Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTraité des Loix Politiques des Romains, du temps de la Republique, par Mr. De Pilati de Tassulo. 2 Tomes. A la Haye, chez J. Munnikhuizen et C. Plaat, 1780. In octavo, pp. 735.De Heer Pilati levert ons in deeze bladen, eene reeks van aaneengeschakelde geschied- en oordeelkundige aanmerkingen, over de Staatkundige Wetten der Romeinen, geduurende den tyd van hun Gemeenebest, geschikt ten beteren verstande veeler byzondere geschiedenissen en voorvallen van dat beroemde Volk. Hy vangt ten dien einde aan, met eene naspooring van derzelver oorsprong; doorloopt de veranderingen, welke de Wetgeevende magt van tyd tot tyd onderging, met aanduiding der gevolgen, die zulks met zig sleepte; ontvouwt de staatkunde van den Romeinschen Raad, en de daaruit voortvloeiende of daarmede gepaard gaande schikkingen, zo binnen als buitenslands; ten aanzien van 't Roomsche Volk zelve, en van de Wingewesten in en buiten Italie, mitsgaders van de met dat Gemeenebest verbonden Volken. Verder slaat hy 't oog op de inkomsten van het Gemeenebest, en gaat voorts na, de magt zo der gewoone als der buitengewoone Overheidspersoonen. Dit leidt hem wyders ter overweeginge der magt van te vonnissen, zo in 't burgerlyke als in 't lyfstraflyke, en dus ter ontvouwinge van het Burgerlyke en Lyfstraflyke Regt der Romeinen; by welke gelegenheid hy ook eenige aanmerkingen voordraagt over den invloed, dien de strafwetten op de zeden en het lot van 't Gemeenebest gehad hebben. Na hier aan gehegt te hebben een verslag van de Vonnisvellende magt, in de Wingewesten, bepaalt hy zig, wel inzonderheid met betrekking tot de zeden der Natie, ter beschouwinge van de Wetten, raakende het Huwelyk, de Vaderlyke magt en de opvoeding der Jeugd. Daarby voegt onze Autheur nog eene overweeging van het Chararcter der Romeinen, benevens deszelfs invloed op hunne Wetten; en ten laatste van hunnen Godsdienst, als geheelen al ondergeschikt aan het Staatkundige. | |
[pagina 233]
| |
Uit alles, wat de Heer Pilati nopens de opgemelde byzonderheden aanmerkt, is blykbaar, dat hy in geenen deele behoort onder dezulken, die de Romeinen, dikwils uit eene blinde hoogagting, gemeenlyk aan de gunstigste zyde beschouwen; veeleer helt hy meerendeels over naar de tegengestelde zyde. Ter dier oorzaake wykt hy ook dikwils van den gewoonen weg; dat veelen ligtlyk zal mishaagen; doch, gemerkt zyn Ed. zulks niet doet, dan met het aanvoeren van bewysstukken, die hy veelal met een welwikkend oordeel aandringt, zo maakt zulks zyn Geschrift voor onpartydige Leezers des te merkwaardiger; dewyl het daardoor te meerder aanleiding geeft tot een nader onderzoek. - Zie hier, ter proeve, eenigen van 's Mans bedenkingen over het invoeren van de Wet der twaalf tafelen, en 't gedrag der Patricien of Raadsheerlyken, ten nadeele der Plebejen of Volkelingen, in dit opzigt. Met de oprigting der Albaansche Volkplantinge had Romulus, gelyk onze Autheur vooraf aanmerkt, geene gelegenheid tot het maaken van vastgestelde Burgerwetten, dat voor het Gemeen van zeer nadeelige gevolgen was. Dit ongeval, zegt hy, zogt Romulus af te wenden, door het invoeren van 't Patrocinium, of het Beschermregt, ongetwyfeld reeds in Alba in gebruik. Uit kragt hier van mogten de Volkelingen zich, uit de Raadsheerlyken, een Patroon of Voorspraak verkiezen; die geschikt was, om hen als Clienten te beschermen, tegen het misbruik dat de Grooten zomtyds, ter onderdrukkinge van 't Gemeen, van hun gezag maaktenGa naar voetnoot(*). Wederzydsche verpligtingen verbonden deeze Patroonen en Clienten aan elkanderen; doch eerlang gaf die inrigting den Raadsheerlyken dermaate de overhand over de Volkelingen, dat de schikking, die hun