Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781

Het recht gebruik van de Leer van Christus en van het Godsdienstige Gezang, voorgesteld in eene Leerrede over Kol. III. 16. Door J.H. Fortmeyer, Leeraar in de Euangelisch-Luthersche Gemeente te Utrecht. Te Utrecht, by R. de Meyere, 1780. In groot octavo, 77 bladz.

Ene tweeledige plechtigheid gaf aenleiding tot deze Leerreden. Op den eigensten dag dat de Gemeente de 250 jarige gedachtenis van de overgave der Augsburgsche Geloofsbelydenisse vierde, maekte men tevens een aenvang van het gebruik ener verbeterde beryminge der Godsdienstige Gezangen. Ter beantwoordinge aen 't een en 't ander, verkoos de Eerwaerde Fortmeyer zeer eigen ten tekste zyner Redenvoeringe, des Apostels woorden, Col. III. 16, het eerste gedeelte, Laet het woord van Christus ryklyk onder u woonen, in alle wysheid, was zeer geschikt, om by die gelegenheid te toonen, ‘hoe men zich van deze vermaninge met groot voordeel bij de hervorming van den

[p. 263]

Godsdienst bediende, en hoe wij ons, om deze voordeelen altoos te genieten, naar dit voorschrift moeten gedragen.’ En even gepast diende het laetste lid, Leert en vermaent uzelven met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, en zingt den Heere in uw harte, om der Gemeente, in die omstandigheden, ‘tot het rechte gebruik van het Godsdienstig gezang op te wekken.’ - Zyn Eerwaerde behandelt beide deze onderwerpen, zo ten aenzien van de tydsomstandigheid, als ten opzichte van het betrachtelyke, waer toe dezelven de Gemeente behooren op te leiden, op ene geschied- en oordeelkundige wyze, met dien onderrichtenden aendrang, dat zyne Leerreden hem ter eere strekke.