nier op welke hy dezelven ontvouwt, de taal en schryfwyze waar in hy ze voorstelt, brengt dikwils niet weinig toe, om aan zyne gedagten een inneemend voorkomen te geeven, of dezelven, tegen zyn oogmerk, in een ongunstig licht te plaatzen; 't welk het oordeel van den Lezer min of meer kan belemmeren of overdwarsen. Niets van die natuur heeft in dit geval plaats. De Hoogleeraar Kluit geeft zyne stellingen blootlyk met korte woorden op, gaat trapswyze voort, meldt beknoptlyk den hoofdzaaklyken inhoud zyner bewyzen, en beantwoordt, op eene dergelyke manier, de tegenbedenkingen van hun, die deswegens anders gevoelen. Onder het nagaan van zulk een Geschrift kan het oordeel zo vry, als immer, werken; en dit maakt deeze schets te meerder aanpryzinge waardig voor alle oefenzugtigen, 't zy ze het gevoelen van den Hoogleeraar uit een gunstig of ongunstig oogpunt beschouwen, of by zig zelven nog eenigzins in twyfel staan, om hem al of niet toe te vallen. Onpartydigheid, zo veel doenlyk zy, is hier de groote hoofdzaak. - Buiten dat zal dit Geschrift zyne nuttigheid
behouden; wanneer het den Hoogleeraar in 't vervolg van tyd mogte gevallen zyne uitgewerkte Lessen over dit Stuk openlyk in 't licht te geeven: gemerkt het dan als eene handleiding zal strekken, om zig derzelver inhoud met meer gemak te kunnen voorstellen.
Wyders vindt men, aan 't einde van dit Geschrift, inzonderheid ten nutte van hun, die zig op het Diplomatiq e, of de beoefening onzer oude Lands-Schriften, toeleggen, een aantal van Tafelen, betrekkelyk tot het Tydrekenkundige, die veele gevallen van een uitsteekenden dienst zyn. De Iste Tafel, in twaalf uitslaande bladen gegeeven, brengt ons onder het oog, het tydkundige beloop van 't geen tot de Geschiedkunde onzes Lands betrekking heeft, zints de verheffing van Willibrord, tot Aartsbisschop der Vriezen, door Paus Sergius den I, onder de regeering van Childebert den III, tot op den tyd der oprigtinge van ons Vereenigde Gemeenebest; of zints het jaar 696 tot het jaar 1581. In deeze Tafel wordt ons, in onderscheiden colommen, aangetekend het Jaargetal, de Indictie, de Zondagsletter, de Zonneeirkel, het Gulden getal en de Paaschtyd van ieder jaar; jaartekens, die, gelyk bekend is, dikwerf te stade komen. Voorts wyzen ze ons aan, de regeerende Pausen, Fransche en Duitsche Koningen, os Keizers, Utrechtsche Bisschoppen,