Plechtige redevoering gedaan voor de Provinciaale Groote Loge te Truro, door den Broeder C. Cardew. a. l m. Predikant, enz. Uit het Engelsch. Te Rotterdam, by Bennet en Hake, 1780. in groot octavo 38 bladz.
Het onderwerp dezer Redenvoeringe is de Liefde, volgens Rom. XIII. 10. beschouwd, als de vervulling der Wet. De Redenaar toont hier, op ene beknopte en welingerigte manier, de gegrondheid dezer Apostolische stellinge, met te doen zien; ‘dat het beginzel van Liefde, als het wel wordt ingerigt, regtstreeks tot eene geschikte waarneeming van het geheele stelzel der zedelyke Wet leidt; en dat uit deeze bron natuurlyk vloeijen alle de andere deugden, welken zoo verkwikkelyk en cierlyk voor het menschlyk geslacht zyn.’ Aen de voorstellinge hiervan hecht hy wyders ene Lofspraek van 't Genootschap der Vrye Metzelaren, als geschikt om dat edele beginzel in 't hart van alle deszelfs Leden werkdadig te doen zyn; terwyl het tevens strekt ter aenkwekinge en beschavinge van de fraeie kunsten en wetenschappen. - Een Genootschap van die natuur moest, zou men zeggen, aller hoogachting wegdragen; dan 't is, gelyk bekend is, by velen wel verre van daer! - Zulks beweegt den Redenaer om zich verder uit te laten over de nadeelige bedenkingen, welken men van 't zelve voed; byzonderlyk afgeleid, uit de onderlinge geheimhouding; en 't slechte gedrag van eenige Leden, dat men op rekening van het genootschap stelt. - Men kan niet zeggen, dat Broeder Cardew deswegens enig nieuw licht ten voorschyn brengt; doch dit is zeker, dat hy. ('t geheel by elkander genomen zynde,) alles in een zo gunstig licht plaetst, dat 'er stellige bewyzen ten nadeele van het Genootschap die uit de natuur van deszelfs inrichting en handhaving ontleend zyn, vereischt worden, om de Vrye Metzelaers, als nadeelig voor den