Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Gedenkschriften, dienende tot de Geschiedenis van Lodewyk XIV en XV. Door den Heer Abt Millot, 's Konings Geschiedschryver van Frankryk, en Lid van de Academiën der Weetenschappen van Lyons en Nanci. Zesde Deel. Te Amsterdam, by Yntema en Tieboel, 1780. In gr. 8vo. 352 bladz.Was het vyfde Deel deezes voortreffelyken Werks, gelyk wy by deszelfs afgifte aangeduid hebbenGa naar voetnoot(*), te merkwaardiger voor onze Landsgenooten, uit hoofde dat de daarin voorkomende Fransche Geschiedenissen zo veel invloeds hadden, op de lotgevallen van onzen Staat, zulks mag vooral met geen minder reden gezegd worden, van dit zesde of laatste Deel, waarmede deeze Gedenkschriften ten einde loopen. Het vangt naamlyk aan, met eene beschryving van den toestand der zaaken, in 't jaar 1743; en agtervolgt het verhaal van den toenmaaligen oorlog, tot op het jaar 1755; geduurende welk tydsverloop ons Vaderland maar al te veel aandeels had, in de gevolgen en den nasleep der Fransche Krygsverrigtingen. Op eene duidelyke ontvouwing der genomen maatregelen van 't Fransche Hof, leveren ons deeze Papieren voorts een verhaal van den krygstogt in Vlaanderen, welke in 't jaar 1744, met de belegering van Menen, geopend werd: wyders gaat hier mede vergezeld een berigt van de verdere krygstoerustingen, en wisselvalligheden van dien oorlog, zo in dat Gewest als elders; mitsgaders van de herhaalde, doch vrugtlooze, poogingen, om de Vrede tusschen de Oorlogende Mogenheden te herstellen, tot dat dezelve, in den jaare 1748, getroffen, en te Aken geslooten wierd. Het laatste Boek eindelyk van dit Deel is geschikt, tot eene voordragt der nieuwe onlusten, die vervolgens tusschen Engeland en Frankryk ontstonden, of gestadig meer opgewakkerd werden, ten opzigte der Volkplantingen in America, en eerlang in een openbaaren oorlog uitbarsteden: waarby de Abt Millot nog voegt een berigt van des Maarschalks van Noailles afscheidsneeming van 't Hof, om voorts in stilte te leeven; met eene nevensgaande beschryving van 's Mans uitmuntend character. - Doch hier van by eene volgende gelegenheid breeder; om nu nog wat byzonder stil te staan, op een voorval, dat onze Vaderlandsche Geschiedenissen betreft, waar in de Maarschalk grootlyks de hand | |
[pagina 109]
| |
had. - Men ontmoet alomme, in deeze Gedenkschriften, een aantal van bewyzen van 's Mans doorziende Staatkunde, en daar op welgegronde inrigtingen, ten weezenlyken dienste van het Fransche Hof. By uitstek straalt dit, onder anderen, met opzigt tot het geen onzen Staat belangt, door in zynen raadslag omtrent de belegering van Maastrigt, in 't jaar 1748, als een groote stap ter bevorderinge van de Vrede; waarvan ons de Abt Millot het volgende meldt. ‘Indien de Maarschalk van noailles uitmuntte in het maaken van ontwerpen voor eenen Veldtocht, hy overtrof zich zelven, in den Maarschalk van saxen het bestek der belegeringe van Maastricht voor te tekenen, het geen met zo grooten voorspoed werd uitgevoerd, en een einde maakte aan eenen zo hardnekkigen Oorlog. Hy zond denzelven, op den een-en-twintigsten van Louwmaand des jaars 1748, een Geschrift, waarin de Staat- en Krygskundige oogmerken ontvouwd werden, met al de doordringendheid van eenen schranderen GeestGa naar voetnoot(*). Hy toonde daarin, voor eerst, dat men zich niet langer moest vleien met de hoope van tot den Vrede te zullen geraaken, het zy door middel van Holland, het zy door het Hof van Weenen; dat deeze Hoven, het eene zo wel als het andere, derwyze afhingen van EngelandGa naar voetnoot(†), dat de Vrede en de Oorlog geheel in de magt van dit laatste waren; dat de Engelschen, trots op de middelen, welken zy uit hunnen KoophandelGa naar voetnoot(§) trokken, waarschyne- | |
