beminden Grieken en Romeinen elk zyn eigen Volk, ter zelfden tyde als zy alle andere Volken haat toedraagen! Dit gedrag bewyst, derhalven, niets tegen de neiging der Menschen om huns gelyken te beminnen.
Ik breng deeze bedenkingen alleen in 't midden voor de zodanigen, die in den Mensch het tegenovergestelde van de Natuurlyke Goedheid meenen te zien: maar ten opzigte van hun, die den Mensch aanmerken als onverschillig uit zyn aart, en als een Weezen, 't welk zyne aandoeningen en denkbeelden alleen ontvangt van de zamenvoeging der indrukken, die de uitwendige voorwerpen op hem maaken, moet ik nader verklaaren wat ik hier door Goedheid verstaa.
Het schynt my toe dat men verre af is van zedelyke verschynzels te verklaaren, wanneer men in den Mensch niet ziet een Aandoenlyk weezen, vatbaar voor vermaak en smerte: wy vinden meer dan dat in zyne Natuur. Voor eerst bevindt hy, gelyk alle andere gevoelige weezens, Vermaak, in 't geen met zyne natuur overeenkomt, en Smert in 't geen daar mede stryd: de Mensch alleen, in staat om te oordeelen, tot een punt 't welk wy niet kunnen bepaalen, kan zich bedriegen omtrent het geen hem voege en zich in overmaat te buiten gaan: doch dit stoot de algemeene stelling niet omverre. En deeze overeenkomst van Vermaak, met het geen onze Natuur voegt, en van Smert, met het geen daar tegen strydt, toont duidelyk het oogmerk der Natuur, met gevoelige Weezens.
Eene andere hoedanigheid, in den Mensch duidelyk zigtbaar, is, dat onder de voorwerpen, die tot zyn vermaak strekken, zyn Natuur genooten een der voornaamste uitmaaken. Ik wil hier mede zeggen dat dit vermaak geene volgende wyziging, maar dat de Mensch dusdanig geschaapen is, gelyk de meeste andere gevoelige Weezens. Wilde ik hier uitweiden, ik zou, met duizenden van voorbeelden, kunnen bevestigen, dat deeze natuurlyke gesteltenis van gevoelige weezens, in 't algemeen, in den beginne onafhanglyk is, van de voordeelen welke zy kunnen aantreffen, door met hunne soortgenooten te leeven; dat dit een weezenlyk Ingestortte Trek is.
Ik onderzoek hier niet hoe verre deeze Trek bepaald is by de Beesten: maar ik ontdek duidelyk, dat by den Mensch, het Gezelschap zyns gelyken, 't welk hy ver-