Droeven van Muzikaale Uitspanningen, bestaande in Mengelzangen, naar den nieuwsten Italiaanschen smaak geschikt, voor het Clavier, de Viool, Fluit en andere Instrumenten. Onder de Zinspreuk: Le Zele est la Nourrice des Arts. Te Amsterdam, by J.B. Elwe, 1781. Behalven de Voorreden, en XX in 't koper gesneeden Muzykstukken, 78 bladz. in gr. octavo.
Wanneer een Dichter een Stuk opstelt, dat alleenlyk geschikt is om geleezen te worden, heeft hy ten deezen aanzien slechts agt te geeven, op de schikking van zynen trant, naar den aart van het onderwerp, op dat het Stuk naar vereisch geleezen kunne worden: maar is het dat hy te gelyk, of wel inzonderheid, bedoelt, dat het een Zangstuk zy, en dus gezongen worde; dan vordert de natuur van 't Stuk ook, ten dien opzigte, eene byzondere opmerkzaamheid. 't Is in dit geval niet genoeg, dat het Stuk dichtkundig wel ingerigt zy, 't moet ook aan de natuur der Zangkunde beantwoorden. De Dichter heeft hier des bovenal naauwkeurig agt te geeven op den rollenden trant zyner verzen, als mede op de hoogte en laagte zyner lettergreepen, ten einde zyne woordklanken, in eene gevallige schikking der zangnooten, een geregelden toon slaan, overeenkomstig met het daartoe behoorende Muzykstuk. En hier nevens wordt dan niet minder vereischt, dat het Muzykftuk evenredig zy aan het Dicht- en Zangstuk, ten aanzien van de uitvoering, met betrekking tot den aart van het onderwerp; op dat, by voorbeeld, geen Treur- of Klaagmuzyk een lugtig vrolyk Stuk vergezelle, of, aan de andere zyde, een Treur- of Klaagstoffe met geen lugtig vrolyk Muzyk opgeheven worde. - Men is vry algemeen van oordeel, dat de Zangstukken der Ouden die der Hedendaagschen verre overtreffen; en men houdt het voor zeer waarschynlyk, dat zulks ten grooten deele ontstaat, uit eene onoplettendheid in onze Dicht- of Zangstukken, of liever nog uit eene verkeerde handelwyze omtrent dezelven. Oudtyds componeerde men, naar 't schynt, eerst de Muzyk, en dan poogde de Dichter een Zangstuk op dezelve te maaken; maar thans dicht men eerst een Zangstuk, en dan wordt 'er, zomtyds nog met weinig oordeel, eene zangwyze toe gezogt, of op gepast. En hier uit ontstaat het grootlyks, dat de Muzyk onzer hedendaagsche Dichten Zangstukken dikwerf zeer gedwongen is, en dat het Vers 'er geenszins aan beantwoordt; van waar veelen dier Stukken
gevalliger op nooten dan op woorden gezongen worden. - Onder dit algemeene gebrek zyn 'er egter nu en dan eenigen ook onzer Nederlandsche Dichters gevonden, die 'er zig met opzet op toegeleid hebben, om in zodanige Stukken het Dicht- en Zangkundige gelyklyk gade te slaan; waarvan ons de Opsteller deezer Proeven thans een nieuw voorbeeld verleent. Van de vereende kragt dier twee edele fraaie Kunsten overtuigd, heeft hy eene proeve van zyn vermogen, om die beiden te zaam te verbinden, gegee-