Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1781
(1781)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAstronomia of Sterrekunde door den Heere De la Lande. Naar den tweeden, verbeterden vermeerderden druk uit het Fransch vertaald, door A.B. Strabbe. Mathematicus te Amsterdam Vierde Deel. Tweede Stuk. - Benevens de Sterrekundige Tafels, met derzelver verklaaring en gebruik, van die zelfde hand. Te Amsterdam, by J. Morterre, 1780. In groot octavo.Ten besluite van dit hooggeagte Werk, dat den beoefenaaren der Sterrekunde niet te sterk aangepreezen kan worden, behelst dit tweede of laatste Stuk van het vierde Deel, nog twee Boeken, die grootlyks over onderwerpen gaan, welker ontvouwing de Autheur niet geschiktlyk, in eenigen der voorige Boeken, had kunnen plaatzen. Het eerste, zynde het XXIIIste Boek van dit Werk, verleent ons eene aaneengeschakelde onderrigting van de rechtlynige en klootsche Driehoeksmeeting, inzonderheid met opzigt tot de Sterrekundige berekeningen: waarmede gepaard gaat, een beknopt verslag van de Projectien en Geographische Kaarten, mitsgaders van de Zonnewyzerskunde. En het tweede van dit Stuk, of het laatste deezer Astronomie, ontvouwt ons de Sterrekundige rekening, door middel der waarneemingen, zo te Land als ter Zee; of de verscheiden bewerkingen, door welken men van de waarneeming tot de zamenstelling der tafelen overgaat. Dit geeft den Heere de la Lande aanleiding, om tevens, tot een slot van dit Boek, ons een uitvoerig berigt mede te deelen, van de wyze, op welke men gebruik maakt van de beweegingen der Maane, om de Lengten op Zee te vinden; met melding van de trapswyze vorderingen der Sterrekundigen in dit gewigtige onderwerp. - Ten laatste komen by dit Werk nog, als een afzonderlyk Stuk, de Sterrekundige Tafelen, met eene nevensgaande verklaaring van dezelven, en aanwyzing van de manier op welke ze te gebruiken zyn: waarmede dit leerzaam Geschrift, zo ten aanzien van de beschouwende als beoefenende Sterrekunde, zyn vol beslag verkrygt. - Om, by deeze gelegenheid, nog een staal | |
[pagina 20]
| |
van 's Mans onderrigtingen te berde te brengen, zullen wy ons oog vestigen op het geen hy ons leert, nopens de bepaaling van den eersten Meridiaan, op de Aardglobe of de Landkaarten, van welke men de Geographische Lengte der plaatzen op den Aardbodem gewoon is te tellen. Men heeft dien van oudsher zeer verschillend geplaatst, en dit onderscheid houdt nog heden grootlyks stand; de voornaamste verscheidenheid daaromtrent geeft ons de Heer de la Lande indeezervoege op. ‘Pytheas van Marseille ziende, volgens het verhaal van Strabo (L.I.) het eiland Thule als het westelyksche deel der bekende waereld aan, plaatste aldaar het begin de Lengten: men gelooft dat Ysland dit oude Thule is. Eratosthenes begon aan de kolommen van Hercules, by de straat van Gibraltar. Marin van Tyrus en Ptolomeüs, de beroemdste der oude Aardrykskundigen, plaatsten den eersten Meridiaan op de gelukkige Eilanden, hedendaagsch de Kanarische Eilanden genaamd; maar zy bepaalden geenzins welk van die eilanden het westelykste was, en onder de Arabiërs tot een begin der telling moest dienen. Alfragan, Albategnius, Nassir-Eddin en Ulug-Beg telden ook van de gelukkige eilanden; maar Abulfeda, een beroemd Aardrykskundige, telde zyne Lengten van een Meridiaan, welke 10 graaden oostelyker was dan die van Ptolomeüs; en men gelooft, dat zulks was, om denzelven over het westelyk einde van Afrika, daar, volgens hem, de kolommen van Herculus waren, of over Cadix, door de overwinning der Mooren in Spanje vermaard geworden, te laaten gaan. Zie daar de rede, waarom de Lengten by Abulfeda, 10 graaden kleinder zyn, dan by de andere Arabische Aardrykskundigen.) Zie Greaves in Hudson geog. min. p. 8.) Toen in 't jaar 1448 de Acores of Vlaamsche Eilanden door de Portugeezen ontdekt waren geworden, waren 'er schryvers, welke de Lengte van het Eiland Tercera teldenGa naar voetnoot(*). De kaarten van Gerardus Mercator, in 't jaar | |