scheen te begunstigen, ter hunner onderdrukkinge strekte. De Raadsheerlyken, die overhand willende behouden, hebben waarschynlyk het maaken van Burgerwetten verhinderd; tot dat Servius Tullius, hen minder dan de voorige Vorsten ontziende, dezelven stand deed grypen. Maar zulks was van geen duur, dewyl Tarquinius Superbus, op het vermoorden van dien Vorst, ten Throon gesteegen, dezelven weder vernietigde, en den Raadsheerlyken in de hand werkte. Toen kort hier op de Koninglyke waardigheid afgeschaft, en de Gemeenebest-regeering ingevoerd wierd, wisten de Raadsheerlyken wel dra, terwyl ze alles | |
[pagina 234]
| |
voor 't Gemeen verborgen hielden, een heimelyk Burgerregt te vormen, waarvan ze zig naar hun welgevallen bedienden. Dan dit misbruik liep, na verloop van eenigen tyd, te sterk in 't oog om stand te kunnen houden. Zulks deed de Tribuni plebis of de Gemeensmannen der VolkelingenGa naar voetnoot(*) raadpleegen, hoe het zelve te keer te gaan; zy deeden eerlang een voorslag om tien Mannen, deels uit de Raadsheerlyken, deels uit de Volkelingen, te verkiezen, en deezen te gelasten een Wetboek op te stellen. Maar de Raadsheerlyken wisten deezen voorslag, geduurende eenige jaaren, te verydelen; en toen ze eindelyk zig genooddwangd vonden toe te geeven, bewerkten zy egter nog de zaak indiervoege, dat het opstellen van dat Wetboek alleen in hunne handen viel. 'Er werden des Tien Mannen uit de Raadsheerlyken verkoozen; en deeze stelden het Romeinsche Wetboek op, zedert bekend onder den naam van de Wetten der Twaalf Tafelen, om dat ze op twaalf koperen Tafelen ingesneeden warenGa naar voetnoot(†). De Heer Pilati oordeelt gansch niet gunstig over deeze Wetten; als die in verscheiden opzigten toonen, door welken geest van heerschzugt, dwingelandy, ongevoeligheid en eigenbelang derzelver Opstellers gedreeven werden: van waar ook de Romeinen, in laater tyd, de aadeelige uitwerkzels ondervindende, die Wetten ten deele vernietigd, en ten deele hervormd, hebben. - Zyn Ed. dit, ten aanzien van eenigen deezer Wetten, uitvoerig getoond hebbende, merkt verder aan, dat de ongevallen, door die Wetten veroorzaakt, byna als niets te agten zyn, in vergelyking van het kwaad, door de schurkeryen der Regtsgeleerden en de onregtvaardigheid der Overheden, vervolgens te wege gebragt. Onze Autheur laat zig hier over breeder uit; doch 't zy voor ons genoeg desaengaende te melden, dat de Raadsheerlyken de zaaken des Regts zo ingewikkeld wisten te maaken, dat de Volkelingen daaromtrent niets konden uitvoeren zonder hunlieder behulp; waardoor zy, schoon 'er nu Burgerwetten waren, nog even diezelfde overhand behielden. - Gemerkt 'er intusschen nog heden Regtsgeleerden gevonden worden, die voor dit gedrag der Raads- | |
[pagina 235]
| |
heerlyken pleiten, zo laat zyn Ed. zig voorts aldus hooren. Eenige jammerhartige Regtsgeleerden onzer dagen beweeren, dat de Raadsheerlyken in dit alles, ter goeder trouwe, handelden, en met een oprecht oogmerk niets anders, dan het algemeene best, bedoelden. Zy weeten dan desaangaande meer, dan de Regtsgeleerde Pomponius zelve, die ons zegtGa naar voetnoot(*), dat zy 't gedaan hebben om het Volk te beletten, dat zy hunne eigene zaaken, zonder hunne hulp, konden uitvoeren: dan CiceroGa naar voetnoot(†), die, in spyt van den Regtsgeleerden Sulpitius, staande hield, dat dit alles niet dan bedrog en guitery was; dan alle de Geschiedschryvers, die getuigen dat de Raadsheerlyken, enkel door eigenbelang en heerschzugt gedreeven, die strikken uitgedagt hebben. Hoe durft men 't onderstaan, eene uitvinding te verdeedigen, die de wetten aan een ydel speelen met woorden onderwerpt; die het geheele Volk doet afhangen van menschen van een zekeren rang, welken