| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
De Charakterkunde van den Bybel door A.H. Niemeijer, Leeraar der Wysbegeerte en der fraaije Letteren op de Hooge School te Halle. Uit het Hoogduitsch vertaald. Derde Deels, Eerste Stuk. Te Amsteldam, by J. Dóll, 1780. Behalven de Voorrede, 305 bladz. in gr. octavo.
Het character van Samuel, dat van Saul, en dat van David, zo ver het uit de geschiedenis van zyn leven opgemaekt kan worden, (blyvende de verdere beschouwing tot een volgend Stuk uitgesteld,) zyn in dit Stuk de voorwerpen der naspooringen van den scherpzichtigen Niemeijer. In de ontvouwing dezer Characters gaet hy op de eigenste wyze voort, als hy dit zyn Geschrift aengevangen heeft; waervan wy reeds een en anderwerf voldoende proeven gegeven hebben, om te toonen, dat 's Mans bedenkingen over de voornaemste Bybelsche persoonen de opmerking van onbevooroordeelde Leezers vorderen. Voor tegenwoordig zullen wy hierop niet byzonder staen blyven, maer ons bepalen tot een bericht van den inhoud eener Zamensprake aen 't hoofd van dit Geschrift geplaetst, behelzende een onderzoek, of de beoefening der Characterkunde van de Bybelsche Geschiedenis voor de stichting van den Bybellezer nadeelig zy? - Dit denkbeeld schynt by velen wortel te schieten, en de Autheur oordeelt het des der moeite wel waerdig zodanige gedachten te keer te gaen; 't welk hy niet ten onrechte geoordeeld heeft, best te kunnen doen, by manier van eene Zamenspraek, als de geschiktste wyze, om deze en gene twyfelingen te beantwoorden.
Krito staet toe, dat geoefende Christenen enige nuttigheid uit dit slach van navorschingen kunnen trekken; maer hy vreest, dat de stichting van een gemeen Christen, in stede van 'er door bevoordeeld te worden, 'er nadeel door lyde; en dat het vele Leeraers, in 't behandelen der geschiedenissen des Ouden testamentes, zal belemmeren. Philemon is daerentegen van oordeel, dat ook dezen 'er ze- | |
| |
kerlyk by winnen: alles wat ze, op een behoorlyk onderzoek, in gegronde overtuiging, verliezen is Dwaling, en 't geen ze in derzelver placts krygen is Waerheid; dat altoos, al schatte men zelfs de ontdekking niet zeer hoog, ene wezenlyke Winst is. Krito wil dit ook geenszins versmaden; hy is ver van voor de onverschilligheid te pleiten; maer men kan, zyns oordeels, zommige waerheden onvoorzichtig gemeen maken; 'er zyn kundigheden, die van nut zyn voor menschen van doorzicht, maer niet voor den gemenen Lezer, die meer stichting vind in 't algemeen aengenomen gevoelen. En dit heeft, gelyk hy Philemon onder 't oog tracht te brengen, al dikwils plaets in deze characterkundige ouderzoekingen. Dan hiertegen stelt Philemon, (terwyl hy de vereischte voorzichtigheid, met toestemming van Krito, binnen hare palen brengt,) het opkomen van tegenwerpingen, welken den gemenen Lezer zwarigheid baren, en die den grondslag tot ongeloof leggen; waer tegen hy niet behoed kan worden, dan door hem op den weg der waerheid te brengen. - Desniettegenstaende dringt Krito 'er op aen, dat de stichting, die men voorheen in verscheiden Bybelsche Geschiedenissen vond, nu, door deze manier van verklaren, verlooren raekt. Zulks geeft Philemon aenleiding om bepaelder over de gronden van stichting te spreken; en Krito wel byzonder te doen opmerken, dat men de zaken behoort te beschouwen zo als ze inderdaed
zyn; en dat de stichting zich alleen op waerheid moet gronden. - ‘Zo 't dan, (zegt hy hier op,) waar is, dat ik de genoemde characters, volgens ziel zede en charakterkundige grondbeginselen recht bepaald heb, dan kan de vraag, of de stichting daar door benadeeld wordt,’ (terwyl toch, gelyk hy voorheen opgemerkt heeft, al het goede, door de characterkunde, niet uit den Bybel weggenomen word,) ‘naauwlyks meer in aanmerking komen; zelfs dan niet, wanneer men vroome Christenen, in de plaats van dat geene, 't welk men hen ontneemen moet, niet zoude kunnen wedergeeven. Maar dit is hier in 't geheel het geval niet. Ik beweer, dat zy 'er by winnen.’
