de kan dienen; als behelzende eene beknopte byeenzameling der voornaamste kundigheden, hier toe behoorende. Onder 't voorstellen hier van tekent onze Autheur dan telkens aan, wat de grond van Groningen en de Ommelanden, volgens zyne waarneemingen, oplevert; waarvan hy een naauwkeurig berigt geeft, dat met eene koperen Plaat vergezeld gaat, die ons etlyke Afbeeldingen van zonderlinge stukken vertoont. - Het is aanmerkelyk dat de Heer Brugmans, de inrigting van Wallerius, met betrekking tot de Steenkunde in de Noordsche Gewesten volgende, maar zeer zelden diens geleide heeft moeten
verlaaten, of zig genoodzaakt gevonden, om de door hem ontdekte soorten met eene andere benaaming te noemen; het welk in dit geval eene groote overeenkomst aanduidt. En 't is 'er, gelyk zyn Ed. zegt, ('t welk ook zyne bygebragte waarneemingen in veele opzigten uitwyzen,) inderdaad zo mede gelegen, dat de steenen, (lapides,) en steenklompen, (saca,) af, anders gezegd, de enkelvoudige en gemengde steenen, in Groningen en de Ommelanden, juist van dezelfde natuur zyn, als die, welken in de Noordsche Gewesten, byzonder in Noorwegen, Dalekarlia, Westmannia, enz., daarze natuurlyk t'huis hooren, gevonden worden; en die door de beroemde Steenkundigen Linnaeus en Wallerius keurig beschreeven zyn. - Als mede dat men in deeze Provincie die steenen niet ontmoet, welken alleen in de Zuider Gewesten natuurlyk voorkomen. - Hier benevens merkt de Heer Brugmans nog op, dat deeze steenen, zo niet allen, ten minste meerendeels, eene rondagtige gestalte hebben, welke zig niet zeldzaam als glad afgeschaafd vertoont: dat een vry natuurlyk kenmerk oplevert, van de wryving en schuuring, die zy voortyds op den grond der Zee ondergaan hebben. En dit alles loopt, vervolgt hy, te zamen, om een grooten trap van waarschynlykheid te geeven, aan de gissing, dat die steenen niet natuurlyk eigen zyn aan deeze Provincie, maar, door de Zee, uit de Noordsche Gewesten herwaards gevoerd zullen weezen. Eene verdere naspooring van dit onderwerp zal ligtlvk kunnen dienen ter voller staavinge van dat denkbeeld; 't welk des Schryvers geagte Vader, de Hoogleeraar Brugmans, voor eenigen tyd beweerd heeft, in zyne Verhandeling, de Monumentis variarum mutationum, quas Belgii Faederati solum aliquando passum fuit, ‘over de gedenktekens der veelvuldige
veranderingen, die onze Vaderlandsche grond eertyds ondergaan heeft’; welk Geschrift des Vaders, nevens dit van den Zoon, raakende dit onderwerp, wel verdiend geleezen te worden.