De losbandige vrolykheid en de verstrooijing vertoonen wel de uitwendige gedaante van het vermaak; dan zo dra men den sluier, waaronder zy zig bedekken, maar eenigzins opligt, wordt men terstond gewaar, dat het hart 'er geen genot van heeft. Tot welken rang men ook verheven zy, nooit waane men weezenlyke eer te zullen erlangen, of in de algemeene toegenegenheid te zullen deelen, zo lang men zig niet onderscheide, door de keurigheid van zyn hart, en het eerbaare van zyn gedrag. Isabelle verstrekt daarenboven, onder veele anderen onzer Landsgenooten, ten blyk, dat men zig, hoe sterk ook de neiging tot berisping en laster onder ons moge heerschen, algemeen kan doen hoogagten, als men den weg van bescheidenheid en eer maar standvastig bewandelt. Men kan, 't is waar, de openbaare toejuiching en 't handgeklap gaande maaken, door eenige schitterende hoedanigheden, als in 't voorbygaan, te doen flikkeren; maar, by mangel eener standvastige deugd, die op den duur beklyft, is al dat handgeklap niet anders dan een luidrugtig geraas, waarvan zelfs eerlang het aandenken geheel verdwynt. De bekoorelykheid der deugd, wanneer ze niet van zigzelve ontaart, is daarentegen van die natuur, dat zelfs losbandige menschen niet kunnen nalaaten haar te eerbiedigen en hoog te agten; terwyl derzelver voorstanders, met eer en agting bekroond, den beker des geluks met lange teugen mogen drinken.
Haar Egtgenoot Henricus verleent ons tevens, van zyne zyde, een voorbeeld, 't welk ons leert, dat een mensch, die zyne misgreepen erkent, en zig vroegtydig tot een geregeld gedrag schikt, ook dingen kan naar de openbaare agting; en zelfs die belooning bejaagen kan, welk men gewoonlyk verleent aan dezulken, die de paalen van hunnen pligt nooit overschreedden. Een verwonderenswaardig voorbeeld zekerlyk; maar gelukkig hy, die 't niet behoeft na te volgen! Men kan niet te sterk op zyne hoede weezen, tegen de minste afwyking van den rechten weg; al ware men bezield met het ernstigste voorneemen, om ten spoedigste weder te rug te keeren. In het tegenwoordige oogenblik weeten wy, wat wy willen; maar weeten wy, wat wy morgen zullen willen? De lugt van onzen dampkring is heden gezond maar mogelyk zullen 'er geen twee dagen verloopen, of dezelve zal vervuld zyn, met doodlyke uitwaassemingen. Gedenk hier aan, vermetel Mensch! in waaren ernst; en gy zult een regtmaatig wantrouwen omtrent uzelven voeden. Ook vindt men, buiten dat, zeldzaam Isabella's, welker character zulk eene overmaat van goedhartigheid heeft, dat ze alles willen aanwenden, om een losbandigen Egtgenoot uit het rioel der vuile Wellust te trekken.