Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De dichter aan de liefde. Doe Liefde, doe uw vuur in mynen boezem dalen! Ontvonk gy myne Ziel door uwen heeten gloed! Neen, neen; verblind myn oog niet door uw gloênde stralen! Wyk liefde, wyk altoos, wyk uit myn zwak gemoed! Dan, ach! wat heete vlam ontvonkt my 't jeugdig bloed?... Zyt gy 't, ô Poëzy! - nu kent myn vreugd geen palen! - Maar wat baat toch de kunst als 't hart geen Liefde voed? Doe Liefde, doe uw vuur in mynen boezem dalen! 'k Zal, wen gy my belonkt, weêr ruimer adem halen. Dan zing ik u ter eer by uwen schoonen stoet! Met bloempjes van myn kunst zal ik uw gunst betalen. Ontvonk gy myne Ziel door uwen heeten gloed! Maar, - hy, dien gy steeds laaft met uw verleidend zoet, Ziet menigwerf zyn Ziel van 't spoor der Rede dwalen; Dan word dat Ambrozyn verkeert in bitter roet. - Neen, neen; verblind myn oog niet door uw gloênde stralen! De schoonste Kunstgodes zal myne borst verstalen; Dan is het al vergeefsch, ô Liefde, wat gy doet. Wen Dichtkunst my beschut, kan myn triumf niet falen. Wyk Liefde, wyk altoos, wyk uit myn zwak gemoed! [pagina 317] [p. 317] Doch, wat zie ik? .... een beeld! ... ô Liefde! ik kusch uw voet... Houd op; het is genoeg die schoone af te malen. - Op 't zien van Fillis beeld ontzinkt my al 'e moed. Gy overwint, ik zie 't, niets kan uw magt bepalen! Doe Liefde, doe uw vuur... 1779. j..... Vorige Volgende