Reeds zedert eenigen tyd had de schrandere Hoogleeraar beproefd de natuur ook in dit Stuk na te bootsen, en de Schouder in onderscheiden Lichaamen ontwricht; in dien ontwrichten staat ontleed, en aan het oplettend oog zyner Toehoorders vertoond, met oogmerk om hen van de standverandering des Beenkops van het opper Armbeen, zo wel, als van de verandering, die de omliggende deelen, by eene zodanige verplaatsing, noodzaakelyk moeten ondergaan, duidelyke begrippen by te brengen. (Eene manier, die ter navolging, ook in andere zoortgelyke gevallen, verdient aangepreezen te worden.) Eene gunstige gelegenheid, die zig opdeed, in het Lyk eens Grysaarts, wiens Schouder-ontwrichting, voor vier jaaren gebeurd, de natuur zelve te raadpleegen, en het denkbeeld, 't welk zig de Hoogleeraar van den toestand des ontwrichten Schouderblads gevormd had, door de natuur zelve bevestigd te zien, heeft hem doen besluiten daarvan eene nauwkeurige Beschryving, ter opheldering van het een en ander, aan de geleerde Wereld mede te deelen. - Deeze Verhandeling is in drie Lessen afgedeeld: In de eerste Les, vind de Leezer eene Beschryving der Schouder-geleding, en van de uitwendige kentekenen der ontwrichting. In de tweede Les, geeft ons de Autheur een volledig denkbeeld van de waare verplaatsing van het Armbeens-hoofd: zynde namentlyk het ontwrichte hoofd niet alleen onder de groote Borstspier, nog in het eigentlyke okselhol, maar tegen het Schouderblad aan, en onder de Onder-schouderblads-spier, geplaatst. De derde Les handelt over de ontaarding van het gewricht.
De Hoogleeraar trekt eindelyk, uit de Beschouwing van dit alles, eenige nuttige gevolgen voor de beste Heelwyze. ‘Indien het waar is, (zegt hy,) gelyk men dit voor zeker houd, dat 'er by alle herstellingen zulk eene meer of mindere schok geschied, of een geknap word waargenomen; en dat dit niet wel anders kan veroorzaakt worden, dan daardoor, dat de verplaatste Beenknop, naar de geledingsvlakte, door rekking voorwaards gebragt, van onderen over den kant deezer beenvlakte heen glipt, en dus wederom in het lid schiet, zo moet voorzeker volgen, dat, indien men, by deeze voorwaartsbrenging van het Armbeens-hoofd, hetzelve iets van dien beneden-rand nederwaards kan verwyderen, hierdoor de herstelling moet bevorderd worden.’
Aan het slot van deeze Verhandeling brengt de Hoogleeraar nog twee waarneemingen by, van ontwrichte Schoude-