| |
| |
| |
Keurig berigt van het staatsbestuur, de zeden en gewoonten der inwoonderen des keizerryks van Japan. In eenen Brieve van C.P Thunberg, M.D. aan Joseph Banks, Esq. President van de Koninglyke Societeit.
(Uit de Philosophical Transactions. Part I, for the Year. 1780.)
myn heer!
Het is u bekend, dat ik uitgezonden wierd, door de Bestuurders van den Artzenytuin te Amsterdam en eenige andere aanzienlyke Heeren dier Stad, eerst na de Kaap de Goede Hoope, van daar na Japan, om de Natuurlyke Historie deezer Landen na te spooren, van daar Zaaden en leevende nog onbekende Planten over te zenden, tot volmaaking hunner Plantverzameling in Holland. Te eerstgemelder plaatze onthield ik my drie jaaren, en hadt het geluk om verscheide nieuwe soorten van Dieren en Planten te ontdekken en te beschryven.
In den Jaare 1775, zeilde ik van daan na Batavia, en, naa een kort vertoeven te dier Stede, ging ik aan boord van het Hollands Schip, genaamd Stavenisse, bestemd na Japan, benevens het Schip Blyenburg. Op den 21 Juny ve trokken wy, zeilden Pulo Sapatoo en de kust van China voo by, als mede het Eiland Formosa. Op den 13 Augustus ontdekten wy de Japansche kust, en kwamen den volgenden dag op de hoogte der Haven Nagasacci, de eenigste in 't geheele Ryk, waar vreemde Schepen mogen ankeren.
Geduurende onzen overtocht hadden wy verscheide harde stormen, in een derzelven moest het Schip Blyenburg, aan de masten redloos geworden, ons verlaaten, en stevende, (gelyk wy naderhand vernamen,) te rug na Canton, om het noodige te herstellen. Wy zellden de Haven van Nagasacci in met opgeheezen en waaijende Vlaggen, groetten de Papenbrug, de Wagt des Keizers en der Keizerinne, en de Stad zelve. Middelerwyle kwamen aan ons boord, twee Over-Bansoses, verscheide Tolken, en mindere Bedienden, en eenige lieden, tot de Factory der Hollanderen behoorende. De gemelde Over-Bansoses staan eenigzins gelyk met de Mandarynen in China. Op 't Scheepsdek is eene plaats voor hun gereed gemaakt; en eenigen hunner, (want zy verwisselen menigmaalen,) moeten 'er by tegenwoordig weezen, als 'er iets uit het Schip gelost of gelaaden wordt. Zy onderzoeken alles, goederen en volk, geeven paspoorten aan de zodanigen, die na Land gaan, en zenden alle dagen berigt van 't geen er aan boord voorvalt, aan den Bevelhebber van Nagasacci.
De oplettenheid en nauwkeurigheid, met welke deeze Heeren de
| |
| |
bevelen door het Keizerlyk Hof, in den Jaare 1775 uitgegeeven, volvoeren, is verhaalenswaardig. De minste dingen, welke van boord gaan worden op het stiptst bekeeken: en als zy in de boot gedaan worden, en als zy aan de wal komen: dit geschiedt ook ten opzigte van de goede en, welke men inlaadt.
De bedden snydt men open, en onderzoekt zelfs de vederen: de kisten worden niet alleen geledigd, maar men gaat ook de planken na waar van ze gemaakt zyn, op dat 'er niets in verholen moge weezen. Potten met ingelegd goed en Boter, worden met een yzeren staaf omgeroerd. Onze Kaazen ondergingen een nog nauwer onderzoek, in 't midden van e'k werd een groot gat gestooken, en met een mes stak men alle zyden in allerlei rigtingen; de Eyeren zelfs waren niet vry van verdenking, veelen braken zy in stukken, ten einde 'er geene verbodene goederen in mogren schuilen.
Wy zelven, van den meesten tot den minsten, moesten ons het zelfde agterdogtig onderzoek getroosten, wanneer wy van boord gingen of er aan kwamen. De bezigtiger streek eerst de hand over onze ruggen, vervolgens betastte hy de zyden, den buik, en de dyen. 't Was bykans volstrekt onmogelyk iets te verbergen. - Voorheen waren zy min strikt in dit onderzoek, het Hoofd der Factory en de Scheepskapitein, bleeven 'er geheel van verschoond. Van dit voorregt bedienden zy zich meesterlyk, elk hunner deedt een ruimen mantel om, in welken groote zakken waren, om verboode waaren in te bergen; en zy gingen meestentyds driemaal op één dag heen en weder.