[pagina 21]
| |
1594 overleden, welke den grooten Atlas, in 't jaar 1628 door Hondius in 't licht gegeeven, saamenstellen, geeven 3 graaden lengte aan het eiland Ferro. Jodocus Hondius, in 't Jaar 1611 overleden, geeft het zelve, in zyne kaart van Afrika, in denzelfden Atlas gevoegd, 12 graaden lengte. Men vindt Landkaarten, by voorbeeld, die van Toskanen, in 't jaar 1745 in de Calcographia te Rome uitgegeeven, waarin de Lengten 5o 23′ grooter zyn, dan de Lengte van het eiland Ferro 20o van Parys genomen; het schynt dat zulks eeniglyk uit eene oude dooling, wegens de ligging der Kanarische Eilanden, kan ontstaan. Janssoniu, in zyne kaarten van de vier waerelddeelen, in 't jaar 1624 in 't licht gegeeven, en Wilhelmus B acu in zynen nieuwen Atlas, plaatsten hunnen eersten Meridiaan op Pico de Teneriffe, een zeer hoogen berg, dien de Zeelieden van verre ontdekken, en welke uit de natuur zelve een bepaald aanvangspunt scheen te zyn. De Hollanders gebruiken als nog dien eersten Middaglyn; dezelve is 18o 52′ ten westen van Parys. Janssonius, in zyne platte halfronden, Ortelius, in zyne algemeene Kaart, Gerardus Mercator de jonge, Bercius in zyn verkort Europa, stelden dien op het Eiland Fuego of St. Philippo, een der Kaap Verdische Eilanden, om dat zy overreed waren, dat de kompasnaald in die plaats geen Declinatie had. Lodewyk de dertiende, door eene verklaaring van den 25 April 1634, naar het gevoelen der bekendste Wiskundigen opgemaakt, bepaalde den eersten Meridiaan in het westelykst deel der Kanarische Eilanden; het Eiland Ferro is het westelykst van allen; en het Vlek van dit Eiland ligt 19o 54 ten westen van Parys. De Heeren de l'Isle, d'Anville, en de meeste Fransche Aardrykskundigen neemen de 6′ niet in acht, en onderstellen de Lengte van Parys gelyk aan 20o. In de Zeekaarten, te Parys in 't licht gegeeven, en welke de groote verzameling van het werk le Neptune Francois en die van l'Hydrographie Francoise van den Heer Bellin, saamenstellen, telt men de Lengten van den Meridiaan van Parys, door dezelve in oostelyke en westelyke te onderscheiden: de Engelschen doen het zelfde, ten opzichte van den Meridiaan van Londen, en somtyds met betrekking tot den Meridiaan van Kaap Lezard, welke 0″ 29 52 of 7o 28 ten westen van Parys, en op 49o 57 Breedte gelegen is. Doorgaans worden die verschillende schaalen, benevens die van Pico de Teneriffe, in de Zeekaarten saamengevoegd, em zich voor de verschillende volkeren nuttig te maaken, | |
[pagina 22]
| |
terwyl men ondertusschen een algemeen verdrag te gemoet ziet, dat nogtans bezwaarlyk te hoopen is. Door dezelfde rede als wy in Vrankryk voor de Lengte van Parys 20 graaden in ronde getallen rekenen, stellen de Italiaanen de Lengte van Rome op 30 graaden, in plaats van 30o 3′, die men voor de Lengte zou hebben, wanneer het begin der telling in het Vlek van het Eiland Ferro gesteld wordt. Men kan hieÅ• over nazien Boscovisch de Litteraria expeditione 1755. pag. 187.’ |
|