Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve over de beste wyze om opgang in de wereld te maaken.Uit het Engelsch.
Het vroegste gedeelte van ons Leeven wordt dikwyls in verkwisting en buitenspoorigheid doorgebragt. Onze begeerten, onze driften zyn dan sterk, en, op vermaak, 't welk al 't aanloklyke der nieuwigheid heeft, kragtig gesteld, onze rede en verstand is zwak, en door geene ervaarenis onderschraagd. Maar, indien Jongelingen gezond verstand bezitten, en zich een weinig tot denken zetten, is die koorts van ydelzinnigheid zelden van langen duur. Zy ontdekken de dwaasheid hier van, en hoe ongeschikt zulk eene leevenswyze is, om middelen, agting en geluk te verwerven. Zy bemerken, dat de vermaaken der zinnen slegts eenige weinige oogenblikken duuren, en dat het leevensjaargetyde, om ze te smaaken, ras voor by gaat; als mede, dat zy in geenen deele ten geschikten grondslage strekken, op welken een redelyk en duurzaam geluk kan gebouwd worden. Bedenkingen van deezen aart zullen hun zomtyds bekruipen, wanneer zy met volle teugen uit den beker der weelde gedronken hebben; zy zullen rond zien, hun eigen staat, en den toestand van anderen, overweegen. Dit doende, worden zy, aan den eenen kant, gewaar, hoe Menschen, die, in vermaak, verkwisting, en voldoening van zinlyken lust, de bronnen van geluk zogten, zich steeds bedroogen en te leur gesteld vonden; dat zy, in stede van tot genot te geraaken, tot gebrek en elende vervielen; dat de najaagers daar van tot nietsbeduidenheid en veragting verweezen wierden; en dat zulk een leevensplan nimmer de keus geweest hebbe, dan van onverstandigen, verdienstloozen, en laaghartigen. Aan den anderen kant, loopt hun in 't ooge, dat Lieden, door de Natuur met scherpzinnigheid en vooruitzigt bedeeld, hun goed verstand gebrekende, eenpaarig zulke laage en vernederende voldoeningen versmaad, na genot en geluk gestreefd hebben, door blyken van deugd en bekwaamheid te geeven, door hunne poogingen aan te wenden, om in de wereld voort te komen, met de agting, en, indien het mogelyk is, de bewondering te verdienen van hunne Medeburgeren en van het Menschdom. | |
[pagina 398]
| |
Er doet zich eenig verschil op in de wyze om Opgang in de Wereld te maaken, onder Gemeenebest- en Monarchaale-regeeringsvormen. Het valt bezwaarlyk, het is onmogelyk, in de eerstgemelde te slaagen, zonder weezenlyke bekwaamheden en volkbehaagende deugden. Onder deeze gelykmaatige vorm van Staatsbestuur, hangt het in aanmerking komen, en de bevordering, af van vlyt, van het betoonen eeniger gewigtige diensten aan het Gemeen, van wysheid en welspreekenheid in het doen van voorstellen, van beleid en dapperheid in den kryg. In laatstgenoemde dienen deeze ook, doch in een minder rang: het komt daar voornaamlyk aan op inneemenheid, op voorkomen, op een zorgvuldig in agtneemen der characters, der zeden, der zwakheden, der luimen en grilligheden van lieden, door hunne bekwaamheden, of door blind fortum, tot hooge en aanzienlyke bedieningen opgeklommen. Dit in agtneemen der zeden en characters van uitsteekende en beroemde Mannen, oordeelde men ook noodig in het Grieksche en Romeinsche Gemeenebest. Wy leeren uit cicero, dat eik Jongeling van bekwaamheid, en edelmoedige vooruitzigten, zich vervoegde by eenig voornaam Romein, om diens gedrag, beginzels, en zeden, na te gaan, en die ten voorbeelde te neemen om zich zelven naar te vormen. Deeze oplettenheid, die naarvolging, was een der zekerste en veiligste wegen om tot aanzien in het Gemeenebest op te klimmen. In deezer voege verkreeg hy het opzigt en de bescherming van het voorwerp zyner eerbiedenisse, en zyne Medeburgers waren geneegen en gereed, om te gelooven, dat hy die deugden en bekwaamheden, welke