| |
Aanmerkingen over de verkeering, en het onderhoud in dezelve.
Naar het Engelsch.
Een der grootste verligtingen onder den last en de zwaarigheden des leevens, is het Vermaak en de Uitspanning, in de Verkeering met onze Medemenschen te vinden. Deeze vermeerdert de tafelgeneugte, welke zonder die saus enkel zinlyk zoude weezen; zy veroorzaakt eene aangenaame tusschenpooze en afwisseling van onze ernstiger en bepaalder bezigheden. Zy verwekt eene onderlinge begeerte om te behaagen, kweekt goedaartigheid, vriendschap, en omganglykheid aan, zy scherpt het vernuft, oefent het geheugen, en lokt, op eene bevallige wyze, alle de vermogens der verbeeldingskragt en rede uit.
Ware het noodig eene bepaaling te geeven van 't geen wy door Verkeering verstaan, dezelve zou beschreeven mogen worden als eene onderlinge mededeeling van onze gedagten, over huislyke, staatkundige, en geleerde onderwerpen; want dit zyn de stukken, waar toe cicero het Onderhoud in de Gezelschappen wil bepaald hebben. Van hier is het, dat alleen, in beschaafde Landen, onder het geletterd en welopgevoed deel des Menschdoms, een Ommegang kan stand grypen, die den naam van Verkeering verdient. Op de vergastende byeenkomsten der Wilden, kan het onderwerp des Gespreks weinig anders weezen, dan het ophaalen van de voorvallen der jagtpartye, of de gebeurtenissen eens invals, eens gevegts of eener verdeediginge. Onder lieden, by welken de Kunsten en Weetenschappen geringe vorderingen gemaakt hebben, moet de kring der Gesprekken zeer bekrompen
| |
| |
weezen. Zelfs in zeer beschaafde Staaten, kan niemand, in eenen eigenlyken zin diens woords, Verkeering hebben, dan zy, die gelukkig genoeg waren van eene goede opvoeding te genieten, wier denkbeelden verheeven zyn boven de dagelyksche zorgen en najaagingen deezes leevens, die hunne zielen uitgebreid hebben, door leezen, door gezelschappen by te woonen, en door reizen. Hoe meer een mensch weet, hoe meer hy gezien heeft, hoe verscheidener en uitgestrekter zyne weetgierigheid, zyne berigtneeming en kunde van menschlyke zaaken wordt: en hoe hy beter in staat is om een gezelschap te vermaaken en te verleevendigen.
Als men de verhaalen leest van opmerkende Reizigers, door Landen, waar men weinig kennis heeft van Weetenschappen en Letteren, en waar, door de verdorvenheid van het Staatsbestuur, de aan ligt der Ingezetenen afgetrokken wordt van de Landszaaken, moet men zich bedroeven over den kwynenden en lustloozen staat der gezellige byeenkomsten. Al het genot des Gezelschaps schynt louter zinlyk. De Zinnen alleen worden opgewekt en voldaan, het Verstand en de Verbeelding krygen geen deel. Noch wyn noch koffy kan hun verleevendigen: deeze kan hun geene klaarheid van bevatting schenken, om dat zy geene stoffe hebben om op te denken: de ander hun niet spraakzaam maaken: dewyl zy niets te zeggen hebben. 't Is vernederend, het is verdrietig, 's Menschen rede zo vernederd en bykans op één peil gebragt te zien met de dierlyke natuur.
