| |
| |
| |
Verhaal van het deerlyk lot eene Europische caravane, op de landengte van Suez, op den 16 juny des jaars 1779, overgekomen; en 't geen den heer de St. Germain, daar by bejegende.
(Uit een Brief van Parys, gedagtekend 8 Feb. 1780.)
Geheel Europa nam deel in het ongeluk, eene Europische Caravene, in de woestyne van Egypte, den zestienden van Juny, des jongst afgeloopen Jaars, overgekomen: schoon wy ees geen recht bescheid ontvingen, dan met de aankomst van den Heer de st. germain, te Parys, die alleen, door een nauwlyks geloofbaar geluk, het elendigst lot, 't welk immer een Reiziger trof, ontkwam.
De Heer de st. germain, en zyn Broeder, de Heer de chilly, de een Bevelhebber te Daka, en de ander Bevelhebber te Cassimbazar, twee gewigtige factoryen op Bengale, door de Engelschen krygsgevangenen gemaakt, kreegen, op hun woord van eer, verlof om na Frankryk te gaan: en geen Schip vindende, om hun, over de Kaap der Goede Hoope, na Europa, te voeren, traden zy aan boord van een Deensch Schip, om na Suez, in de Roode Zee te zeilen, in hoope, dat zy gemaklyk de landengte, welke die Zee van de Middellandsche Zee afscheidt, zouden overtrekken, en zich dan te Alexandrie na Marseille te Scheep begeeven.
Naa eene gevaarlyke reize, kwamen zy, den vier- en twintigsten van May, des Jaars 1779, te Suez, met verscheide Engelschen en Franschen, die als Reizigers met het zelfde Schip voeren. Zy waren niet geland, of de Deensche Kapitein schreef aan de Fransche Kooplieden te Cairo, dat zy eene Caravane zouden bezorgen, dat is, de noodige Kameelen om de Koopmanschappen uit het Schip, op verscheide millioenen gewaardeerd, over te voeren.
Egypte wordt geregeerd, of liever, verdrukt, door zestien Beys, of Heeren. De Porte heeft 'er niets dan eene enkele schaduw van gezag, waar mede een Bassa bekleed is, dien de Beys als een gevangenen in het kasteel van Cairo opgeslooten houden. Dewyl murat-ley,
| |
| |
de magtigste deezer zestien Dwingelanden, afweezig was, haslem bey, een zyner Broederen beoorlogende, vervoegde men zich tot ibrahim-bey: hy beloofde alle bescherming te zullen verleenen, zyn eigen volk en kameelen aanbiedende, om de goederen over te voeren. Deeze voorslag werd, zonder den minsten twyfel, aangenomen: maar ongelukkig deedt de rykheid der Caravane, door zyne gierigheid nog verre boven de waarde geschat, in hem de begeerte ontstaan om ze te plunderen: ten dien einde beraamde hy met de Arabieren van Tort, (wegens hunne wreedheid en plunderzugt berugt,) eene allersnoodste zamenzweering.
De kameelen gingen den vyftienden van Juny van Suez. De Reizigers vertrokken 's avonds ten zes uuren; de nagt liep, zonder eenig ongeval, ten einde; doch, met het aanbreeken van den dag werd de Caravane in 't midden eener engte, door twee ketens van bergen gevormd, omzet van omtrent twaalf honderd Arabieren. Zy schooten eerst drie keeren, en vielen daar op met de sabel in de vuist op de Europeaanen, die de Caravane vergezelden; deeze werden verstrooid, gevangen genomen, van alles, tot het hemd toe, uitgeschud, en dus naakt de woestyn ingedreeven. De Kameeldryvers wendden, op het eerste schot, ongetwyfeld het afgesprooke teken, hunne kameelen om, en dreeven ze zelve, niet zonder eenigen wederstand, maar met drift, in de Stad Tort, aan de Arabieren toebehoorende, naa vier dagen onder de wallen van Suez doorgebragt te hebben.
