Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 518]
| |
Economische Liedjes, uitgegeven door E. Bekker, Wed. A. Wolfe en A. Deken. Tweede Deel. In 's Graavenhaage, by J. van Cleef, 1781. Behalven het Voorwerk 262 bladz. in gr. octavo.Vermits de eerstgemaakte Stoffen, welker deugdzaamheid wy onlangs aankondigdenGa naar voetnoot(*), een goeden aftrek gehad hebben, is het Weesgetouw aan den gang gebleeven; van waar den Kooperen thans weder nieuwe Stoffen, naar andere Patroonen, niet min keurig en fraai dan de voorigen, aangebooden worden; des dezelven de Koopers natuurlyk moeten uitlokken. Langs dien weg ontvangt men eene tweede verzameling van Economische Liedjes, welke de eerste evenaart, en dezelfde aanpryzing verdient. De toenmaalige aanmerking, nopens de al te groote lengte veeler Liedjes, zou ook nog weder, schoon 'er nu evenwel meer korter onder zyn, eenigzins plaats hebben; dan 't is onzen Noordhollandschen Dichteressen niet wel mogelyk geweest, om van die aanmerking by tyds gebruik te maaken; als blykt uit het geen zy, op den raad haarer wyze Overlieden, (men zou bykans trotsch worden op zulk een heusch compliment van verstandige Dames!) betuigen, zeggende.
't Tweede stuk was afgeweven,
't Eerste bynaar uitverkogt.
Wy deeden ons voordeel
Met hunnen raad,
(Als ook met hun oordeel,)
Was 't niet te laat.
Men kan zig nu voorts van hunne weluitgedagte raadgeeving bedienen; zo lang zingen als men lust, en het overige speelen of leezen; of ook wel dat gedeelte 'er uitkippen, 't geen meest behaagt. Voorts geeven ze nog te kennen, hoe ze niet ongenegen zyn, om zig ook hierin naar de zinlykheid das Koopers te schikken, daar ze zig desaangaande in deezer voege tot hunne Kalanten uiten.
Zo gy echter nog verlangen
Naar wat korter Liedjes hebt,
Goed, men zal ze u doen ontvangen,
Zo dra gy 'er weer van rept.
Koopers te genoegen,
In onze wensch:
Wy willen ons graag voegen,
Naar yder mensch.
Houdt gy ons dus aan het weven,
Dan zo zullen we uwen smaak,
Hoopen wy, genoegen geven,
En verbeteren met vermaak.
| |
[pagina 519]
| |
Dit zal dan verder afhangen van den algemeenen smaak der Koopers, die veelligt nog al greetig genoeg zal zyn voor eene volgende vertiering; waarvan men, dit zo zynde, wel berigt zal krygen aan 't Weefcomptoir; daar men middelerwyl, 't zy aan wat korter of aan langer Stukjes, om verschillende Kalanten te kunnen bedienen, met dezelfde oplettendheid, maar onder de hand zou mogen voortwerken. Zie hier intusschen, uit deeze tweede aflevering, nog een proefstukje, dat wy van eene welvoegelyke lengte voor een Liedje oordeelen, 't welk den naam draagt van De avond.
Weg is de dag! hoe flaauw kan men ontdekken
Het geen nog straks ons aanblonk in 't gezicht;
Hoe zagtjes volgt de scheemring op het licht:
Zo zien we allengs onze oogen 't licht onttrekken.
Zie, de avond valt, 't gewoel begeeft de straaten;
De werkman treedt zyn warme woning in;
Zeer wel te vreên met eerlyk klein gewin,
Tracht hy naar schat, noch hoogverheven staaten.
Hy 's moede en mat; hoe dangenaam is 't rusten!
Hy heeft zyn kragt niet voor 't gezin gespaart
Zie hoe hy dut in 't hoekje van den haart,
Waarvoor zich vrouw en kinderen verlusten.
De koopman, moê van cyfferen en schryven,
Speelt een Piquetje, en drinkt een glaasje wyn;
't Heertje der mode, om ook nog iets te zyn,
Knoopt Beursjes, om zyn tyd dus te verdryven.
De braave vrouw zult ge in haar kamer vinden;
Ze ontkleed een kind, dat zy in 't wiegje leidt,
Terwyl het lacht, en speelt, en streelt, en vleidt;
En zy 't vertoont aan haaren welbeminden.
Dees Vader zit, nog ouwerwets van zeden,
By vrouwtje en kind, met een boek in de hand;
Of leest voor haar een maandschrift of courant,
Terwyl zy breidt al luistrend naar zyn' reden.
De Philozoof zit eenzaam in gedagten:
Het denken is zyn' liefste bezigheid;
Als hy tot nut van 't menschdom zich bereidt,
Dan zal ik hem, dit eischt de reden, achten.
De vriend der Deugd besteedt zyn kostlyke uuren
Steeds aan iets nut, iets aangenaam, iets goed;
En daar hy dus, als mensch, zyn plicht voldoet,
Smaakt hy een vreugd, die 't leven kan verduuren.
| |
[pagina 520]
| |
De wuste knaap, vervoert door zyne lusten,
Sluipt nu reeds in het snood verblyf der schand,
Verkwist zyn goed, gezondheid en verstand:
Mogt niet te laat 't geweten hem ontrusten!
Het Juffertje zit met de naald of boeken,
Of zingt en speelt, met een' vriendin of vier,
Een Vaderlands liedje op haar fraai Clawier;
Zy hoeft haar vreugd niet buiten's huis te zoeken.
Zo wordt veelal de avond toch gesleten,
Tot dat hy wordt vervangen van den nagt.
Gelukkig hy, die t'aller tyd betracht
Het geen wordt goed gekeurt van zyn geweten.
|
|