Onder het leezen van die twee schoone Schilderyen der Grieksche Zeden, de Banketten van plato en xenophon, heb ik my dikwyls verwonderd, dat zo beschaafd en geleerd een Volk als de Grieken, ja dat een gezelschap van Wysgeeren, om zich te vermaaken, genoodzaakt waren de toevlugt te neemen tot de onbeschaamd- en buitenspoorigheden van potzemaakers, de onnatuurlyke gedaanten en houdingen van zingende Jongens en danssende Meisjes. Nogthans vinden wy, dat dit een algemeen gebruik was te Athene. Hier op wordt gedoeld in het Banket van plato en xenophon; drie van e voornaamste Characters zyn philippus een foort van potzemaaker, een zingend en danssend Meisje, en een Jonge, die op de fluit speelt. Indien men, onder den Volk zo beschaafd als de Grieken, zo jammerhartige behulpzels als deeze noodig hadt om een gezelschapte verlustigen, en deeze zelfs bezigde aan de tafels van Wysgeeren, moet het ons minder bevreemden, dat men ze zo zeer zegt, waar Kunsten en Weetenschappen slegts geringe vorderingen gemaakt hadden. Elk weet hoe noodig een Hofnar en Dwerg, veele Eeuwen lang, gerekend werd aan alle groote tafels van het bedendaagsch Europa: tot zo laat zelfs als de regeering van carel den I, Koning van Engeland; dewyl in dien tyd alle gemaatigde en verstandige lieden, de grommige en verregaande gestrengheid des Aardsbisschops laud, tegen den snaakschen archy, ten hoogsten wraakten.
In Landen, waar de onderwerpen der Gesprekken nog schaar- | |
| |
scher zyn, zwygt het Gezelschap geheel, of neemt de toevlugt tot veelerlei Spelen van vernuft of geval, om verdrietlyke kwyning te verdryven, en de aandagt wakker te houden. La loubere verhaalt ons, dat de Siammers hunne zugt tot het spel zo verre laaten gaan, dat zy, aan den kans van den dobbelsteen, niet alleen hunne bezittingen maar ook hunne vryheid waagen, en, ondanks hunne sterke geneigdheid tot hunne Vrouwen en Kinderen, ook derzelver vryheid daar van laaten afhangen. Tacitus verhaalt van de Oude Germaanen, dat zy even zo aan 't spel waren overgegeeven, en 't zelfde wordt ons door robertson, en anderen, berigt, van verscheide Volken in America. De Inwoonders dier Landen, waar het Ryksbestuur op geen billyken voet ingerigt, of de Maatschappy nog gebrekkig is, vinden zich gedrongen om de toevlugt te neemen tot deeze heillooze middelen om zich te vermaaken en bezig te houden, uit het zelfde beginzel 't geen een Franschman, een Engelschman, een Hollander aanzet om een avond te slyten in den Schouwburg, in de Opera, of in een Gezelschap, waar men vry en bedaard over huislyke staatsen letterkundige zaaken spreekt.
Schoon het lang aanhieldt, en 'er eenige Eeuwen verliepen, eer de Weetenschappen en de beschaafde Letteren eenigen opgang in Rome gemaakt hadden, vinden wy, egter, niet opgetekend, dat dit verstandig en tot strengheid neigend Volk het noodig vondt de toevlugt te neemen tot de verderflyke middelen, hier boven vermeld, om de verdrietlykheid des leevens te verbannen, en het ledig ruim van ernstige bezigheid op te vullen. Zy schynen hunne vermaeken en genietingen gezogt te hebben in de eigenlyke pligten, die een Mensch voegen. Staande het tydperk hunner Dapperheid, nam de Landbouw, de Vryheid en het maaken van vermeesteringen hun geheele aandagt in. Wanneer deeze gelukkige tyden verstreeken waren, wanneer heerschappy en weelde buitenspoorigheid en misdryf medebragten, en het Volk zich vermaakte in de Spelen van verscheidenerlei aart, handelde men nogthans aan de tafels der heschaafdsten en bestopgevoedsten over letterkundige onderwerpen. Van atticus vinden wy opgetekend, dat hy niemand by zich toeliet den avondmaaltyd te houden, dan die vermaak kon scheppen in het hooren leezen van een Dichtstuk, een Zedelyk Vertoog, of eenig ander stukje: by plinius den Jongen was het nog eene bestendige gewoonte, om, onder het avondmaal, met zyne Vrouwe en eenige weinige Vrienden, zich te verlustigen, met het hooren leezen van eenig Letterkundig opstel. Deeze gewoonte is zeer verschillend van de onze, maar verdient zy 'er niet boven gesteld te worden? En wanneer het dagelyks nieuws afgehandeld is, wanneer een gezelschap geen voorraad meer heeft van jok of ernst, is dan een Zedelyk Tooneelspel, eene Geschiedenis, geen beter hulpmiddel om de verveeling te verbannen, dan de stilzwygende, nietsbeduidende, en altoos op 't zelfde uitkomende Speeltafel om aan dezel- | |
| |
ve geen erger naam te geeven? In de daad, wy verwyderen ons nooit verder van vermaak, dan wanneer wy genietingen najaagen, waar in noch het
verstand, noch de verbeelding, noch het hart deel neemt.
