boven, in het digtste gewas, sterk genoeg om dat gebouw te draagen.
Het Wyfje legt vier, vyf, en zomtyds zes, eitjes; zo lang het broedt, verschaft het Mannetje voedzel, en, zich op den buitenkant eens booms nederzettende, herhaalt het, zonder ophouden, het onaangenaam geschreeuw, tri, tri, tri, tiritz, dit duurt tot de maand Augustus: dit gezang is veel schielyker en korter dan dat van den Geelgors.
Men heeft opgemerkt, dat de Gerstvogel, zich van de grond opbeurende, om op een tak te gaan zitten, de Pooten laat hangen, en dat zyne Vleugels, in stede van zich geregeld te beweegen, een trillende beweeging hebben, den Vogelen in den paartyd eigen. Op andere tyden, by voorbeeld in den Herfst, vliegt hy zeer wel, zeer vaardig, en zelfs vry hoog.
De Jongen verlaaten het nest veel vroeger dan zy kunnen vliegen; zy scheppen vermaak in door het gewas heen te huppelen; en het schynt dat de Vader en Moeder het nest zo digt by den grond maaken, om den Kinderen dit genoegen te geeven, 't welk denzelven niet zelden op 't leeven te staan komt, daar zy den Jagthonden tot een lekker beetje dienen. Voorts blyven de Vader en Moeder een waakzaam oog op hun houden, en verschaffen hun voedzel, tot zy in staat zyn om op eigen wieken te dryven: doch dikwyls is hun zorg overboodig; want, wanneer men het nest nadert, ontdekken zy de plaats waar men het te zoeken hebbe; met eene houding, die de uiterste ongerustheid aanduit, daar boven zweevende.
Wanneer het kleine gezin is opgewassen, vallen zy, met groote benden, in de velden, waar de graanen, die 't laatst ingezameld worden, groeijen. Zy vertrekken een weinig laater dan de Zwaluwen, en het gebeurt zeldzaam dat 'er eenigen den winter overblyven: gesner heeft 'er nogthans een in dat jaargetyde gekreegen.
De Gerstvogel vliegt niet van tak op tak; maar zet zich neder op een der hoogste en loshangende takken, 't zy van een boom, 't zy van kreupelhout, en hy zit niet, of hy vangt aan met zingen, houdt zich uuren lang op dezelfde plaats, herhaalende het verveelend tri, tri; eindelyk wegvliegende, knarst hy met den bek.
Het Wyfje zingt mede, wanneer het de Jongen niet