[pagina 110]
| |
lyk hoopten Frankryk af te matten, het uit te putten, en het te noodzaaken, om vervolgens de voorwaarden aan te neemen, welke het hun zoude behaagen voor te schryven. Hy bewees, dat men Engeland niet krachtdaadiglyk konde aantasten dan in deszelfs Bondgenooten, door zo juiste maatregels te neemen, dat het eindelyk de nutloosheid der schulden, welke het maakte, leerde kennen, en de gevaaren, waaraan het zich zoude blootstellen door het misbruiken van zyn verdriet. Niets zoude het meer treffen dan de keus, om de grootste poogingen te doen tegen de Hollanders. Elke verovering, welke men op deezen maakte, zoude Engeland ten uitersten ontrusten. Het kwam aan op het doen eener vroegtydige onderneeminge, welke de afwending, die de Russen moesten maaken, konde voorkomen, welke nieuwe verrichtingen gemaklyker moest doen worden, en den vyand verstak van de middelen, om iets te onderneemen tegen onze veroveringen. Deeze onderneeming konde geene andere zyn dan de belegering van Maastricht: de Maarschalk van noailles bracht daarvan de bewyzen by, en stelde vervolgens zyn ontwerp voor. Eene der voornaamste oplettendheden, welke men; zyns oordeels, moest gebruiken, was een diep geheim te bewaaren: men moest niet alleen de vyanden misleiden, maar ook de krygsbenden, welke men tot de onderneeming zoude gebruiken; men moest hen, aan welken de uitvoering | |
[pagina 111]
| |
stond toevertrouwd te worden, tot op het laatste oogenblik toe, in onkunde laaten. Ten dien einde moest men alles gereed maaken, als of men de belegering van Breda in het oog had, en het niet laaten blyven by enkele veinzery, maar zich werklyk in staat stellen, om eenige andere onderneeming uit te voeren, ingevalle onvoorziene zwaarigheden die van Maastricht mochten verhinderen. Men zoude by deeze plaats gemaklyk den Engelschen, en den Hollanderen kunnen voorkomen. Het moeilykste zoude zyn den Oostenrykschen voor te komen, die verspreid waren in het Hertogdom Luxemburg, in het Land van Luik, en omstreeks Keulen. De beste wyze zoude weezen zich haastiglyk te begeeven na den linkeroever der Maaze, die over te trekken op verscheiden plaatzen, om zich in één punt te verzamelen; want, wanneer men begon met eene groote macht byeen te verzamelen, zoude men de vyanden wakker maaken, en zy zouden den tyd hebben, om zelven zich te vereenigen: in tegendeel, wanneer men van alle kanten te gelyk optrok, als of men eenige kwartieren wilde aanvallen en opligten, zoude men zyn voordeel kunnen doen met de verwarringe, die onder hen ontstaan zoude. Een gedeelte der krygsbenden moest de Maas overtrekken by Givet, by Dinant, by Namen, by Hui, zelfs by Luik. Zy moesten zich vereenigen om Maastricht te berennen van den kant van Wyk, terwyl andere hoopen, over de heiden aanrukkende en voorttrekkende langs den Demer, het zouden komen berennen van den linkerkant der Maaze. Welke party men ook kieze, voegde noailles hier by, de onderneeming heeft haare zwaarigheden. “Maar