Genees- en Heelkundige Verhandeling over eene verbazende Beenverteering, welke voornamenlyk het Bekkeneel aangedaan heeft, en door de Natuur en de Konst gelukkig hersteld is. Door Adriaan van Solingen, uit het Latyn vertaald. Te Utrecht, by A. van Paddenburg en J.M. van Vloten, 1780. In gr. 8vo, 65 bl.
De Autheur heeft den Heelmeesteren geenen geringen dienst gedaan, deeze Verhandeling, die oorsprongelyk door hem in het Latyn is geschreven, ook in een Nederduitsch Gewaad in het licht te geeven. - Dezelve bevat eene waarneeming van eene verregaande Beenverteering, die, wegens de oorzaaken, verschynselen, en geneezing, de oplettenheid der Geneesheeren en Heelmeesteren dubbel waardig is. - Naa dat de Schryver in het eerste Hoofdstuk een geschiedkundig verhaal der Ziekte gegeeven heeft, zo gaat hy in het tweede Hoofdstuk over, tot de kentekens der Ziekte; deeze, zegt de Schryver, schynen te veronderstellen, als of 'er een Venerisch, Scorbutisch, Scrophuleus, of diergelyk gift, aanwezig geweest is, waaruit zulk eene hevige Beenverteering was voortgekomen. - Hy gaat dierhalven alle deeze oorzaaken door, en toont zo wel uit het beloop der Ziekte als uit de gewoone uitwerkinge der genoemde Giften, dat geene derzelven in dit geval heeft plaats kunnen hebben. - Het gevoelen van den Autheur over de waarschynlyke oorzaaken, ('t welk hy in 't derde Hoofdstuk voordraagt,) komt hoofdzaakelyk hierop uit: - dat namentlyk eene langzaame ontaarting der vogten, (voortkomende uit de individuelle gesteldheid der Lyderesse,) de trapswyze verergerende Beenverteering veroorzaakt, en dat eene belette uitwaasseming daartoe de eerste aanleiding gegeeven heeft. - Wy laaten het voor den Leezer over, om de Bewyzen voor het eene en andere nader door te denken.