Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 169]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Het leven van den grootsten en besten aller menschen Jesus; door J.J. Hesz. Bedienaar des Godlyken Woords te Zurich. Vertaald, volgens den derden Hoogduitschen druk. Derde Deel. Te Haarlem by J. Bosch 1780. Behalven het Voorwerk, 432 bladz. in gr. octavo.Hiermede loopt dit leerzame Werk van den Eerwaerden Hesz ten einde, als brengende de Levensbeschryving van onzen Heilland, tot op deszelfs laetste verschyning aen zyne Discipelen en Hemelvaert. Met den aenvang van 't laetste tydperk levert ons zyn Eerwaerde, by manier van Voorrede, nog ene welgepaste, en met oordeel uitgevoerde Verhandeling, over het lezen der Euangelien; strekkende, om te toonen, hoe men dezelven met de meeste vrucht, ter versterkinge in Geloof en Hoop, en ter aenspooringe tot enen, daer mede overeenkomenden, Godsdienstigen wandel, aendachtig kan lezen, en beoefenen. Voorts zyn 'er ten slot, als Bylagen, nog aen gehecht, enige, uit de oudste, meer of min rechte Schriften der Vaderen, getrokkene leeringen van den Here Jesus, en tot de Euangelische Geschiedenisse dienstige Anecdoten: welker beoordeelinge, hoe ver ze al of niet aennemenswaerdig zyn, onze Schryver aen den Lezer overlaet. - Zie hier, om uit dit gedeelte, (daer 't, na 't geen wy reeds een en anderwerf van de nuttige uitvoering van dit Werk gezegd hebben, niet noodig zy hierop staen te blyven,) nog iets byzonders, dat aller opmerking verdient, by te brengen, ene beknopte schets der Euangelische Geschiedenisse, welke ons toont, hoe de lotgevallen van Jesus, in derzelver begin, voortgang en einde beschouwd, ons het Godlyke Koningryk, in deszelfs ware geaertheid en bestaen, voorstellen. Dit brengt ons de Eerwaerde Hesz, in zyne opgemelde Voorreden, indezervoege nadruklyk onder 't oog. ‘Een, Persoon, waarvan aan de Israëlitische Natie sedert lang de grootste beloften waren gedaan, koomt op de Wereld. Hy wordt reeds voor Zyne geboorte als die | |
[pagina 170]
| |
groote Koning, wiens heerschappy géén einde neemen zou, verkoudigd. - Hoe nu? Hoedanig een Koning zal Jezus van Nazareth worden? Is het oogmerk van God met Hem, om aan de Israëlitische Natie eenen Erfgenaam van Davids Throon te geeven, die haar van het juk der Romeinen bevreide? - Of zal misschien deeze heerschappy zich over het menschlyke geslacht, en tot verre aan geene zyde der grenspaalen van dit leven uitstrekken, en by gevolg een Koningryk zyn niet van deeze Wereld, en nochtans in den eigentlyksten zin eene Regeering, een regeering van verstandige Schepselen tot hunne gelukzaligheid, door middel van de bekwaamste Wetten en schikkinge? Zal het een Monarchie worden, die haare Onderdaanen alleen voor den korten tydkring van dit leven gelukkig maakt? Of eene regeering, die de invoering van eene hoogere eindelooze Gelukzaligheid ten doel heeft; maar juist daarom, om dat zy haare aanneemers tot eene toekoomende Gelukzaligheid opleid, en zich niet, gelyk de wereldlyke regeeringen tot de verbeteringe van den tydlyken toestand bepaalt, van den gemeenen hoop, aan het zinnelyke verslaafd, zoo lang verworpen moet worden, tot dat het aardsche een einde neemt? - Van hoedanigen aart dit langbeloofde Koningryk zy, zal my de Geschiedenis der Euangelisten leeren. Ik leeze daarin voort. Ik vinde niets daarin, het geen de eerste verwachting, hoe zeer de Natie het hoofd daar van vol hebbe, begunstigen zoude. De gebeurtenissen van Jesus van Nazareth neemen zoodanigen keer, dat zy hoe langs hoe minder zulke Staats-omwentelingen, als 'er by de oprichtinge van een wereldlyk Koningryk gemeenlyk vooraf gaan, doen verwachten. Het Kind, dat onder zoo ongemeene, (en nochtans voor de Wereld zoo weinig in 't oog loopende,) omstandigheden op Wereld komt, word een Man, die rondom reist en wéldoet. Naa dat Hy eerst lang onder den hoop Zyner Landslieden niet meer gemerkt word, treed Hy nu hervoort, zekerlyk onder buitengewoone omstandigheden, maar nochtans geheel niet met dien toestel, dewelke den verwachtwordenden Koning vergezellen zou. Zyn uiterlyk voorkomen heeft niets, dat de Wereld voor Hem zou kunnen inneemen. Zyne redenen vertoonen eenen hoogen en Godlyken Geest, maar niet den Geest van eenen Veroveraar en wereldlyken Alleenheerscher, maar den Geest der Wysheid en des Verstands, des Raads en der Sterkte, der Kennis en der Godsvrucht. Zyne daaden draagen allen | |
[pagina 171]
| |