Wat de kunst der Verkeeringe betreft, deeze schynt geleegen in nooit eenig onderwerp uit te putten, of 'er te lang op stil te staan; in 't zelve van den besten kant en in t sterkste licht te vertoonen, veel eer dan 'er alles van te zeggen; en 'er liever de kragtigste trekken van op te geeven dan tot de kleinste byzonderheden te komen. Het overige van het Gezelschap moet toegestaan worden, deel in het onderhoud te neemen, ja men moet het daar toe als uitnoodigen. Menschen van verstand en goede zeden komen by elkander, niet vervuld met de aanstootlyke begeerte om uit te schitteren, om geestig en steekelig te zyn, of om langwylige en verveelende aanspraaken en verhandelingen te doen, maar om onderling te verkeeren en te spreeken: en hier toe behooren voornaamlyk, eenvoudigheid, zedigheid, weetlust, het doen van gepaste vraagen, 't geeven van onderrigting, korte verhaalen, juiste en ophelderende aanmerkingen. Verre zyn van zulke ongemaakte en aanlokkende byeenkomsten, alle luidrugtige en geschreeuwmaakende vrolykheden; het ydel pochen op geboorte, verdiensten, en middelen; het verveelend spreeken van onszelven, van onze wel gelukte aanslagen, of te leurstellingen; de geschiedenis van onze aandoeningen, ziekten en herstellingen. Niets dan byzondere Vriendschapsverbintenis kan alle beuzelpraat gedoogen; en zy maakt alleen het onderhoud uit van onkundigen en laage zielen.
Niettegenstaande het gevoelen van zommige strenge en verregaande Zedekundigen, mag zelfs het boertige, het hekelende, het bestraffende, zomtyds in de Verkeering geduld worden. De Spartaansche Wetgeever zelve keurde dit bedwang van onvoeglyke en slegte daaden goed: want wy leezen, dat het hoofdonderwerp der Verkeering zyner Medeburgeren bestondt in het pryzen van goede en braave bedryven, of het laaken van slegte stukken: dit geschiedde met geestigheid en op eene aartige wyze, geschikt, om, zonder aanstoot te geeven, te bestraffen en te verbeteren. Deeze kieschheid nam men in agt, ten opzigte van de aanweezenden. De afweezige slegten werden met min omzigtigheids bejegend. En voorwaar, de bestraffing van den onbeschoften, den ondeugenden, den misdaadigen, is eene ingewikkelde goedkeuring en lofspraake der geenen die een tegenovergesteld Character hebben, het is een sterk bedwang, om niet tot ondeugd over te hellen, te hooren dat de zodanigen, die daar aan verslaafd zyn, naar verdiensten met haatlyke kleuren worden afgeschilderd. Onze natuurlyke wederzin en afschrik daar van wordt versterkt door onze zamenstemming met de berispers, en wy schroomen in het zelfde onvoordeelig en smaadlyk licht gesteld te worden.