men heeft alle redenen om te gelooven, dat van derzelver uitslag die van den geheelen aanstaanden Veldtocht afhange: de voordeelen, die uit dezelve zouden voortspruiten, overtreffen zo verre de ongemakken, die men in dezelve zoude kunnen ontmoeten, dat de voorzichtigheid en eene verstandige Staatkunde schynen te vorderen, dat men de uitkoomst beproeveGa naar voetnoot(t).” Hy onderwierp zyne bedenkingen aan het oordeel des Veldoversten. Zie hier het antwoord, dat hy van denzelven ontving: het behelst gewichtige aanmerkingen, met welke de Staatsdienaars hun voordeel konden doen. Ik hebbe, myn waarde Meester, den Brief en het Ge- | |
[pagina 112]
| |
schrift ontvangen, welke Gy my hebt gezonden, betreffende de opening van den aanstaanden Veldtocht. Wat zal ik U daarvan zeggen? Dit zyn geheimen, welke ik voor myzelven wel zoude willen verbergen. Gy hebt groote kundigheden; en het is niet zedert heden, dat ik zo denke. Eene zaak hebbe ik te zeggen, raakende de voortduuring des Oorlogs. Het is zeker, dat die langst geld heeft, den anderen Vrede zal doen maaken, en uit deezen Oorlog een groot voordeel trekken. Men moet derhalven bedacht zyn op de spaarzaamheid: en zeer ernstig daar op bedacht zyn, niets hebben en niets doen dan het noodige. Gelooft Gy, dat die groote menigte van Hoofdbevelhebberen een stuk van spaarzaamheid en eene nuttige zaak zy? Allen zullen zy naar reden luisteren, wanneer zy zien, dat het uit spaarzaamheid geschiedt, dat zy niet gebruikt worden: van dit oogenblik af is hunne eer gedekt, en misschien zal men een goed aantal vinden, die hierover niet droevig zullen weezen. Wy gedraagen ons niet wel omtrent de Zwitzers, en de vyanden doen daarmede hun voordeel. Wy moeten ook nog meer vreemde Regimenten hebben. Eén Duitscher verstrekt ons voor drie Mannen: hy bespaart eenen aan het Koningryk, hy beneemt eenen aan onze vyanden, en hy dient ons voor eenen Man. Men moest dezelven wel betaalen, en ze, by den Vrede, alleen te rug zenden; met drie maanden wedde, zo Bevelhebbers als Gemeenen. Men kan de Oversten behouden, en op jaargeld stellen: dit kan geen groot nadeel veroorzaaken: den krygsknechten, die in des Konings dienst verminkt zyn geworden, kan men eene plaats geeven in het Gasthuis der Verminkte KrygsluidenGa naar voetnoot(*). Met deeze handelwyze zult gy zo veelen krygen, als Gy hebben wilt; en zy zullen goed zyn, zo ras de Regimenten zyn opgericht; want het zullen oude krygsknechten zyn, en Bevelhebbers, die van de wapenen hun beroep maaken. Zie daar, myn waarde Meester, den raad, welken ik U geeve; en ik geloove, dat Gy, als een goed Burger, verplicht zyt op denzelven aan te dringen. Gy kent mynen eerbied en myne aankleevingGa naar voetnoot(v).’ ‘Het is fraai den Maarschalk van saxen, na zo veele o- | |
[pagina 113]
| |
verwinningen, eene volkomen hoogachting te zien bewaaren voor eenen vriend, wiens kundigheden dikwyls zyne onderneemingen bestuurd hadden. Nog fraaier is het te zien, hoe de Maarschalk van noailles in stilte zich beyvert, om voor denzelven groote ontwerpen te beraamen, en hem allen roem van den goeden uitslag overlaat. Het gemeen heeft in de verwonderlyke onderneeminge tegen Maastricht alleenlyk den Veldoversten gezien, die ze uitvoerde. Ik zal het verhaal afschryven, dat de Heer van voltaire hiervan geeft, op dat men de verrichting moge vergelyken met