Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 543]
| |
Verzameling van onuitgegeevene Stukken, tot opheldering der Vaderlandsche Historie, opgezogt, byeengebragt, en met eenige aanmerkingen opgehelderd, door Mr. P. Bondam, Profr. in de Rechten te Utrecht en Historieschryver van Gelderland. Vierde Deel. Te Utrecht, by B. Wild, 1781. Behalven het Voorberigt en den Inhoud, 375 bl. in gr. octavo.De in dit Deel onuitgegeeven Stukken behooren tot een zeer aanmerkelyk tydstip in onze Vaderlandsche Geschiedenissen, als gaande, in gevolge der voorigen, over de daadlyke aanftelling van den Aartshertog Matthias, tot algemeenen Landvoogd; na dat men Don Jan openlyk voor 's Lands Vyand verklaard, en hem plegtig afgezwooren had; als mede het daadlyk aanvaarden van dat Ampt, door den Aartshertog, en deszelfs benoeming van Oranje tot zynen Stedehouder. Het deswegens gebeurde, met andere voorvallen van dien tyd, zints het afloopen van de maand October 1577, tot op het einde van January 1578, ontvangt uit deeze Papieren, in verscheiden byzonderheden, een nieuw of een duidelyker licht; daar 't ons etlyke Staatshandelingen van dien tyd, onderscheidenlyk, in derzelver verband en voortgang doet zien. Daar benevens strekken deeze Stukken, in veelerleie opzigten, ten onwederspreekelyken bewyze, dat 's Lands Staaten, by de afzweering van Don Jan, geenzins bedoeld hebben, zig des Konings heerschappy te onttrekken, maar integendeel zig nog als getrouwe Onderdaanen aan hem verbonden hielden; en dat men, op een regt inzien van het voorgevallene in dien tyd en vervolgens, op goeden grond beweert, dat men Philips niet eerder, dan in 1581, van de regeering over deeze Landen kan rekenen, vervallen te zyn. Een en ander deezer Stukken gaat, volgens de meermaals gemelde inrigting van dit Werk, vergezeld van des geagten Verzamelaars ophelderende aantekeningen, die, zo ten aanzien der Stukken zelven, als ten opzigte van deeze en geene byzondere voorvallen, haare nuttigheid hebben. - Nademaal we nu reeds een en anderwerf, uit dat soort van aantekeningen, bygebragt hebben, 't geen de Heer en Mr. Bondam voorstelt, nopens de vroegere poogingen van Oranje, ter bewerking eener nadere Unie,Ga naar voetnoot(*) en 'er ons in dit Stuk weder eene | |
[pagina 544]
| |
van dien aart voorkomt, zal 't niet oneigen zyn, aan deeze alhier nog plaats te geeven. Wy doen zulks ook te eerder, daar ze ter bevestiginge dient, van 't geen zyn Ed. in zyne Redenvoering over de Unie, bl. 98 gezegd heeft, raakende zeker Voorstel van de Geldersche Gedeputeerden ter Generaliteit, betreffende het aangaan van eene nadere vereeniging onder de nabuurige Gewesten; dat ze, naamlyk, ‘dit Voorstel niet uit hun zelfs, maar op aanzetten en overreding van Vader Willem schynen gedaan te hebben.’ - By gelegenheid van 't afgeeven van een Stuk, 't welk dat Voorstel zelve behelst, deelt ons zyn Ed. desaangaande hierhet volgende mede. ‘Ik erkenne gaarn, dat zulks uit de woorden zelve van dit voorstel wel niet blykt; maar wanneer men op de omstandigheden van dien tyd, en den zamenloop van zaken, agt geeft, zal men daaraan byna niet twyfelen. Want of schoon wel de Staaten van Gelderland, op 's Princen vroeger voorstel desaangaande, geen voldoend antwoord gegeeven hadden,Ga naar voetnoot(a) liet zig egter Oranje daar door niet afschrikken, als al te wel begrypende, dat weinig nut uit eene nadere vereeniging, welke Hy als een plechtanker in tyd van nood, zo de algemeene vereeniging, gelyk hy vreesde, verzwakt mogt worden, of ten eenemaal in duigen mogt vallen, aanmerkte, zou kunnen getrokken worden, om zig tegen den Spanjaard staande te houden, zo niet Gelderland zig daarby voegde. Dat Gewest immers was als de voormuur voor Utrecht en Holland, en door deszelfs ligging wierden de Provincien van Overyssel, Vriesland, Groningen en Drenthe, afgesneden van Utrecht en Holland, om te land uit deeze twee Gewesten aan dezelven eenige hulp te kunnen toebrengen; behalven dat hy nooit meester van de Rivieren, de waare en voornaamste sterkte van deeze Landen, kon zyn, zo niet Gelderland onder dat verbond betrokken wierd. Geen wonder derhalven, dat wy, in geen der overige Gewesten, zo veele speuren en voetstappen van Oranjes poogingen, tot bereiking van dit oogmerk aantreffen, dan wel in de Staatspapieren van Gelderland, in zo verre zelfs, dat ik my thans niet herinnere, dat de Prins aan de overige Gewesten, Vriesland, Overyssel en Groningen ooit openlyk, en op zyn naam, een soortgelyk voorstel heeft laaten doen, eerder, en voor dat hy zig genoegzaam verzekerd mogt houden, dat hy in Gelderland ten deezen | |