hy zo zeer scheen te bewonderen en hoog te agten, zou naarvolgen. - Dus groeide, gelyk plutarchus aantekent, aristides onder clisthenes, cimon onder aristides, phocion onder chabrias, polybius onder philopemon opGa naar voetnoot(*). Want deeze allen vervoegden zich, in hunne vroege jeugd, by de anderen hooger in jaaren geklommen, en zy schooten, mag ik deeze uitdrukking bezigen, nevens hun wortel, en wiessen onder de schaduw van hunne beschutting en voorbeeld op. Dus werd te Rome cato onder fabius maximus, pompejus onder sylla en cicero zelve onder scevola gekweekt. Deeze zelfde handelwyze heeft men in Monarchyen gehouden, en tot uitersten gevoerd: want ongelukkig zyn de voorbeelden daar zeldzaam zo volgenswaardig. Deugd, de ziel met zynde dier Regeeringsvorm, zyn vertrouwen, eer, bevordering, geenzins altoos de belooningen van bekwaamheid en verdiensten; van onkundigen, en die 't aan verdiensten mangelt, in magt en aanzien verheeven, kan men veel eer de gunst en bescherming | |
[pagina 399]
| |
winnen, door hun een' blinden eerbied te betoonen, hunne zwakheden, dwaasheden en ondeugden vleijend goed te keuren, in alle hunne maatregelen en inzigten te treeden, dan door blyken te geeven van de grootste bekwaamheid en ongekreukste braaf heid: ja deeze zyn niet zelden sterke hinderpaalen, die alle vordering beletten. Schoon Vorsten en Mannen, in hoogbewind gesteld, eenelydelyke en blinde gehoorzaamheid van allen die onder hun behooren, vorderen, zyn ze nogthans op geen hunner voorregten nayveriger dan op de uitwendige tekens van ontzag en eerbied. Het mag eenigzins vreemd schynen, dat hunne bezorgdheid voor deeze hulde, alleen aan de Deugd verschuldigd, doorgaans toeneemt naar gelange hun regt daar op vermindert. Doch dit ontstaat hier uit, om dat zy zelve weeten en voelen, dat zy voorwerpen van veragting of haat zyn, en dat die schynbaare betooningen van ontzag en eerbied eenige verlichting schenken aan hunne heimlyke knaaging en ongenoegen; hun misschien diets maakende, dat daar zo veelen bezorgd zyn om hunne wenschen te voldoen, ja zelfs te voorkomen, door alle tekenen van verknogtheid en diep ontzag, zy eenige deugd en verdiensten moeten bezitten. - Dan welke ook hunne beweegredenen mogen weeze, deeze bezorgdheid en jalousy is nauwkeurig in agtgenomen, en gevierd, door alle schrandere Persoonen, die het ongeluk gehad hebben, van onder eigendunklyk heerschende Vorsten te moeten leeven. Deeze zyn niet over 't hoofd gezien door Prinsen zelve, als zy van een magtiger Oppervorst afhingen; en het strekte om hun op den Throon te houden, en in 't bezit der Koninglyke magt te blyven, ondanks het grootste misbruik daar van gemaakt, en in spyt hunner Mededingeren en vyanden. Hier van levert de Geschiedenis ontelbaare voorbeelden op. Ik zal my thans vergenoegen met 'er twee by te brengen, uit xenopron en josephus ontleend: zy zullen het voorgestelde in deeze Proeve ophelderen. De eerstgemelde Schryver verhaalt ons, in zyne Grieksche Geschiedenis, dat pharnabazus, een der Landvoogden des Konings van Persie, de Landvoogdyschap over Eolie schonk, aan zenes van Dardanus. Toen pharnabazus, by diens overlyden, be lagt was wien hy tot opvolger zou benoemen, verscheen maria, de Weduwe van zenes, by hem, vergezeld van Krygsknegten, en voorzien van ryke geschenken, niet alleen voor pharnabazus, maar ook voor zyne Hofjuffrouwen en Hovelingen. By haare aankomst, sprak zy hem in deezer voege aan. ‘Myn Egtgenoot, ô pharnabazus, was door u verbeeven, en heeft zo veel gelds ten uwen dienste van 't Volk geligt, dat hy ten allen tyde uwe gunst en bescherming waardig was. Indien ik, derhalven, uwe belangen niet minder bezorgde, waarom zoudt gy dan de Landvoogdy aan een ander opd aagen? Daarenboven, wanneer ik dezelve niet bestuur tot uw genoegen, staat het altoos in uwe magt my van 't bewind te ontzetten, en het eenen ander te | |