Misbruiken van deeze natuur verbitterde de Japansche Regeering dermaate, dat dezelve besloot hier op nieuwe schikkingen te maaken. Eenigen tyd lang hadden zy bevonden, dat, hoe meer behendigheids zy aanwendden om de streeken der Europeaanen te ontdekken, zy nog meer listen bedagten om hun te blinddoeken: eindelyk, nogthans, hebben zy, naa herhaalde proeven, het zo verre gebragt, dat het bykans, zo niet volstrekt, onmogelyk geworden is, iets te sluiken.
De kleur der Japanners is in 't algemeen geelagtig, schoon eenige weinigen, en de Vrouwen in 't algemeen, blank zyn. Hunne nauwe oogen en hooge wenkbrauwen, hebben veel gelykheids met die der Chineesen en Tartaaren. Hunne neuzen, schoon niet plat, zyn korter en dikker dan de onze. Hun hair is meest altoos zwart; en zulk eene gelykheid van Mode heerscht 'er in 't geheele Ryk, dat de opschik des hoofds van den Keizer tot den Boer dezelfde is. De wyze van het hoofdhair te schikken is zonderling: het middelste gedeelte hunner hoofden, van het voorhoofd af, is, vry verre agterwaards, kaal geschooren; het hair rondsom de slaapen des hoofds, en in den nek, is opgestreeken, en boven op den kruin in een boschje van omtrent een vinger lang by één gebonden: dit hairboschje, is omwonden met een witten draad, en een weinig agterwaards getrokken.
| |
| |
De Vrouwen behouden al haar hair, en 't zelve zamenvoegende op den kruin des hoofds, rollen zy het tot een trens, en maaken het met spelden vast, waar aan cieraaden hangen: de zyden zetten zy in dier voegen uit, dat ze kleine vlerken gelyken; agter deeze steeken zy een kam.
Artsen en Priesters maaken alleen eene uitzondering op de algemeene Mode: zy scheeren het hoofd geheel kaal, en zyn hier door van de rest des volks onderscheiden.
De gedaante der Kleederen is ook dezelfde gebleeven, van de hoogste oudheid af. Zy bestaan uit een of meer loshangende tabbaarden, om den middel met een gordel vastgebonden. De Vrouwen draagen ze langer dan de Mannen, en op den grond sleepende. In den zomer zyn ze zeer dun; doch in den winter gevoerd met zyden of katoenen watten.
Lieden van rang hebben ze van Zyde; de laagere rangen van Katoen. De Vrouwen draagen doorgaans een grooter aantal dan de Mannen, en ook zwieriger, dikwyls met gouden of zilveren bloemen in de stoffe geweeven.
Deeze tabbaarden zyn doo gaans open op de borst; de mouwen zyn zeer wyd, doch voor een gedeelte, voor op de hand, indiervoege geschikt, dat zy 'er eene soort van zakken van maaken, waar in zy gemaklyk de handen kunnen steeken, en ook veeltyds papieren en andere ligte dingen bergen. Mannen van aanzien onderscheiden zich van de laagere rangen, door een kort rokje van eene dunne zwarte stof, 't welk zy over hunne tabbaarden draagen, en lange broeken, open aan de zyden, doch beneden vastgenaayd, zo dat het hembd daar in geborgen worde. Eenige bedienen zich van onderbroeken; doch allen hebben zy de beenen bloot. Zy gebruiken voetzoolen van stroo, aan hunne voeten vast, door een boog over de krop van den voet heen gaande, en eene koorde loopende tusschen den grooten toon en den naastvolgenden, welke het vooreinde aan den boog hegt. In den winter hebben zy linnen voetschoeizels, en in regenagtig of slegt weêr houten schoenen.
Nimmer dekken zy hunne hoofden dan op reis; wanneer zy een kegelvormigen kap van stroo draagen: op andere tyden dekken zy zich tegen het steeken der zonne en den regen, door waaijers of zonneschermen.
In hun gordels steeken zy hun Zabel, Waaijer, en Tabakspyp: den Zabel altoos aan de slinkerzyde, en, strydig, met het gebruik der Europeaanen, met het gevest na beneden. Die openbaare Ampten bekleeden draagen 'er twee, den eenen veel langer dan den anderen.
