet aan zyne wonden, maar een toeval van krankheid, sterft; en doet hem, met alle bedaardheid, te gelyk als Held en als Christen, den geest geeven. - In 't een en 't ander is de aart van 't onderwerp, en 't character van den Held, zeer wel in 't oog gehouden. Men oordeele hier van, uit de volgende beschryving van des Helds gedrag, in zyne nederlaag, op den ontvangen last van voor den Overwinnaar te verschynen.
Naadat hij afscheid van zijn scheepsvolk heeft genomen
Begeeft hij zich aan 't boord des vijands. d'Admiraal
Ziet hij vol fierheid aan, en uit deez' ronde taal:
‘Mijn Heer! uw overmagt dwong mij terstond te zwichten,
'k Moest echter tot 's Lands eer, ket geen ik deed, verrichten.
Ik streek voor u mijn vlag, behoudens Neêrlands eer;
Dus reik ik zonder blos aan u dit krijgsgeweer.
Gij echter zult u nooit op deezen slag beroemen,
Of deez' vermeestering een zege durven noemen,
Daar spreekende overmagt aan u dit voordeel baart.
Zo uw grootmoedigheid uw krijgsstand evenaart,
Zult gij mijn ongeval voor laag noch laf verslijten,
En onbezonnenheid noch dwaaze losheid wijten.
De man, die wijslijk strijkt voor blijkbaare overmagt,
Heeft voor zijn volk, zich zelf, en GOD zijn plicht volbragt’.
De Vijand staat verzet en antwoordt op deez reden:
‘Het oorlogslot is vol van wisselbeurtigheden,