[pagina 400]
| |
schenken.’ - Dit gehoord hebbende, besloot hy de Weduwe met de Landvoogdye te begunstigen. Maria, Landvoogdesse geworden, bragt niet alleen dezelfde schattingen op als haar Egtgenoot gedaan hadt; maar verzuimde geenzins, om, zo dikwyls zy prarnarazus bezogt, hem een ryk geschenk ter hand te stellen. Als by in haare Landvoogdye kwam, ontving zy hem met uitbundiger tekenen van eer en agting, en kostlyker onthaal, dan iemand der Onderbevelhebberen, hoe ryk en magtig ook. Door dit gedrag deelde zy zo diep in de gunste van pharnabazus, dat hy haar niet alleen in het bestuur der Landvoogdye deedt blyven; maar ook zomtyds zich van haaren raad bediendeGa naar voetnoot(*). Ten aanziene van het andere voorbeeld, zal ik alleen opmerken, dat, niet tegenstaande het geweldig en bloedgierig bestuur van herodes, en den daar uit met regt voortvloeijenden afkeer der Jooden van hem, hy nogthans, door dienstbetooningen, inschiklykheden, en kostbaare geschenken, eerst aan m. antonius (ondanks cleopatra's vyandschap), en vervolgens aan augustus, in 't bezit zyns Ryks bleef, en by de Romeinen, zo lang hy leefde, hoog geagt. Deeze afgerigte vleijer bouwde, behalven andere buitenspoorige en bykans Godlooze betooningen van agting, ontzag en eerbied, een heerlyk Theater, en stelde Feestspelen in ter eere van augustus, op welke alle ryklykheid en pragt in vollen luister schitterden. Ik heb niet ten oogmerke het voorzigtig beleid van maria te beoordeelen, of de behendigheid van herodes, als zyn gedrag dien naam mag draagen, toe te juichen; doch het zal my vrystaan op te merken, dat, in alle Monarchaale Regeeringen, byzondere Persoonen tot eerampten en gewigtige posten verheeven zyn door dergelyke en dikwyls min onschadelyke slegter en snooder handelingen. Dit zou ik door verscheide voorbeelden uit de Geschiedenis van alle Monarchyen in Europa kunnen toonen. Dan dit zou myne Proeve te lang maaken. Wat my betieft, ik heb altoos een' amptloozen en onafhanglyken leevensstand, ja zelf het leeven als een vergeeten Burger, verkieslyker en dierbaarder gekeurd voor een Man, dan de luisterrykste en voordeeligste hedieningen te bekleeden, als deeze de bezolding ren van slaafsheid, ondeugd en eerloosheid. Allen, die op eene andere wyze over dit stuk denken, en dermaate gedreeven worden door staat-en eerzugt dat zy Groot in de Wereld willen weezen, hoe het ook gaa, en welke middelen van dubbelhartigheid, verraad, overspel en andere dergelyke misdryven zy moeten gebruiken om daar toe te geraaken; deezen verzend ik tot de Vaderlyke Lessen, door een onlangs overleden Edelheer aan zyn Zoon gegeevenGa naar voetnoot(†), en tot dat gedeelte van f. bacon's Lessen, 't welk die | |
[pagina 401]
| |
groote Wysgeer, doch slegte Burger en Staatsman, Faber Fortunae sive Doctrina de Ambitu vitae, tytelt.Ga naar voetnoot(*) Niettegenstaande het vernust en de geleerdheid deezes laatstgenoemden, hebben wy alle reden om te denken, dat hy zyne eigene daar voorgestelde regelen volgde, en hy kwam 'er in t einde zo mede uit, dat het jammer is, dat niet allen, die, door dezelfde slaafsche, laage, en snoode handelwyzen, hun Fortuin zoeken te maaken, dit zelfde loon huns arbeids genieten. Alle die de effener en beter paden van braafheid, deftigheid en deugd zoeken te bewandelen, zullen een veilig en uitmuntend Leidsman aantressen, in het onsterflyk Werkje van cicero, over de Pligten, waardig om niet alleen der jeugd vroegtyds in handen gegeeven te worden; maar tevens waardig om het Handboek te weezen van de verstandigste bejaarden. |
|