Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780

Verhaal van eene krampagtige sluiting van de onderkaak en een opisthotonas, door clysteren met laudanum geneezen.
Door P. Wilmar^(*).

Een Vrouw, in het Werkhuis, die, zedert eenigen tyd aan paralytique ongemakken laboreerde, kreeg eensklaps een aanval van hevige Stuiptrekkingen, die

(*) Zie deszelfs Cases and Remarks in Surgery, Lond, 1779, pag. 82.

[p. 416]

haar ter aarde nederwierpen, en waardoor ze belet wierd van te kunnen spreeken en slikken. - Ik vond, toen ik de Lyderesse bezogte, dat de Onderkaak geheel geslooten was. De Spieren, welke de Onderkaak aan de Bovenkaak brengen, waren geheel styf, en zo hard als een plank. Het Hoofd was agterwaards geboogen, en de Spieren van de Ruggegraad waren zo sterk t'zaamen getrokken, dat men den Rug met geen mogelykheid konde voorwaards buigen.

Vermits de Lyderesse twee Voortanden in den Bovenkaak miste, zo bragte ik haar, door deeze opening, twee lepels water in den mond. Zodra dit water in de keel kwam, scheen het als of de Stuiptrekkingen wederom verheften, 't welk zo lange aanhield, tot dat, door eene sterke convulsive beweeging van de Borst, het water weder te rug gedreeven wierd. Voor het overige behield de Lyderesse haar volkomen bewustheid, en vorderde het geen ze begeerde door tekenen, op eene wyze, dat ze het mededoogen van de omstanders verwekte.

Terwyl ik geen hoop had, van haar iets door den mond by te brengen, zo begreep ik, dat 'er geen ander middel over was, dan het geneesmiddel en het voedsel door Clysteren te appliceeren. Diensvolgens liet ik haar driemaal 's daags een Lavement van agt oncen Vleesnat zetten, en bovendien nog alle zeven à agt uuren een Lavement, bestaande uit zes oncen water, met twee drachma Laudanum Liquid. Sydenh. De Lyderesse bleef echter vier dagen in dienzelfden toestand, geduurende welken tyd ze niet het geringste konde doorslikken. Ik liet de dosis van het opium vermeerderen, en de getrokken spieren van het aangezigt met oly, waarin Campher ontbonden was, wryven.

Den vyfden dag, kon de Lyderesse niet alleen spreeken, maar ook den mond een weinig openen. - Den zevenden dag konde ze iets vogt doorslikken. Ik liet haar vervolgens, driemaal 's daags, telkens twee drachma Laud. Liquid. Sydenh. door middel van Clysteren, bybrengen. - De Lyderesse wierd dag aan dag beter, en bevond zig, in weinig tyds, zo wel, als ze te vooren geweest was; ondertusschen duurde het wel zes weeken, voor dat de Spieren van den Hals en Rugge haare voorgaande buigzaamheid wederom gekregen hadden.