De Europeaanen, verminkt, uitgeschud, en nog vervolgd door de Roovers, verdeelden zich, by toeval, in twee partyen. De eene sloeg den weg na Suez op, welke Stad slegts acht mylen van daar lag; de andere, bestaande uit de Persoonen, die in den voortocht geweest waren, konden door de Arabieren niet heen breeken, om Suez te bereiken, zy zetten koers na Cairo, twee- en twintig mylen van daar; doch zy moesten, om de wreede hand der Arabieren te ontgaan, omwegen neemen, die den weg zeer veel langer maakten. Ongelukkig bevonden zich de Heeren de st. germain, en de chilly, onder deezen hoop: dezelve bestondt, behalven hun, uit een Neger, hun toebehoorende, (de andere waren den weg na Suez opgegaan,) uit de Heeren barrington en jenkins, Engelschen, uit vendelwelden, Kapitein van
| |
| |
het Deensche Schip, uit een Armenier, paulus geheeten, de Tolk van 't Schip, en uit twee bedelende Arabieren, in 't geheel negen Persoonen.
't Is onmogelyk eene voldoende beschryving te geeven van de schriklyke pynigingen en doodlyke angsten, onder welken acht deezer ongelukkige Vlugtelingen bezweeken, en die de Heer de st. germain niet dan wonderdaadig ontkwam.
Op den geheelen aardbol is geen brandender lugtstreek dan de woestyne van Egypte: de wind, die 'er waait, is als een verteerend vuur, nooit valt 'er regen; geen drup waters is 'er te krygen; in de uitgestrektheid van dertig mylen groeit geen plant; en het zand, bykans gloeiend, door de schroeiende hitte der zonne, is doormengd met kleine hoekige keisteentjes, die door het vel heen booren, en als glas in de huid gaan: de nagten vallen, in deeze streeken, zo koud als de dagen heet, en wanneer een Mensch de smoorende heete dampen des daags ontworsteld is, kan hy, zonder welgedekt te zyn, de snerpende koude des nagts bykans niet wederstaan.
't Was in deeze jammerlyke woestyn, dat de Heer de st. germain, met zyne ongelukkige Togtgenooten, drie dagen en vier nagten, tegen alle de verschriklykheden des doods, moest worstelen, zonder eeten of drinken, verdroogd van dorst, geschroeid door de zon, volstrekt naakt, blootgesteld aan de beeten van vliegen en insecten, welker steeken alle verbeelding van pyn te boven gaat; twintigmaal in een uur van vermoeienis nedervallende, en weder opstaande, door de smert die de steekende keisteentjes allerwegen in het lichaam verwekten: dikwyls op handen en voeten voortkruipende; en ten laatsten geheel afgemat, als met een geheele zweer over 't lichaam, dat niets dan vel en been was, kwam hy, al zyn eigen water opgedronken hebbende, met verschroeide tong en lippen, beneveld van gezigt, doof aan 't gehoor, en buiten staat om te spreeken, verscheide keeren door een geweldige koorts en vlaagen van krankhoofdigheid, van beroerte en slaapzugt, aangevallen, wonderdaadig by het Landverblyf der Beys niet verre van Cairo. Het drukkendst van alle zyne rampspoeden, het wreedste van alle zyne pynigingen, dat hem meermaalen deedt wenschen om den dood, tegen welken hy worstelde, was, dat hy alle zyne Togtgenooten zag
| |
| |