het ontwerp, dat door noailles geschetst was. De Veldtocht werd geopend met de toebereidselen tot deeze gewichtige belegeringe. Men moest bykans het zelfde doen, als toen men Namen had belegerd, zich zelven alle toegangen openen en beveiligen, een geheel Leger noodzaaken tot den aftocht, en het de macht beneemen van iets uit te voeren. Men konde deeze onderneeming niet ten einde brengen zonder de vyanden te misleiden. Het was noodig te gelyk hen te bedriegen, en onze eigen krygsknechten van het geheim onkundig te laaten. De tochten moesten zodanig beraamd weezen, dat elke tocht op zich zelven den vyand in dooling bracht, en dat zy allen op de bestemde plaats uitliepen. Dit was het, dat door den Maarschalk van saxen uitgedacht, en door den Heere van cremille in orde geschikt werd. Men deed, in den beginne, de vyanden gelooven, dat men het oog had op Breda. De Maarschalk zelve ging een groot Geleide na Bergen op Zoom aanvoeren, aan het hoofd van vyf-en-twintigduizend Mannen, en scheen Maastricht den rug toe te keeren. Eene andere verdeeling trok ter zelfder tyd na Tirlemont, op den wech van Luik; eene andere was te Tongeren, eene andere dreigde Luxemburg, en eindelyk trokken zy alle na Maastricht ter rechter en ter linker zyde van de Maase. De Bondgenooten, in verscheiden hoopen verdeeld, zagen het oogmerk des Maarschalks niet dan toen het te laat was, om 'er zich tegen te verzetten. De Stad zag zich ingesloten van beide kanten der Riviere; geene hulp konde 'er inkomen. De Hertog van cumberland konde verder niets doen dan getuige zyn van het inneemen van MaastrichtGa naar voetnoot(w).’ | |
[pagina 114]
| |
‘Een zo rechtmaatig bewonderde tocht, begon op den vierden van Grasmaand. Noailles schreef op den elfden aan den Veldoversten, dat hy hoopte hem meester van de Vestinge te zien in de eerste dagen van Bloeimaand. “Deeze verovering,” zeide hy, “is van meer belang voor den Vredehandel te Aken, dan de sterkste en best voorgestelde redenen. Ik bekenne, dat ik zeer zal aangedaan zyn, dat men U den Vrede verschuldigd is, na dat men de hernieuwinge onzer oude meerderheid, over onze vyanden, aan U heeft te danken gehad.” De voorzegging werd wel ras vervuld. Maastricht, op het punt zynde van te moeten bukken, en Holland gedreigd wordende met eenen kort aanstaanden inval, wenschten de vyanden den Vrede, welken lodewyk de XV hun tot nog toe vruchtloos had aangebodenGa naar voetnoot(*). Men tekende de voorafgaande punten, de wapenstilstand werd bepaald op den eerstenGa naar voetnoot(†) van Bloeimaand, en het Vredesverdrag van Aken maakte, in WynmaandGa naar voetnoot(§), een einde aan deezen jammerlyken Oorlog, waarvan Frankryk bykans alleen het gewicht had gedragen, zonder eenig rechtstreeks belang by denzelven te hebben. Het offorde alle zyne veroveringen op aan het belang van zyne Bondgenooten, zelfs zoude de Staat van Don philippus het voornaame bedoelde des Oorlogs, waarschynelyk, beter zyn geweest, indien men ter- | |
[pagina 115]
| |
stond den wech der onderhandelinge had gekozen boven dien der wapenen. Onze verliezen ter Zee deeden de Staatzucht van Engeland ontvlammen, dat zeer verlangde onze Volkplantingen te vermeesteren. Ongelukkiglyk belette de verhaasting, met welke men het Verdrag maakte, het neemen van alle noodige maatregelen, om het daartoe geen voorwendsel te geevenGa naar voetnoot(*). |
|