Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanhangzel tot de drie Deelen der Geschiedenis van Schotland, door William Robertson, D.D. Te Amst. by Yntema en Tieboel, in gr. 8vo, 238 bladz. Behalven het Register op 't geheele Werk.Een kort Berigt, voor het derde Deel der Geschiedenisse van Schotland geplaatst, deedt ons meer verwagten dan de Vertaalder, in zyne Voorreden van het eerste Deel, beloofd hadt: de Authentique Stukken naamlyk. Zyne verklaaring luidde, ‘dat hy het Byvoegzel, bestaande uit Oorspronglyke Stukken, als Afschriften van Brieven en Staatspapieren, niet geheel vertolkte; doch alleen daaruit overnam, en by wyze van Aantekening mededeelde, 't geen de groote hoofdzaak betrof, en tot staaving diende van robertson's gevoelen, bovenal, ten opzigte van stukken, in welke hy van den gemeenen weg afweek, en het platbetreeden spoor verliet, 't geen niet zelden gebeurt. Wy hebben, dus doende, het Werk min omslagtig, en nogthans even dienstig, gemaakt, voor den Nederduitschen Leezer; elk weet ook dat deeze Brieven en Bescheiden, in 't oorspronglyke, dienen geleezen te worden; waarom wy telkens aantekenden, waar ze in de Appendix van robertson te vinden zyn.’ Strydig met deeze betuiging is het Stuk 't geen wy thans aankundigen; het bestaat uit drie Aanhangzels, om, by elk Deel der Nederduitsche Vertaaling, te kunnen gevoegd worden. De Vertaaler verantwoordt zich, met aan te merken, dat hy, ten tyde van het opstellen des evenaangehaalden Voorberigts, het stuk, weezenlyk, zo inzag, en dus overeenkomstig met de waarheid schreef, dat hy lang in 't zelfde denkbeeld bleef; doch betuigt, gelyk hy hier met de daad betoont, niet te behooren onder het groot getal der onverzettelyke Betweeters, die het ééne te nedergestelde | |
[pagina 152]
| |
nooit herroepen, en, doof voor den raad van Oordeelkundigen, geene verandering in het eensgevormde plan willen maaken. - De herhaalde bedenkingen van Lieden, wier kunde, oordeel en vriendschap hy hoogschatte, dat de Nederduitsche Vertaaling, door 't gemis van het Byvoegzel, te kort schoot by het Oorspronglyke, en wel in een allergewigtigst gedeelte, de egte Bewysstukken, waar op men, in deeze Eeuw van Geschiedkundige Waarheid, meer dan ooit, gesteld is; gepaard met dergelyke aanzoeken, zynen Boekhandelaaren gedaan, haalden hem over, om de Vertaaling dier oude Brieven en Bescheiden te onderneemen. - Wy willen gaarne gelooven in zyne betuiging van de lastigheid deezes Werks. ‘Welk een verschit!’ roept hy uit, ‘den duidelyken en van zelfs vloeienden styl van eenen robertson te volgen en te vertolken, of te zitten blokken op duistere en verouderde woorden - en eene menigte meer Schotsche dan Engelsche spreekwyzen; op zommige Berigtschriften, blykbaar gevloeid uit niet welversnede pennen, en dikwyls, met voordagt, ingewikkeld, donker en raadzelagtig. Ik beken, de lust was niet groot, en de moed dreigde my, by wylen, te ontzinken; doch de eerste werd, by tusschenpoozen, opgewakkerd, en de laatste ondersteund, door de, in de daad, weetenswaardige en aangelegene trekken van gesleepe Staatkunde, en slimmer handelingen, ten Hove; die nooit beter ontwikkeld, en in klaarder daglicht gesteld worden, dan wanneer men gelegenheid bekomt, om de oorspronglyke Brieven, in netelagtige tydsomstandigheden, tusschen de belanghebbende, en in de zaak betrokkene, persoonen gewisseld, te vertoonen. Brieven, zomtyds door den Schryver verzogt aan de vlammen op te offeren, en dus ter vergetelnisse te doemen, zo ras zy geleezen waren, doch van dat lot verschoond gebleeven; niet altoos tot eere van den Opsteller; maar wonder geschikt, om de waarheid te ontzwagtelen, en aan eenige gevallen het momaanzigt af te rukken, en een geheel ander gelaad by te zetten, dan ze, tot de ontdekking dier Bescheiden gedraagen hadden.’ Zeer veel Brieven van deezen geheimen aart, en tot nog onbekend, zullen de Leezers in deeze Aanhangzels vinden; en hier uit zien, waarom de alles onderzoekende en nauwwikkende robertson, niet zelden Gevallen en Persoonen in een geheel anderen dag stelt dan veele vroegere Geschiedboekers gedaan hebben. Hy bediende zich van de rechte middelen om de Geschiedenis tot een hooger trap van | |
[pagina 153]
| |
volkomenheid te brengen. ‘Want, om hier de woorden van den schranderen bacon te gebruiken, de Oudheden en Overblyfzels der Geschiedkundige Waarheid zyn als de stukken en brokken eens gestranden Schips, die naarstige en kloeke mannen, uit de Oirkonden, Brieven en Bescheiden opzamelen, en aan de baaren des verslindenden tyds ontrukken, en bewaarenGa naar voetnoot(*). De Vertaaler verzoekt verschooning voor het duistere, dat in zommige deelen deezer Byvoegzelen is overgebleeven, zyns ondanks overgebleeven; en die hy zich verzekerd houdt, dat op eenige, zo niet op alle, duistere plaatzen, moet overblyven; dewyl de Schryvers geen oogmerk hadden verstaanbaar te schryven, dan voor hun, die zich in de zaak ingewikkeld vonden, het geheele beloop daarvan, en de heimlyke inzigten, kenden. Wy bedanken hem voor de moeite aan dit Werk besteed, en houden het voor een aangenaam geschenk, geschikt om de Geschiedenis van Schotland te voltooijen, of althans zo volkomen te doen worden als de Nederduitsche Leezer kan eischen. Eene breedvoerige weluitgewerkte Bladwyzer besluit alles. Onze Leezers verwagten zeker niet, dat wy, uit den grooten voorraad van byzonderheden, hier iets zullen mededeelen. Onze voorgaande Berigten hebben het Werk, zo wy hoopen, naar waardye doen kennen. De Nederduitsche Leezers kunnen, daar zy zich voorheen, door eene korte aanhaaling, uit deeze oorspronglyke stukken, aan den voet des blads geplaatst, moesten vergenoegen, thans hunne geprikkelde Weetgraagte geheel verzadigen. Wy moeten hier nog byvoegen, dat de Uitgeevers het Portrait van robertson, naar het beste Engelsche vervaardigd, nevens dit Stuk afgeleverd hebben, en 't zelve afzonderlyk leveren, om voor andere, in ons Land met recht hooggeschatte vertaalde Werken diens Geschiedschryvers, te plaatzen. |
|