Hunne huizen zyn gebouwd met regtovereiudstaande posten, met Bamboo belegd, van buiten en binnen gepleisterd, en wit gemaakt. Doorgaans zyn ze twee verdiepingen hoog; doch de bovenste verdieping is laag, en wordt zelden bewoond: de daken zyn gedekt met eene soort van pannen, breed, doch net, gemaakt.
| |
| |
De vloer is twee voeten boven den grond verheven, en bestaat uit planken; over deeze leggen matten, die dubbel zyn', en gevuld met stroo, twee of drie duimen dik. Het geheele Huis bestaat uit één groot vertrek; doch kan, naar welgevallen, in verscheide kleinder afgedeeld worden, door houten raamen, met geschilderd papier bekleed, vastgezet in holligheden, tot dat einde in de vloer en de zoldering gemaakt. De Vensters zyn desgelyks houten raamen, in vierkanten afgedeeld, beplakt met dun wit papier, doorschynend genoeg om eenigermaate aan het zelfde oogmerk als ons glas te beantwoorden.
Geen huisraad ziet men in hunne vertrekken: zy hebben stoelen, tafels, zit- noch regtbanken, of zelfs bedden. Hunne gewoonte is plat neder te zitten op de matten, die altoos zagt en zindelyk zyn. De spys wordt opgedischt op een laag bankje, maar weinig duimen boven den grond, en slegts één schotel teffens. Spiegels hebben zy, doch hangen ze nooit in huis op als een cieraad; ze zyn vervaardigd uit een mengzel van metaal, en zy bedienen 'er zich alleen van by hun toilet.
Niettegenstaande de strengheid der Wintersaisoenen, welke hun noodzaaken hunne huizen te verwarmen van de Maand November tot Maart, hebben zy vuurplaatzen noch kachels; in stede hier van gebruiken zy groote koperen potten, op pooten; deeze zyn van binnen met leem bestreeken en tot zekere diepte met asch gevuld, hier op stooken zy houtskool, welke zodanigerwyze schynt toebereid te weezen, dat de damp met geen het minste gevaar van bedwelming vergezeld gaat.
Waarschynlyk hebben de Portugeezen het gebruik van Tabak eerst in Japan in zwang gebragt; dan, wat hier van ook moge weezen, zy bedienen 'er zich van op eene zeer spaarzaame wyze, schoon beide de Sexen, oud en jong, rooken, en den rook door de neusgaten uitblaazen. Het eerst, 't geen zy eenen Vreemdeling, by zyne intrede in huis, aanbieden, is, Thee en Tabak. Hunne pypen hebben mondstukken, de ketels zyn van geel of wit koper. De holte van den kop is zo klein, dat dezelve nauwlyks een gemeene erwt kan bergen. De Tabak is zo fyn als hair gekorven, en in kleine balletjes als pillen gerold om ze in dien kleinen kop te steeken: deeze balletjes, die slegts eenige weinige zuigen kunnen aanblyven, moeten dikwyls vernieuwd worden. Beide de Sexen gebruiken waijers, en zy hebben ze altoos zo binnen als buitens huis by zich.
Het Volk is uit den aart zindelyk, elk huis heeft een bad, waar het Gezin dagelyks ingaat.
Zelden ontmoet men iemand, of hy heeft op de mouwen en den rug een merk gedrukt van dezelfde kleur als het patroon: men laat in het maaken witte plaatzen ten dien einde open.
Gehoorzaamheid aan de Onders, en onderdaanigheid aan de Overheden kenmerktekenen dit Volk. 't Is aangenaam te zien met welk een eerbied de minderen van rang de aanzienlyker bejegenen. Ontmoeten zy hun op weg, zy staan stil tot zy voorby- | |
| |
gegaan zyn; ontmoeten zy hun in huis, zy blyven op eenen afstand: het hoofd na den grond buigende Het groeten en 't verkeeren met hun Gelyken gaat met veel beleefdheids en heuschheids toe: hier aan worden de Kinderen, door het voorbeeld hunner Ouderen, van vroeg af gewend.
De strafwetten der Japanneren zyn zeer streng; doch worden zeldzaam aange daan. Misschien is 'er geen Land, waarin men minder misdryven tegen de Maatschappy pleegt.
Het gebruik der Naamen verschilt by de Japanners van dat van alle an ere Volken. Van den Geslachtnaam bedient men zich nimmer dan in het tekenen van staatlyke Verbintenissen en de byzondere Naamen, met welke men byzondere persoonen in de verkeering onderscheidt, veranderen naar den ouderdom of stand des Persoons: indiervoege, dat dezelfde persoon, in zyn leeven, bekend is by vyf of zes onderscheide naamen.