[pagina 545]
| |
opzlgte zyn oogmerk zou kunnen bereiken. En hier toe gaven de Gelderschen hem, die alle voorvallende omstandigheden tot het bereiken van zyne oogmerken wist te doen dienen, eene schoone gelegenheid, ten zelfden tyd, dat zy zyn voorstel als nog van de hand weezen, en welke die groote en snedige geest zig ook wel ten nutte heeft weeten te maaken. Gelderland naamlyk was ten deezen tyd, [met het afloopen van 't jaar 1577,] zeer in 't naauw gebragt. Het Hoogduitsche Guarnizoen binnen Ruurmonde hield het geheele Overkwartier genoegzaam in bedwang. De Guarnizoenen binnen Deventer en Campen, welke het insgelyks met Don Jan, en zynen aanhang, hielden, dreigden de kwartieren van Zutphen en Veluwe af te loopen en te plunderen. Gelderland was niet in staat, zonder onderstand van anderen, zig aan drie kanten tegen die vyandlyke Guarnizoenen te verzetten. Overyssel had genoeg met zig zelf te doen, om het overige dier Provincie te dekken, tegen den overlast, die hun door de bezetting hunner twee Hoofdsteden aangedaan wierd, en kon dus weinig, of geen, onderstand bewyzen. Oranje had wel, op 't eerste aanzoek van 't Kwartier van Veluwe, drie Vendelen Knechten, doch op kosten van dat Kwartier, terstond uit Holland derwaarts overgezonden, om gebruikt te worden tegen de strooperyen en uitvallen van die van CampenGa naar voetnoot(b). Utrecht had ook, ten einde om 't tooneel des oorlogs van hunne grenzen, zo veel mogelyk, te verwyderen, aan Veluwe, voor den tyd van drie maanden, een onderstand van duizend gulden ter maand gegeeven. Doch deeze onderstanden waren niet bestand tot afweering van de onheilen, die hun dreigden. De voornaamste hulp moest komen van de overige Bondgenooten. Doch de Algemeene Staaten te Brussel hadden de handen vol werks, om hun Leger digt by Namen bestand te doen blyven, tegens de onderneemingen van Don Jan, en konden aan die van Gelderland geene meerder hulptroepen toezenden, dan de veertien Hohenloosche Vendelen, welke, in plaatze der Gemeene Lasten, door die van Holland thans ten dienst der Generaliteit onder anderen betaald wierden, en tot het beleg van Ruurmonde dienden. Ja zelfs, in plaats van meerder onderstand, hadden de Algemeene Staaten te dien tyd een Gezandschap naar Gelderland afgezonden, om van de Staaten van dat Gewest eene vermeer dering van lasten, ten dienste der Ge- | |
[pagina 546]
| |
neraliteit te verzoekenGa naar voetnoot(c). Doch dit verzoek der Algemeene Staaten hebben die van Gelderland, op denzelfden Landdag, waarop uit 's Prinsen naam hun 't voorstel tot eene nadere Unie met Holland, en de Nabuurige Provincien, gedaan is, van de hand gewezen, om redenen, dat de bevryding des tegenwoerdigen Criechsvolcks in en omtrent Ruurmonde liggende, by den Heren Staten Generaal, tot ontlastinge hunner Landen, als noch niet geschied was; dat daerenboven die saeck also geschapen scheen, dat dese Landen, tot uitdryving des voorsz, Criechsvolks, sich selfs souden moeten helpen, zonder naamlyk eenige verdere hulp van de Algemeene Staaten te-verwagten te hebben, waarom ook die van de Landschap verklaarden in haar vermogen niet te zyn, al zulke, of diergelyke assistentie in gelde, of obligatien, als versocht, den Algemeenen Staaten te doenGa naar voetnoot(d). Dit Antwoord nu der Gelderschen, zo ras daar van door de Afgezondenen, by hunne terugkomst binnen Brussel, verslag gedaan was ter Algemeene Staatsvergadering, kon voor Oranje niet verholen blyven. De redenen, daarby aangevoerd, scheenen hem ongetwyfeld van dat belang te zyn, om op den naastvolgenden Landdag op nieuw aldaar weder een zoortgelyk Verzoek, als hy op de voorige Vergadering uit zynen naam had laten doen, te hervatten, en hun met dezelfde redenen te overtuigen, van de noodzakelykheid van eene nadere Unie, met welke zy zelve gemeend hadden, het verzoek der Algemeene Staaten te moeten afslaan. En, om dit zyn oogmerk des te beter te bereiken, komt het my genoegzaam zeker voor, dat de Prins mondling de Geldersche Afgevaardigden ter Generaliteit, welke zig te Brussel bevonden, vertoond en in 't breede beweezen zal hebben, dat, dewyl de Algemeene Staaten alle hare contributien tot voorstant van haar eigene Provincion employeerden, of, gelyk J.v. Lier, één der Afgevaardigden, in zynen Brief aan de Regeering van Zutphen zig uitdrukt, dewyl de Algemeene Staaten het in geenerley wege raadzaam erachten, hunne sterkte te verdeelen, ende hun meer aan het Leger voor Namen, dan voor Ruurmunde, gelegen is, zy daarom uit Brussel van dezelve Staaten niet veel hulps en troosts voor hun te wag en haddenGa naar voetnoot(e); Dat zy overzulks best zouden doen sig selfs te helpen, gelyk zy | |
