H.K. Poot's, Gedichten. III. Deelen. Te Amsterdam, by S.J. Baalde. In Octavo.
Met een omslag van woorden hier uit te weiden in den lof der Dichtstukken van Nederlands beroemden Landman, dien de Natuur zelve, (zo ooit iemand,) tot een Dichter gevormd had, zou overbodige arbeid zyn. 's Mans verdienste is daartoe al te bekend, en zyne Dichtstukken draagen zo bestendig aller agting weg, dat ze geene verdere aanpryzing behoeven. Alleenlyk staat ons, by deeze vernieuwde afgifte, een kort woord van derzelver tegenwoordige uitgave te melden. De schaarsheid, en daaruit voort-vloeiende duurte van de weinige Exemplaaren deezer verzamelinge van poot's Gedichten, die nu en dan nog eens voor mogten komen, heeft 'er aanleiding toe gegeeven. Het bezef van het bevallige deezer stukken, in 't algemeen, en van derzelver nuttigheid in 't byzonder voor jonge Dichters, als een by uitstek waardig voorbeeld van navolging, heeft de onderneeming voortgezet. Wyders is men, om dit pronkstuk van Nederlandsche Dichtkunde tot des te minder prys algemeen te maaken, te rade geworden, deeze nieuwe uitgave, niet weder in quarte, gelyk voorheenen geschied was, maar in gewoon octave te voorschyn te doen komen. Zulks heeft, buiten de minderheid van prys, nog dit voordeel, dat deeze uitgave zig beter vlyt tot een zakboek, 't welk men op reis, of in eene wandeling, met zig kan voeren; om zig, zonder ingespannenheid, in een ledig uur, op eene leerzaame wyze te vermaaken: waartoe ook de schikking, in drie Deelen, vry wel ingerigt is; beslaande ieder stukje ongeveer vier honderd bladzyden, welker dikte niet bezwaart. Alles wat in de voorige laatste uitgave in quarto, by Boitet te Delft, geplaatst is, heeft men ook in deeze afgifte by een verzameld, zo Voorredens, Opdragten en Leevensbeschryving van den Dichter, als Lyk- en Grafdichten op zyn overlyden, die zyne byeenverzamelde Dichtstukken vergezellen; des de thans afgegeevene in alle deelen zo volledig zy als de vroegere uitgave. Voor 't
overige is 'er ten opzigte van de netheid der uitvoeringe zo veel toeverzigts gedraagen, dat de bezitters ook hieromtrent alleszins reden hebben, om ten uiterste voldaan te zyn. Men mag derhalve deeze vernieuwde uitgave met vollen regt aan allen aanpryzen, die dit Dichtwerk nog niet in hunne Dichtkundige Verzameling bezitten, of gaarne het genoegen hebben van 't zelve als een gemeenzaam Handboek te gebruiken. - Schoon 't verder, daar 's Mans Dichtstukken tog over bekend zyn, niet noodig zy 'er een staal ter proeve uit mede te deelen, kunnen we egter in deezen niet wel nalaaten, van hier nog plaats te geeven aan 's Mans verzugting tot de Eendragt, welke aldus luidt.
ô Eendragt, met wat blyken
Van lof en glori eeren wy
't Gebouw der koningkryken
En staten schoort en zegent gy,
En strekt der steden vest.