het zegel van eene waarlyk Godlyke macht en goedheid. Hy deelt leven en gezondheid uit, intusschen dat Zyne Leer het verstand verlicht, en net hart tot God verheft. Al Zyn spreeken en doen heeft zyne zichtbaarste betrekking op God, met wien Hy zoo gemeenzaam, als de Zoon met den Vader, omgaat. Ik hoore geduurig den Zoon van den Vader spreeken. Ik zie geduurig den Zoon den last des Vaders volbrengen, en daaden verrichten, die Hem niemand, dan de Vader, geleerd kan hebben. By dat alles kan ik in Zyne Lotgevallen noch niets ontdekken, het geen my zou doen vermoeden, dat Jezus geschikt was, om een aardsch Monarch te worden. Aan den anderen kant word ik gewaar, dat Zyne Natie al te zeer aan het zinnelyke verkleefd, Zyne waare voorrechten veracht, en, om dat Hy de zinnelyken niet heeft, die zy zich van dien Koning beloofde, nu duidelyk meent te zien, dat Hy die persoon niet kon weezen, denwelken God hun had beloofd. Ik zie ook, welke andere redenen tot haat en nyd tegen deezen Persoon by de Grooten, en Schriftgeleerden, en Priesteren, zich opdoen. Nu in zoo verre heeft de loop Zyner lotgevallen zeer veel gelykvormigs met de lotgevallen van zoo veele Wyzen en Rechtvaardigen. Ik zie Hem vervolgd, en om het leven gebracht. De Beminde van God sterft, - als een godlooze Slaaf en Oproermaaker. - De Macht der boosheid behoud de overhand. - Als ik nu dacht, wiens leven een zoodanig einde neemt, die kan de Persoon niet zyn (noch worden), aan wien zich alle verstandige Schepselen behooren te onderwerpen, dan zou ik myn Euangelie daar neder leggen, en denken, dat het gevolg in het geheel niet in het geringste aan den aanleg beantwoordde; dat het zelfs wederieide die verheevene beloften, onder welken Jezus by de Natie hervoort trad. - Maar zoo denk ik niet; ik leeze voort, en koome tot eene gebeurtenisse, die my eensslags zeer veel opheldert. Deeze onderdrukte Zoon van God leeft thans weder. Hy is van den dooden opgestaan. Ik zie Hem weder met de Discipelen omgaan. Zy hadden reeds de hoop laaten vallen, dat Hy, naa zoo ter dood gebracht te weezen, bewyzen zou de Man te zyn, die hun beloofd was. Maar Hy verklaart hun den loop Zyner Lotgevallen. Juist langs deezen weg, zegt Hy hun, dat God Hem heeft willen verheerlyken; dat Hem nu al het geschapene is onderworpen; dat Hy te eeger yd het mens chlyke geslacht zal oordeelen. Maar dat | |
[pagina 172]
| |
Hy op aarde niet langer zal blyven, om daar, als zichtbaar Koning, te regeeren. Dat Hy tot den Vader gaat, en het des Vaders wil is, dat, al wie Hem naa zyn afscheiden van de aarde voor zynen Geliefden, en voor den Heer en Rechter der Weereld, erkent, en het zeggen zyner Gezanten gelooft, dat God Hem door lyden heeft volkomen gemaakt, en Hem tot eene waardigheid, die alle andere waardigheden overtreft, heeft verheeven; - door deeze zelfde overtuiging, in het Koningryk der Waarheid en Gelukzaligheid geplaatst, tot kennisse van God gebracht, van Ongeloof en Boosheid gered, en reeds tot de Schaare der Gelukzaligen, die verheugd moogen zyn wegens Zyne groote Openbaaringe, die te wachten staat, ingelyfd is. Onder deeze verzekeringen verlaat Jezus de Aarde. Maar Hy verlaat ze niet zoo, dat men naaderhand niets meer van Hem gewaar word. - In eene Voortzettinge van de EuangelischeGa naar voetnoot(a) Geschiedenisse leeze ik weder even zoo veele groote Daaden en Onderneemingen, waartoe Hy afweezend of onzichtbaar medewerkt, als ik Hem te vooren, geduurende Zyn verblyf op Aarde, zag verrichten. Ik zie Hem inderdaad regeeren; dat is, ik zie handtastelyke Werkingen Zyner voorzorge voor de uitvoeringe van het Godlyke Ontwerp, waarvan Hy de Stichter was; Schikkingen, Onderneemingen, tot dewelken Zyne Discipelen uit zich zelven onvermoogend zouden geweest zyn, en waarby Zyne medewerkende Kracht en Wysheid, (Zyn Geest,) het meeste, of alles, deed. Jezus word my derhalven daar niet uit het gezicht weggerukt, daar het verhaal van Zyn aardsche leven ophoud. Ik vinde, dat alles, wat naaderhand geschied, en zoo uitmuntend voegt aan Zyn Ontwerp, eigentlyk geduurig Zyn Werk is, en blyft. My word ook van de Getuigen Zyner Opstandinge verzekerd, dat het niet altyd by deeze beginselen, of eerste werkingen van Zyne regeering, zal blyven, maar dat dezelve zich hoe langs hoe volkomener zal penbaaren, tot dat zy aan het einde der dagen, wanneer | |
[pagina 173]
| |
Hy de groote scheiding tusschen het menschlyke geslacht zal maaken, zich over alle Schepielen zal uitstrekken. Ik zie ook, dat reeds in deeze eerste tyden allen, die dit geloofden, zich voor ten hoogste gelukkig hielden, en zich reeds bewust waren, dat zy géén gering deel hadden aan de gelukzaligheden van dit Godlyke Koningryk; naamlyk aan de vreede der ziele, aan de gelukzaligheid van Godlyke gevoelens, en aan de krachten der toekoomende Weereld.’ |
|