zig alleen het gebruik en de kennis dier woorden aanmatigen: die de kennis der Wetten voor dat Volk nutloos maaken; die deszelfs vryheid dermaate knellen, dat ze voor kragteloos hebben te houden alles, wat slegts naar de Wetten uitgevoerd is; die, eindelyk, elk een, wil hy zelfs de minste zaak de vereischte wettigheid doen erlangen, verbinden om zyne zaak te vertrouwen in de handen van één dier dwingelanden, welken zig opgeworpen hebben tot uitsluitende bezitters van geheimen, die de plaats der Wetten bekleeden? Daarenboven, zo de Raadsheerlyken in dat alles geene andere dan goede oogmerken hadden, waarom hebben zy zig dan zo lang, en zo hardnekkig, in de bresse gesteld, om het vaststellen van Burgerwetten in Rome te weeren; en wel zorge te draagen, dat het Regt altoos door Mannen van hunnen Rang geoefend zou worden? Waarom hebben zy dan, na de invoering der vastgestelde Wetten, met zo veel omzigtigheid geheim gehouden, de formaliteiten en de plegtigheden, met welken zy die Wetten omwonden hebben? Waarom stonden ze niet toe, dat die formaliteiten zo openlyk bekend gemaakt werden als de Wetten? Waarom, eindelyk, hebben ze dan hunne toevlugt genomen, tot het uitvinden van nieuwe geheimen, toen Flavius de voorigen openlyk gemeen gemaakt had? | |
[pagina 236]
| |
Deeze Flavius was de Griffier van Appius Claudius Caecus, één der eerste Raadsheerlyken. Uit hoofde van dit ampt waren hem de boeken en schriften van zynen Meester toevertrouwd; en hy kon dus die stukken overschryven, welken de formaliteiten behelsden. Zulks verwekte in hem eene zugt om ze gemeen te maaken, in 't jaar 449 na Romes bouwing; en dus ongeveer honderd veertig jaaren na derzelver uitvinding. Het Volk was daar over zo wel voldaan, dat het Flavius, die toen nog maar een slaaf was, niet alleen vry maakte, maar ook tot de waardigdigheid van het Wykmeesters-bewind verhiefGa naar voetnoot(*). In die omstandigheden nu lieten de Raadsheerlyken geen oogenblik te leur gaan; ze waren terstond bedagt op het uitvinden van nieuwe formaliteiten en nieuwe plegtigheden. Zy, die, volgens onze verstandige hedendaagsche Regtsgeleerden, in dit alles geene dan goede oogmerken hadden, tragtten met alle zorgvuldigheid voor te komen, dat deeze nieuwe vond niet aan dat zelfde lot onderhevig mogte zyn: ze vermomden denzelven, ten dien einde, onder tekenmerken, welken zy opzetlyk daartoe uitdagtenGa naar voetnoot(†). Doch, na verloop van omtrent honderd jaaren, wisten de Volkelingen 't zo ver te brengen, dat de Raadsheerlyken hunne toestemming moesten geeven, aan den voorslag, om de waardigheid van Opper-Priester, zo wel voor lieden van den eenen als van den anderen Rang, gelyklyk gemeen te maaken. Hierdoor verkreeg Tiberius Coruncanius, een Volkeling, voorts de Opperpriesterlyke waardigheid. En deeze openbaarde eerlang alle de geheimen; zig verledigende, om openlyk, voor alle de geenen die hem hooren wilden, lessen in de Regten te geevenGa naar voetnoot(§): ook bragt Sextus AElius Catus, omtrent vyftig jaaren laater, geheel en al aan den dag, de bovenaangeduide tekenmerken, en verder alle de overige snoode verborgenheden van de sieltery der RaadsheerlykenGa naar voetnoot(*). Zints dien tyd werd de kennis der Regten, gelyk onze Autheur vervolgt, algemeen; dan men was reeds dermaate gewoon aan de formaliteiten in Regten, dat ze egter stand | |
[pagina 237]
| |
hielden, en eer toe dan af namen: waar uit, zo als hy met voorbeelden doet zien, ontstond, dat de Romeinsche Regtsgeleerdheid eene weetenschap werd, die geheel vervreemd was van alle geregtigheid en billykheid; bestaande uit eene speeling met woorden on formaliteiten, die dezelve tot eene ongerymde en willekeurige kunst maakteGa naar voetnoot(‡). |
|