Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVierde proeve over de kleeding der vrouwen, en de verscheide wyzen, waar op de vrouwen zich in 't oog der mannen behaaglyk poogen te maaken.(Overgenomen uit Dr. alexander's History of Women.)
Wy lieten onze schets der Kleeding in Europa berusten, by dien tyd, welken men gewoon is de Middel-Eeuwen te noemenGa naar voetnoot(*), en zullen deeze vervolgen; een aanvang maakende met de dagen, die onze Eeuw maar kort voorgingen. Wilden wy het beproeven eene nauwkeurige beschryving te geeven van de tegenwoordige Kleederdragt in Europa, dit te bestaan zou bykans even 't zelfde weezen als of wy de kleuren van den Kameleon of de gedaante van een proteus, zogten te treffen: die beide veranderd zouden weezen, lang eer wy onze taak af hadden. Wy zullen ons, derhalven, te vreden houden met eenige weinige algemeene waarneemingen, ten aanziene van dit onderwerp. | |
[pagina 306]
| |
Naardemaal in Europa, de geest der Vrouwen door mishandeling en verdrukking niet gefnuikt of onderdrukt wordt, is de zugt tot Opschik, der Sexe zo eigen, steeds werkzaam geweest zo veel de tydsomstandigheden wilden gehengen. Wanneer het herleeven der Kunsten en Weetenschappen de zeden onzer Voorvaderen begon te beschaaven, en nieuwe denkbeelden hervoortbragt; wanneer de Koophandel nieuwe stoffe tot sieraad aanboodt, kreeg de zugt tot Optooy onder de Jufferschap nieuwe kragten, en vervoerde haar zo verre, dat zy, doof voor rede, niet overgehaald konden worden om af te zien van de sieraaden, welke zy noodig oordeelden, en ze kogten ter koste van haare agting en ten bederf van haare middelen. Griekenland en Rome hadden menigmaal onder dezelfde kwaal gezugt, en dikwyls Wetten moeten vaststellen, om de Kleederpragt te beteugelen: zodanige Wetten werden thans in Europa noodzaaklyk. Hendrik de IV, Koning van Frankryk, liet 'er verscheide uitgaan. Hy was, nogthans, de eerste Vorst niet, die tot dit middel de toevlugt nam: verscheide Vorsten, voor en na hem, kondigden Bevelschriften af, die de grenzen bepaalden, waar toe elke rang in de Kleeding mogt gaan. Als wy in overweeging neemen, van hoe veel meer waardye het geld in die dagen was dan tegenwoordig, blykt het dat de Vrouwen toen kostlyker gekleed gingen dan heden, waar over men ondertusschen met zo veel ophefs schreeuwt. In de vyftiende Eeuwe droeg laura, de beroemde Beminde van den niet min vermaarden petrarcha, een zilveren Kroontje op 't hoofd, en hadt het opgebonden hair met knoopen van Juweelen vercierd. ‘Haare Kleeding,’ zegt de Leevensbeschryver van petrarcha, ‘was kostlyk; in 't byzonder droeg zy zyden handschoenen met goud geboord.’ Schoon, ten dien dage de zyde zo schaars was, dat één Pond voor bykans vier Ponden Sterling verkogt wierd; en geenen dan Edelen, die stoffe mogten draagen. Vrouwen van minder rang droegen Kroontjes van bloemen, en doschten zich voorts zo pragtig uit, als haare omstandigheden gehengden, of de Wetten toelieten. Het Toilet, zo wel als de zinlykheid en het gemak, trok een aanmerklyk voordeel van het Linnen, voor- | |
[pagina 307]
| |
heen als iets zeldzaams in Europa bekend, en nu ten algemeenen gebruiken geworden: Kameryks- en Dundock, maakte 'er welhaast eene verfraaijing van uit; en vervolgens bedagt men de Kanten, waar op de Vrouwen zich, zints dien tyd tot heden toe, zo zeer gesteld betoond hebben. - De kunst, om zyde stoffen te weeven, was nu eene wyle bekend geweest; doch die, om 'er Linten van te vervaardigen, schynt laater in zwang gekomen: deeze ondertusschen zyn naderhand zo algemeen geworden, dat ze een gedeelte der Vrouwlyke Kleeding by lieden van allerleien rang uitmaaken. - In 't Oosten hadt men de Diamanten langen tyd gekend, en eenige Eeuwen geleden waren ze ook in Europa ingevoerd, maar men was nog onkundig om ze te slypen, daar zy in den natuurlyken staat de helft van den schitterenden luister niet vertoonen: dan men ontdekte eerlang de konst om ze met diamante stof te polysten. Alle deeze en eenige andere vindingen, van minder belang, waren toevoegzels tot de voorraad van Vrouwlyken Opschik; en maakten dat de bezigheid aan het Toilet, meer tyds en meer smaaks dan voorheen vorderde. Van de vystiende Eeuwe tot den tegenwoordigen tyd, heeft men de veranderingen, in