Op dit voorstel is Krito zeer begeerig om te hooren, wat zy 'er by winnen; en Philemon stelt hem eerst in 't algemeen voor, dat de Characterkunde, terwyl ze aen vele byzondere Bybelplaetzen de gemeende stof tot stichting ontneemt; ook het aenstootlyke voor 't ongeloof wegneemt; dat ook den geloovigen nuttig is; die 'er tevens door opge- | |
| |
leid worden, om den aert en voortreslykheid van 't Bybelsch onderwys beter te leeren kennen, en dus hooger te waerdeeren. Verder toont hy aen, dat de Characterkunde ook in andere opzichten hare nuttigheid heest.
‘Ik zal, (vervolgt hy deswegens,) nog gewigtiger voordeelen opgeeven, welke my ten minsten het gewaande verlies van het leerryke en stichtelyke op de volmaaktste wyze schynen te vergoeden. Wanneer veele daaden, door de charakterkundige waarneeming veel van haare waardy verliezen, wanneer deugden veellicht zelfs souten worden, houden zy zekerlyk daardoor op navolging te verdienen; maar houden zy dan hierom ook op, leerryk te zyn? Is eene waarschouwing ook geene leer? Is de gedachte: “ook andere groote mannen hadden gebreken, zy vielen en stonden weder op,” geen troost? De stichting ontvangt derhalven slechts eene nieuwe bepaaling; zy valt niet geheellyk weg. De onoprechtheid van Abraham kan dan, als zy met het kwaade gevolg vergeléken wordt, zeer tot eene waarschouwing dienen; het voorbeeld van Jacob, by zyne vrees voor Ezau, toont, hoe veel nadeel men zich toebrengt, wanneer men niet altyd voor de vuist handelt. Uit de geschiedenis van Rachab kan de strenge Rechter leeren, dat een mensch by groove fouten zeer veel goeds bezitten kan, en nooit op eene onbarmhartige wyze behoorde verworpen te worden. Simson is een treffend schildery, hoe gevaarlyk de verwysdheid voor mannen is, die veele groote dingen zouden kunnen verrichten; en ô hoe veel kan men eindelyk niet uit ieder byzonder stuk van Davids geschiedenis leeren! Hoe veel omzichtigheid by de bekooringen der zinlykheid; hoe veel vettrouwen op God, die zo langmoedig en genadig is; hoe veel dankbaarheid jegens hem, die ons een nog veel klaarder licht dan den ouden Israëlieten ontstooken heeft, niet alleen met opzicht tot de verbeterde denkbeelden wegens Hem, maar ook met opzicht tot de kennis van onze plichten. Dit zyn slechts eenige voorbeelden; met hoe veele zou ik dezelven nog kunnen vermeerderen? Ik ben
verzekerd, dat hy, die met het oog van een waar onderzoeker der menschen, zelfs de misslagen en gedeeltelyk de openbaare misdryven, welke in de geschiedenis des Bybels opgetekend zyn, naspoort, van dit beoesenend onderzoek met meer geduld, meer verdraagzaamheid, meer menschlievendheid zal wederkeren. Want zo zeker het is, dat de meeste deugden by eene strenge beproeving
| |
| |
verliezen, zo zeker is het ook dat de meeste ondeugden, door eene naauwkeurige naspooring van haaren oorsprong, winnen.