sneeven. De Heer barrington was het eerste slachtoffer. De Heeren jenkins en vendelwelden volgden; de Neger, de Armenische Tolk, en een der bedelende Arabieren, schoon sterk en aan de hette der Lugtstreeke gewoon, sneuvelden als de rest. Dan het treffendst van alle de akelige tooneelen voor den Heer de st. germain was, en geen aandoenlyk hart kan het zich zonder killen schrik vertegenwoordigen, dat hy zyn Broeder aanschouwde, afgemat, door hette en dorst geprangd, op twee- en twintig plaatzen door eene sabel gewond, hem smeekende, dat hy hem zou verlaaten, om voor zyne eigene veiligheid te zorgen; in het uiterste gebragt, om deezen voor zyne oogen te zien sterven, of hem in de woestyn te laaten, en de weinige kragten, hem nog overgebleeven, te gebruiken, om hem, waar 't mogelyk, eenigen bystand toe te schikken. - - Hy koos het laatste. De veelvuldig uitgestaane moeilykheden deeden hun hoopen, dat zy welhaast een einde aan hunne elenden zouden zien. Het gezigt van zyns Broeders gevaar deedt hem zyne kragten verdubbelen; doch al zyn zorg was vrugtloos. Zy waren op eenen nog te grooten afstand van Cairo, en het volk van den Bey, 't welk hy hadt overgehaald, om in de woestyn te gaan, en zyn Broeder, met den bedelenden Arabier, op te zoeken, kon geen van beiden vinden; en troffen alleen de lyken aan der andere Europeaanen. En de Heer de chilly werd, of het slachtoffer van de veelvuldige pynen, die hy moest uitstaan, of hy werd in slaverny weg gevoerd, indien hy nog zo gelukkig geweest is, dat eenige Arabieren zyn leeven gespaard hebben.
De Heer de st. germain dus alle zyne Reisgenooten, behalven deeze twee, hebbende zien sterven, bereikte eindelyk, alleen, naakt, en op den oever des doods, het landverblyf van den Bey. De bystand, hem daar betoond, stuitte den voortgang der ongesteltenissen, die hem hadden aangegreepen; en naa dat hy te Cairo in de wyk der Franken gebragt was, hadt hy zyn leeven te danken aan de kunde van den Heer grasse, een Fransch Geneesheer, en de pryswaardige zorge van de Heeren magalon en olive, Kooplieden van Marseille, die hem in hun huis namen.
De Franschen waren de eenigsten niet, die toonden medelyden te hebben met zyne ongelukken. Verscheide
| |
| |
Engelschen, die met hem van Bengale na Suez zeilden, en inzonderheid de Heer ross, die in de Engelsche Factory het bevel voerde, terwyl hy in de Fransche het bewind hadt, gaven hem de doorslaandste blyken van hunne deelneeming in zyn lot. Veel moeite hadt hy, om de aanbiedingen van allerlei aart, hem gedaan, af te slaan: daar hy verkoos zich aan de Fransche Kooplieden te Cairo te houden.
De Heer de st. germain, gelukkig hersteld zynde, beproefde, maar te vergeessch, alle middelen om wedergifte te krygen van omtrent 300,000 Livres aan goederen en koopmanschappen, die hem in de Caravane toebehoorden: doch in het verlies zyner goederen moest hy zich troosten met de gedagten, dat hy het geluk hadt van, op eenmaal, alle dreigende doodsgevaaren ontkomen te weezen: blootgesteld aan honger, dorst, brandende hette over dag, verstyvende koude by nagt, onverbeeldelyke vermoeienis, het steeken der insecten, het vuur en zwaard der Arabieren, de smert van het zien sneeven zyner Togtgenooten, de onmogelykheid om zyn Broeder te hulp te komen, en eindelyk, aan eene langduurige en gevaarlyke ziekte, het gevolg van alle die uitgestaane elenden!
Men leere uit dit schriklyk voorval, alzins waardig beschreeven en in de gedagtenis bewaard te worden, als een schildery opleverende van de grootste gevaaren, welke een Reiziger kan ondergaan, hoe men, in het doortrekken der Landengte van Suez, bedagt moet weezen, en op de wreedheid der Arabieren, en op de trouwloosheid der Beys, die Egypte dwinglandisch beheerschen. |
|