Een der aangenaamste stukken des Onderhouds zyn verhaalen van merkwaardige daaden van groote en doorlugtige Persoona- | |
| |
dien; vàn die hunnen Vaderlande dienst gedaan, of de belangen des Menschdoms behartigd hebben door hunne Deugden en heilzaame Verrigtingen. Zodanig was de School, waar in, onder een' soberen maaltyd, de Spartaansche Burgers, opgekweekt werden tot goede Zeden, en Vaderlandliefde. De gezegden, het beleid, de daaden, de Characters, in het gesprek voorgesteld, maakten een dieper indruk op de Toehoorders, dan de onderwyzende styl van een beredeneerd Vertoog.
De groote vorderingen, welke wy gemaakt hebben in Kunsten, Weetenschappen en Letteren, breiden den kring van hedendaagsche Verkeering zeer wyd uit. Wy slaan niet alleen het oog op de Deugden en Gebreken van onzen eigen tyd; maar van alle eeuwen. Behalven de ernsthaftiger gedeelten der Weetenschappen, trekken duizenden van aangelegene of vermaakende stukken onze aandagt, om ons leevend en wakker te houden, de onvermydelyke onrusten en bekommernissen te verzagten en te verzetten. - En daar wy zulke onuitputbaare bronnen van Gesprek hebben, hoe kunnen wy dan zo verkeerd, zo ondankbaar, onszelven aan het schandelyk en verderflyk Spel overgeeven, onze gezondheid krenken, onzen aart vergiftigen, onze middelen in de waagschaal stellen, en, door een kwaad voorbeeld, onze Vrouwen, onze Zoons, onze Dogters verleiden. Zeker deeze schandvolle en vernielende drift holt tot zulk een uitersten, dat, zo ze niet gestuit worde, de jammerlykste gevolgen daar van te dugten staan.
Schoon een Verteller een verveelend en smaakloos Character is, strekt nogthans eene gebeurtenis, met geest en smaak verteld, dikwyls tot een zeer verleevendigend en aangenaam onderhoud. Dezelve moet niet lang weezen, tot geene noodlooze kleinigheden komen, en de Verhaaler veel eer schynen zyne vertelling te willen bekorten dan uit te rekken.
Een Verteller moet desgelyks een goed geheugen bezitten: niet zo zeer op dat hy niet van zyn stuk afraake of daar in steeken blyve, (schoon dit zeker belachlyk genoeg zou weezen) dan wel om zich te kunnen herinneren of hy met dezelfde geschiedenis het zelfde Gezelschap voorheen niet onderhouden hebbe. Het is twyfelagtig of de nieuwheid en zonderlingheid van een verhaal, of de wyze van 't zelve op te disschen, de voornaamste verdiensten daar van ontmoete. De Koninglyke Majesteit zelve kon niet te wege brengen, dat Hovelingen, (wier hoofdwerk gezegd wordt vleiery te weezen, en alzins betoonen geene gevoeligheid te bezitten,) zich verpynigden om de dikwyls herhaalde vertellingen van carel den II, Koning van Engeland, aan te hooren, die, nogthans, zo men wil, de gaaf van vertellen in eene uitsteekende maate bezat. Bisschop burnet tekent van dien Vorst op: ‘Hy verhaalde het gebeurde, in zyne ballingschap, op eene bevallige wyze; doch zo dikwyls en zo langdraadig, dat het allen, die lang gewoon waren by hem te verkeeren, ten uitersten verveelde, weshalven zy ook,
| |
| |
als hy aan deeze geschiedenissen begon, doorgaans vertrokken: dikwyls begon hy het verhaal in een vol gezelschap; doch hadt, wanneer hy eindigde, doorgaans niet meer dan vier of vyf Persoonen meer by zich: dit lokte een scherpe kwinkslag uit den mond van wilmot, Graaf van Rachester; hy betuigde, verwonderd te staan, dat een Man, die zulk een goed geheugen bezat, om dezelfde Geschiedenis, zonder de minste omstandigheid over te slaan, te herhaalen, zich niet kon herinneren, dat hy dezelve aan dezelfde Persoonen den voorgaanden dag verhaald hadt.’ |
|