Buiten dit is de Characterkunde ook in zulke plaatsen leerryk, of, zo gy liever wilt, stichtelyk, waarin men dit gemeenlyk of in 't geheel niet, of althans niet genoeg, heeft opgemerkt. Indien zy derhalven ook den Bybelleezer veele hem eertyds aangenaame maar onwaare gedachren, en den Leeraar der Christenen veel stof tot stichtelyke aanmerkingen over deeze of geene geschiedenis mogt ontneemen, - geeft zy misschien niet tienmaalen zo veel weder in de plaats? Zy vergenoegt zich niet met de gewoone en zeer onvoldoende verdeeling der menschen in goeden en kwaaden; zy toont alle schakeeringen van deugd en ondeugd, alle de bepaalingen van derzelver volmaaktheid in verschillende characters; zy maakt ons hier door oplettende op de hulp- en behoedmiddelen, welke in elk byzonder geval de onseilbaarste zyn, en ontdekt in de eenvoudigste geschiedenis eene menigte van leerstellingen, welke men 'er nooit in verwacht zoude hebben. Denk aan eenen Abraham, - aan Eliëser, - aan Jakob in zynen ouderdom, - aan Joseph, - aan Moses, - aan Samuël, - aan David, - aan Jonathan, - aan Salomo in het beste gedeelte van zyn leven. Alle deezen zyn mannen, die door vroomheid en deugd hoogachting verdienen; maar ieder van hen is van een ander onderscheiden; in elk hunner is zelfs de vroomheid, zelfs de deugd iets anders; zy is op eene zeer verschillende wyze bepaald, door den tyd, door de vorderingen van het menschdom, door gewoonten des volks, door denkbeelden en vooroordeelen. Als zodanig vertoont ze u de Charakterkunde, althans dit moet haare bedoeling weezen. Ook hier ontdekt zy u volmaaktheden, waar gy die in 't geheel niet verwachtte. Een Koning van Gerar, Abimelech, - hoe edel is niet zyn Character! Esau is niet ten eenemaal de slechte man, gelyk men hem altyd voorstelt; by Juda, Jasephs broeder, vindt gy grootheid van ziel; by Jephta veel, hoewel kwaalyk begreepen, Godsdienstyver; welk een bevallig gezelschap van goede menschen vinden wy in de geschiedenis van Ruth! hoe achtenswaardig is Joab in veele opzichten! Gelukkig land, waar in veele Machirs, veele Barsillais zyn! - Wanneer de geschiedenis van den Bybel op deeze wyze niet leerryker wordt, dan door de toepassing van ons geheel leerstelsel van de zedekunde
| |
| |
op alle gebeurtenissen, welke zy verhaalt, heb ik geen woord meer in te brengen.’
Krito is hier over zeer wel voldaen; dan 'er blyft hem echter nog éne tegenbedenking over. ‘Alles, zegt hy, toegestaan zynde, zou het 'er op aankomen, of men een gemeen Christen deeze manier van waare voorstelling van den Bybel en deszelfs geschiedenis, hoe waar ook op zich zelven, bevattelyk zou kunnen maaken, daar het byna niet mogelyk is, om veele geleerden daarvan te overrtuigen. En van even zo veel aanbelang is het daarmede verknochte onderzoek: of het wel raadzaam is, hen met zekere stellingen der praktikaale Zielkunde, die zeer aan het misbruik blootgesteld is, bekend te maaken.’ - Philemon beantwoord deze bedenking onderscheidenlyk; doch wy moeten, (om dit Artykel niet te uitvoerig te maaken,) den Lezer, in dit opzicht, tot het Werk zelve wyzen. Genoeg zy het te zeggen, dat Philemon een behoorelyk onderscheid maekt tusschen dat gedeelte der Characterkunde, waertoe geleerdheid vereischt word; en dat het welk grootlyks steunt op waernemingen en ondervindingen van het gemene leven: als mede dat hy hier toe van boekwame Leeraers vordert, dat ze, met behoedzaemheid, de vatbaerheid en de behoeften hunner Toehoorderen vooral gade slaende, de Characterkunde behandelen. - Het deswegens gezegde word eindelyk, op het verzoek van Krito, nog nader opgehelderd, door een uitvoerig voorstel van 't geen Philemon zou voorschryven aen een tochoorder of lezer, die, by anderen, van zyn onderwys gebruik zou willen maken. |
|