de Kleeding der Vrouwen, meer toe te schryen aan de weifelingen der Mode, en de verandering van Zeden, dan aan nieuw bygekomene stoffen ten opschik dienstig. - Uit America heeft men bykans niets daar toe dienstig gekreegen dan Vederen en Pelteryen: de laatstgemelde zyn, als de beste beschutmiddelen tegen de koude, in alle Noordsche Landen, van onheuglyke tyden af, in gebruik geweest. Schoon ze thans, onder zagter Lugtstreeken, ingevoerd worden als een stuk van weelde: en eenige eene waardye bekomen zo zeer van grilligheid afhangende als die van Diamanten en Paarlen. Schoon het myn oogmerk niet is verslag te doen van alle de veranderingen in de Kleeding, zints de vyftiende tot de tegenwoordige Eeuwe, kan ik niet voorby eene aanmerkelyke omwenteling ten dien opzigte, onder het Protectorschap van cromwell, op te tekenen. Men wilde, zo men voorgaf, alles tot de oorspronglyke eenvoudigheid des eersten Christendoms te rug brengen: en voer, meer yvers dan verstands betoonende, heftig uit tegen alles wat in de kleeding, 't welk meer kon doen dan | |
[pagina 308]
| |
onze naaktheid dekken of tegen de koude beschutten. De Vrouwen geraakten zo zeer in ongenade, dat men haar allen Opschik weigerde, de schoonheden zelfs, door de Natuur verleend, merkte men aan als misdaadige nadeelen voor de Bezitsters, en genoegzaam om elk nauwgezet Christen der zodanigen gezelfschap te doen schuwen: als ware het niet mogelyk 't zelve by te woonen en niet te zondigen. Men hoorde toen van de Predikstoelen, by aanhoudenheid, voordraagen; dat de Mensch in zonden ontvangen en in ongeregtigheid gebooren, een slaaf van het Vleesch is, tot hy door den Geest wordt wedergebooren; dat zyne inschiklykheid voor de Vrouwe het eerst zyn val bewerkt hadt; dat hy derhalven zynen roem in zyne schande niet moest zoeken, of de bron zyns bederfs minnen; dat hy niet moest trouwen uit genegenheid of om de Huwlyksgenoegens te smaaken; maar alleen om het getal der Heiligen te vermeerderen, enz. Daar men dusdanige begrippen het Volk inboezemde, werden de aandoeningen der Menschlykheid aangemerkt als herkomstig van de oorspronglyke Zonde, en men schuwde de schoonheid als een werktuig in de hand des Satans, om de zielen der Geloovigen te vangen en te bederven. De Vrouwen zelve werden door die besmetting aangevallen, zetten haare Cieraaden ter zyde, en poogden een mishaagend voorkomen te verkrygen; bykans klom het tot dat toppunt van dwaasheid op, dat men alle Kleeding, als tot zonde verlokkend, verwierp. Een Quakerinne, vervuld met dit geestdryvend begrip, en daar door vervoerd, vertoonde zich in eene Kerk, waar cromwell zich bevondt, in dien staat waar in onze eerste Moeder zich bevondt, eer zy een vygenblad ten dekzel gebruikte, zeggende, dat zy dus ten teken aan den Volke strekte. Maar, dewyl de menschlyke driften, even als springveeren, met te meer gewelds in eene tegenstrydige richting losbarsten, naar gelange zy sterker gespannen zyn geweest, hadt de Herstelling geen stand gegreepen, of al deeze geestdryvery verdween, en Kleederpragt met losheid van zeden geraakte meer in de mode, dan slofheid en Puriteinschgezindheid voorheen geweest waren. Vermaak werd de algemeene Afgod, en Minvermaak meest aangebeden. Eerlooze liefde kreeg de overhand, de Vrouw- | |
[pagina 309]
| |
lyke Deugd wankelde, en eene geheele verbastering van zeden was het deerlyk gevolg. In elk Land, waar de Kleeding onder het beleid van Smaak en Oordeel staat, wordt dezelve derwyze geregeld, dat zy de schoonheid der Vrouwlyke gedaante niet geheel bedekke, en ook niet geheel vertoone. Van deezen algemeenen Regel wykt men nogthans te wederzyden af. In alle Landen hebben geestdryvende Priesters, oude neuswyze Vrysters, en Vrouwen, die voor meer dan gemeen heilig wilden aangezien worden, zich zelven opgebaakerd als Egyptische Mummies, en heftig uitgevaaren tegen de ontblooting der wereldsgezinden. In 't laatst der veertiende Eeuwe voer een Monnik van de Augustyner Orde, te Pavia, met zo veel geluks uit tegen de Cieraaden toen in zwang, dat veele Mevrouwen, allen opschik verwerpende, met het eenvoudig gewaad, 't welk de Kloosterbroeder hun voorschreef, in 't openbaar verscheenen. - Aan den anderen kant hebben Vrouwen van min strenge zeden, en openbaare