[pagina 547]
| |
In hun Antwoord aan de Algemeene Staaten voorzagen te zullen moeten doen; dat, om zulks te beter te weeg te brengen, in navolging van die van Braband en Vlaanderen, en andere aangrenzende Provindien, zy ook hunne Contributien, welke zy voor hun aandeel in de Algemeene Lasten reeds hadden bewilligd, of nog zouden bewilligen op te brengen, tot verdeediging van hunne eigen Provincie moesten aanleggen. Dat, om zig van den Vyand, welke hun op den hals lag, te bevryden, zy wel alleen daartoe niet in staat waren; maar dat, om zulk een oogmerk te bereiken, niets beter was, dan eene nadere vereeniging van die Nabuurige Gewesten, welke het grootste belang hadden by het behoud van Gelderland, en welke derhalven ook wel hunne contributien daartoe zouden willen employeeren, om daardoor hunne eigen Provincien dies te meerder in verzekerdheid en ruste te stellen; dat men ten dien einde onder die Provincien een gemeene Convocatie en byeenkomst moest beraamen en beleggen, om zig daar in te vergelyken tot contributie ende uitlegginge van penningen, welken men zou doen, of opbrengen, tot stuur, en bescherming van die zelve hunne Provincien, even zo, gelyk die van Braband, Vlaanderen, en andere aangrenzende Provincien, hunne Contributien, en aandeelen in de gemeene lasten, employeerden, en aanleiden, tot verdeediging van hunne eigen Gewesten, zander veel onderstand daar uit aan deeze Gewesten te doen. - En door deeze, en mogelyk andere redenen meer, komt het my voor, dat Oranje, welke reeds zedert lange een zodanige nadere vereeniging, zelfs openlyk, zonder daar door de Algemeene Unie te willen verbroken of verzwakt hebben, gedreven had, de Geldersche Afgezondenen zal overreed hebben, om dit Poinct, ter overweeging van de Staaten, weder voor te stellen; terwyl hy mogelyk zynen Broeder, Grave Jan van Nassau, welke door den Aartshertog Matthias op dien zelfden Landdag stond afgezonden te worden, om met de Staaten middelen te beraamen ter bewaring en verdediging van verscheidene steden en plaatzen van Gelderland, verder zal verzogt hebben, om by die gelegenheid in persoon dat zelfde voorstel aan de Leden dier Staatsvergadering onder de hand smakelyk te maken, en door te zetten. - Wy hebben dit gemeend eenigzins omstandiger thans te moeten betoogen, om daardoor waarschynlyker te maken, 't geen wy over dit Artikel in onze Redevoering over de Unie gezegd hebben. - Dat | |
[pagina 548]
| |
nu het Besluit, 't geen de Staaten op dit Poinct als toen genomen hebben, gelyk ook het besluit van de Regeering der Stad Zutphen, niet voldoende is geweest aan het oogmerk, met welke Oranje dit Poinct weder den Staaten op nieuws had doen voorstellen,Ga naar voetnoot(f) zal men zig niet behoeven te verwonderen, indien men gadeslaat, dat voor als nog geen Stadhouder, in Gelderland was aangesteld, welke, door zyn gezag en invloed, een zodanig ontwerp kon aandringen en doorzetten. Doch zo ras Graaf Jan, 's Prinsen Broeder, tot die waardigheid aldaar verheven is geweest, zal men hem dit ontwerp van zyn Broeder met alle mogelyke middelen, in verscheiden Stukken, welke wy in een volgend Deel hoopen mede te deelen, zien bevorderen en ondersteunen, tot dat het eindelyk Vader Willem, door behulp van deezen zynen Broeder, gelukt is, dien band van eene nadere Vereeniging toe te trekken, en dus den grondslag te leggen, waarop het gevaarte van onzen Vryen Staat, hoewel door zwaare onweersbuijen nu en dan geschokt, geduurende deeze twee Eeuwen, veilig gerust heeft. De Hemel vergunne ons genadiglyk, dat diezelfde eendragtsband, waardoor onze Vryheid en Godsdienst als toen verzekerd zyn geworden, door geen schok van binnenlandsche tweedragt van een gerukt, noch door buitenlandsch geweld verbroken moge worden; maar, onder het opzigt der Nazaaten van dien grooten Grondvester onzer vryheid, en het wyze bestuur onzer Landsvaderen, nog veele Eeuwen moge voortduuren, en voor altoos bestendig zyn!’ |
|