Dichtlievende Verlustigingen, van Bernardus de Bosch. Derde Deel. Te Amsterdam, by G. Warnars, 1781. Behalven de Voorreden, 321 bladz. in quarto.
Het vry algemeene lot veeler Dichteren, dat men, na hunnen dood, stukken van hunne hand aan 't daglicht brengt, welker openbaare uitgave zy afgekeurd zouden hebben, tracht de dichtkundige de Bosch, door deeze afgiste, eenigermaate af te wenden. Ten dien einde heeft hy zelf eene uitmonstering gemaakt; en, onder zyn eigen opzigt, een Bondel te voorschyn doen komen, waardoor zyne Dichtlievende Verlustigingen met een Derde Deel vermeerderd worden. Een Bondel, inderdaad, zynes waardig, die zyner vroegere Verzamelingen geen oneer aandoet, maar luister byzet. Zyne Ed. noeme deeze laatere Dichtstukken Herfstvrugten, in vergelyking met zyne weleer medegedeelde Lente- en Zomervrugten, zinspeelende op zynen toegenomen ouderdom; 't staa ons vry, zyne zinspeeling in 't oog houdende, te zeggen; dat ze daarom niet minder de vereischte rypheid hebben, en op den duur goed zyn; zo dat ze tot eer van den vrugtdraagenden Boom, die, gelyk meermaals geschiedt, hoe ouder hoe lekkerer ooft draagt, tot eene bestendige eer strekken. Kundige en keurige Leezers zullen dit, op het doorbladeren deezer Verlustigingen, met vermaak ondervinden; 't zy ze door 's Mans Stichtelyke Gedichten opgewekt worden, of zich door zyne Tafereelen getroffen voelen; 't zy ze hunnen geest laaten weiden in de Mengeldichten,