Hoeren, alle betaamelykheid ter zyde gezet. Eenige Volken zyn in dit opzigt min kiesch dan andere. In den aanvang der jongstafgeloopene Eeuwe kleedden zich de Juffrouwen te Venetie in zulke ligte en dunne stoffe, dat niet alleen de gedaante des lichaams maar de kleur van 't vel 'er gemaklyk doorheen gezien kon worden: en nog heden ten dage is de Kleeding der zedigste Vrouwen aldaar weinig meer voegelyk dan die der Engelsche ligte Vrouwen, de hette der Lugtstreeke brengt hier zeker het haare toe. De Fransche Jufferschap is een weinig min ligt van Kleeding dan de Italiaansche: doch zy laat zich, door de ligtvaardigheid van aart, ligter van de eene tot de andere Mode vervoeren. In de veertiende Eeuwe verscheenen zy half naakt op openbaare byeenkomsten, en op de openbaare wandelplaatzen kwamen zy zo zeer gelyk aan de Mannen gekleed, dat men ze van deezen nauwlyks kon onderkennen dan door de stem en de kleur. Terwyl in Spanje, waar de geest der doolende Ridderschappe nog niet geheel is uitgebluscht, en waar de Vrouwen, gevolglyk, nog iets overgehouden hebben van de Romaneske staatlykheid aan dezelve eigen, de Dames ons nauwlyks verwaardigen haar geheel gelaat ontdekt te vertoonen. Schoon de Franschen, heden ten dage, het den Italiaa- | |
[pagina 310]
| |
nen afwinnen in het uitvinden van grillige cieraaden, schynen de Italiaanen voorheen des niet min beroemd geweest te zyn. Petrarcha beschryft hunne kleeding van zynen tyd in deezer voege. ‘Wie kan hunne schoenen beschouwen met scherp gepunte neuzen, zo lang dat zy tot de knie reiken; hoofdeieraaden met vleugels daar aan, en het hair in de gedaante van een staart, de voorhoofden der Mannen omzet met de yvooren naalden, waar mede Vrouwen het hair vastmaaken.’ Omtrent het begin der tegenwoordige Eeuwe, schynt het in Engeland een heerschend gevoelen geworden te zyn, dat de Natuur de Vrouwen te dik gemaakt hadt: om dit gewaand gebrek te voorkomen, voegde men de stevigste walvischbeenen zeer digt in elkander, en vervaardigde de Keurslyven, op dat de Juffrouwen niet krom of te dik zouden worden. Op de helft dier Eeuwe, begon men te ontdekken, dat, behalven de ongemaklykheid van zulk een prangend bedwang, 't zelve dikwyls de gebreken veroorzaakte, welke men bedoeld hadt te weeren. Geneesheeren en Wysgeeren verklaarden 'er zich tegen, en de Keurslyven werden ter zyde gelegd, met zulk een af keer, dat de Mode een geheel anderen keer nam. Wy ontdekten dat onze Moeders het stuk zeer verkeerd begreepen hadden, en dat de Natuur de middel der Vrouwen zo ruim niet gemaakt hadt als dezelve behoorde; de Juffrouwen verhielpen dit gebrek zo wel, dat elke Juffrouw, oud en jong, het voorkomen eener zwangere hadt. Binnen tien of twaalf jaaren begon de Mode weder in een ander uitersten te loopen, en dunne middels hieldt men voor zo groot eene fraayheid van leest, dat de Juffrouwen alle moeite aanwendden, om, tegen het geen de Grootmoeders gedaan hadden, aan te werken. Dusdanig zyn in de laatste vyftig jaaren de lotgevallen van der Vrouwen middel geweest, die van de Borst en Schouders loopen niet min in 't oog. Omtrent den aanvang deezer Eeuwe was het voor eene Dame hoogst onbetaamelyk twee duimen beneden den hals bloot te weezen; omtrent het midden was zy in den eersten smaak gekleed, die het grootste gedeelte van Borst en Schouderen bloot droeg; eenige jaaren laater zag men alle Vrouwen, van welk een staat ook, tot de kin toe ingebaakerd: thans begint de Mode weder te wisselen, de bloote boezem en schouders vertoonen zich op nieuw. | |
[pagina 311]
| |
Reeds hebben wy opgemerkt, dat in alle Landen de Vrouwen byzonder bezorgd geweest zyn omtrent haar Hoofdhulzel, dit is, by ons, een stuk van zo veel aanbelangs en zorgs, dat de stoffen daar toe gebruikt, en de veranderingen, die daar in plaats gegreepen hebben, alle beschryving te boven gaan. Wy zullen 'er, in 't algemeen, enkel dit van zeggen, dat het Hoofdtooizel der Dames, heden ten dage, zeer veel overeenkomsts heeft met dat der Jufferschappe in oud Rome: en uit zo veel wol, valsch hair, pomade, poeder, spelden, krullen, linten, en strikken bestaat, dat het Hoofd eener hedendaagsche wel opgeschikte Dame, als zy overeinde staat, doorgaans iets meer dan eene derde van haare geheele hoogte uitmaakt. |
|