Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 295]
| |
Het Bloemperk d'allergewigtigste lotgevallen; inhoudende de byzonderste Historien, die een tydmerk aen elke Eeuw gegeeven hebben, als noch, eenige bowysredens over de uytmuntende Zedetugt. onfaelbaere Wetstukken, Verheventheyd en Onsterftykheyd der Ziel. In rym en onrym. Door J. de Wolf, 1780. In octavo 134 bladz.
| |
[pagina 296]
| |
Schoon 't heeft steen vermengelingen
'k Zie 't noch malsche vruchten brengen,
Schoon veel slyk het kruyd bedekt,
Waaruyt dat men biezen trekt.
Al de vremde kruideryen;
Die God u wild open spreyen,
Zullen 't zwanger vee noyt zyn
Tot benadeel of tot pyn.
All' de schaepen der gebuuren,
Die zomwyl een plaag bezuuren,
Zullen noyt aen uwen stal
Brengen brandig ongeval
Gy en hebt hier niet te schroomen
Onder 't lommer van de boomen
Gy hebt hier een' koele leyd',
Aen de Goden toegeweid;
G' hebt hier beekjes en fontynen,
Niet bekommerd 't hert door pynen;
'T is al vreugd dat 't land geriefd
En uw bly gezicht verliefd.
G' hebt hier op de bloemen-haegen
Biën, die op honing jaegen,
Die met ruysch geklank alom
Plukken d'honing uyt de blom.
Wat een' vreugd word 'U geschonken;
G' hoord veel vleugel-dierkens ronken;
G' hebt hier een malsch jeugdig kruyd,
Dat tot uyt de bergen spruyt;
G' hoord by den avond 't roukoeloeren
Uyt de wilde duyven voeren,
Of een' zuchtig tortelduyf
Onder blaeren van de druyf;
G' hebt hier muskadelle ranken,
Tot het zap der Goden dranken,
'T is al dat het hert behaegd;
Niet en is 'er dat U plaegd.
|
|