Zy rekenen hannen ouderdom by geheele jaaren, het niet in aanmerking neemende of zy in 't begin of op t einde van t jaar gebooren zyn; zo dat een Kind gezegd wordt een jaar oud te weezen op den nieuwjaarsdag naa deszelfs geboorte, schoon het dan maar weinige dagen in de wereld geweest hebbe.
Koophandel en Handwerken bloeijen in Japan, schoon, dewyl dit Volk weinig behoeften heeft, niet in die uitgestrektheid als in Europa. - Den Landbouw verstaan zy zo wel, dat zelfs de toppen der bergen bebouwd zyn. Zy handelen met geen Vreemdelingen dan met de Hollanders en Chineezen, en in beide de gevallen met Compagnien van bevoorregte Kooplieden. De Hollanders voeren 'er Koper en onbereide Kampher uit; waar voor zy Zuiker, Kruidnagelen, Japanhout, Yvoor, Thin, Lood, Schildpad, Chitzen, en dergelyke goederen leveren. Naardemaal de Hollanders, in Japan, geene uitgaande noch inkomende lasten betaalen, zenden zy 's jaarlyks aan het Hof een geschenk van Lakens, Chitzen, Katoenen en Snuisteryen.
Ik had het genoegen, om den Afgezant, met deeze Geschenken, te vergezellen op zyne reis na Jeddo, de Hoofdstad van dit groote Ryk, op eenen verbaazenden afstand van Nagasacci gelegen, deeze reis mogen slegts drie Europeaanen doen, op 't minst van twee honderd Japanners vergezeld.
Wy verlieten ons klein Eiland Dezima en de Stad Nagasacci op den 4 van Maart 1776, en reisden door Cocota na Simonoseki, waar wy den 12 aankwamen, en een schip voor ous gereed vonden: wy gingen aan boord, en zeilden de kust langs tot Fiogo. Van daar trokken wy te land na Osacca, een der voornaamste Handelsteden van het Ryk. Op deeze plaats bleeven wy den 8 en 9 April, en kwamen den 10 te Miaco, de verblyfplaats van den Diari of Kerklyken Keizer. Hier vertoefden wy mede twee dagen; doch vervolgens vervorderden wy onzen weg na Jeddo, welke Stad wy den 1 May bereikten.
Wy werden door mannen gedraagen, in eene soort van Draag- | |
| |
stoelen', Norimons geheeten, die overdekt en met vensteren voorzien waren. De geschenken en onze voorraad tot de reis, droegen de Japanners op hunne schouders uitgenomen eenige weinige artykels, die men op lastpaarden gelaaden hadt. De Japansche Officieren verzorgden ons van alles, zo dat onze reis geenzins moeilyk viel.
Op den 8 May werden wy ter gehoor toegelaaten by den Cubo, of Wereldlyken Keizer, in tegenwoordigheid van den vermoedelyken Throon erfgenaam, en van twaalf Raadsheeren; den volgenden dag by de Kerklyke Bestuurders, de Oversten der Stad en andere hooge Amptenaaren. Op den 23 hadden wy ons afsc eidsgehoor. Wy verlieten Jeddo op den 26 May, en kwamen den 7 van Juny te Miaco. Hier spraken wy 's Keizers Onderkoning, dien wy de geschenken ove leverden; dewyl het ons niet vergund werd den Diari, of Kerklyken Keizer, te zien. Op den 11 verkreegen wy vryheid om in de Stad te wandelen, de Tempels en de voornaamste Gebouwen te bezigtigen. 's Avonds zetten wy onze reis voort na Osacca, welke Stad wy op den 13 nede bezagen, en onder anderen. Tempels, Theaters, en veele schoone Gebouwen: bovenal de werkplaats, waar men het Koper smelt, de eenigste in t geheele Ryk.
Op den 14 hadden wy gehoor by de Bestuurders deezer Stad: waarop wy onze reis na Fiogo weder aanvingen: hier gingen wy als voorheen scheep: op den 18 voeren wy na Simonoseki: op den 23 bereikten wy Cocota; en lieten ons in draagstoelen voeren na Nagasacci. Men bragt ons op den laatsten dag van Juny op ons kleine Eiland Dezima; onze geheele reis hadt honderd en achttien dagen geduurd. |
|