pen op een witten grond, 't veelvuldigst aan het dikke einde.
Het Wyfje broedt met zo veel bezorgdheids, dat het zich dikwyls, op den vollen dag, met de hand laat vangen. Deeze Vogels voeden hunne Jongen met Graanen, Insecten, en zelfs met Springhaanen, zorgdraagende om de bedekzels der vleugelen, als te hard en te zwaar om te verteeren, weg te neemen. Zy behooren tot de Graaneetende Vogelen; doch dit belet niet dat zy ook op Insecten aazen; Gerst en Hennipzaad verkiezen zy boven alle andere Zaaden. Zy onthouden zich des Zomers in het hout, by de haagen en kreupelboschjes, zomwylen in de wyngaarden, doch bykans nimmer in het binnenste der wouden: des Winters zoekt een gedeelte eene andere Lugtstreek op, de overblyvende verzamelen zich by een, vervoegen zich by de Vinken, de Mosschen, enz. en vormen talryke benden, boven al by regenagtig weer: zy naderen de koornschuuren, en komen zelfs in de Steden: langs de groote wegen vliegende, waar zy voedzel vinden, aan de haagen en in den drek der paarden: ten dien tyde zyn ze bykans zo gemeenzaam als de Mosschen. Zy hebben een schielyke vlugt, en zetten zich neder, wanneer men zulks het minst verwagt, en doorgaans in het digtst der bladeren, zelden op een enkelen tak. Hun wildzang bestaat meestentyds uit zeven nooten, waar van de zes eerste gelyk en eentoonig zyn, en de laatste veel scherper klinkt en langer uitgehaald is, tï, tï, tï, tï, tï, tï, tï, tï -. Volgens eenigen hebben zy nog deezen anderen zang, vingerot, vingerot, vingerot, titchye. Olina zegt, dat ze voor een gedeelte den wildzang nabootzen der Vinken, met welke zy in benden vliegen. Fritsch beweert, dat ze iets van den zang der Kanarievogelen
aanneemen, wanneer zy dien jong hooren, en voegt 'er by, dat de halfslachtige van een Mannetjes Geelgorst uit een Wyfjes Kanarievogel herkomstig, beter dan den Vader zingt. De Heer guys verzekert, dat de Zang der Geelgorsten met de maand Augustus aangenaam wordt, en aldrovandus gewaagt ook van derzelver fraaijen wildzang.
Door geheel Europa vindt men de Geelgorsten verspreid, van Zweeden af tot in Italie, en gevolglyk kunnen zy zich aan zeer verschillende lugtstreeken gewennen, 't geval der meeste Vogelen, die meer of min ge-