Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van den beroemden zeeman en landontdekker, kapitein James Cook. F.R.S.(Uit het Engelsch, naar de beste Berigten.)
Wanneer men bedenkt hoe veel ons van deezen Aard- en Waterbol nog onbekend is; hoe weinig wy van t geen het reeds ontdekt is, weeten; wanneer men overweegt de nuttigheden, voortvloeiende uit eene nauwe kennisse van dit onderwerp. en de veelvuldige hulpmiddelen, die de Zeevaarende Volken hebben, om dusdanige kundigheden op te doen, is 'er reden om verbaasd te staan, dat die voorheen sterk werkende zugt, om Landontdekkingen te doen, zo zeer verflaauwd is; en wy moeten ons verwonderen, dat de voordeelen die de Koophandel trekt van dusdanige ontdekkingen, veelal verschuldigd zyn aan byzondere Persoonen, die, wel verre van hunnen yver aangemoedigd te zien door hun Vaderland, zelfs hinderpaalen hebben moeten overwinnen, die 't zelve | |
[pagina 258]
| |
aan de volvoering van hunne plans stelde. Voorbeelden hier van op te haalen is onnoodig, in het Eerste Boek der Geschiedenisse van America, door den Eerw. robertson, vindt men ze in overvloede. Men zou welhaast gedagt hebben, dat de Geschiedenis geen naam meer zou plaatzen op de lyst der Landontdekkeren, columbus, vesputius, gama, magellan, la maire, schouten, tasman, hawkins, davis, roggewie, bouvet en meer anderen: dat 'er geen Zeelieden meer gevonden wierden, waardig om met die vermaarde mannen in den roem te deelen, verschuldigd aan hun, die voorheen onbezogte Landen en Lugtstreeken opgezogt, daar kunsten gekweekt, en Menschen, bykans tot den staat der Dieren vernederd, beschaafd hebben. De Volken van Europa, in den schoot der weelde gekoesterd, en te vrede met de gedeelten der wereld, door hunne stoutmoediger Voorvaderen bekend gemaakt, scheenen zich des niet meer te bekreunen, of eenige pooging te doen tot het uitbreiden van hunnen handel, het vergrooten van den kring hunner kundigheden, of het voldoen eener loflyke weetgierigheid. Dan omtrent het begin der Regeeringe des tegenwoordigen Konings van Engeland, toen de Vredezon Europa minzaam bescheen, vormde men, in dat Ryk, een ontwerp om nieuwe ontdekkingen te doen, of de reeds gedaane te bevestigen. De Bevelhebber byron deedt zyne eerste Reis, in den jaare MDCCLXIV, zyn voorbeeld werd gevolgd door Kapitein wallis, charteret en cookGa naar voetnoot(*). Het onlangs droevig leevenseinde des laatstgemelden, die, als in de armen der ontdekkinge sneuvelende, waarvan de Nieuwspapieren, met zo veel beklags, melding maakten, heeft ons aangespoord, om, onder de Leevensbeschryvingen, die, voor veelen, geen onaangenaam gedeelte onzes Mengelwerks verstrekken, een Leevensberigt van dien beroemden Zeeheld te plaatzen, opgemaakt uit de beste bescheiden, welke wy daar van aantreffen. James cook zag het eerste leevenslicht te Marton, een klein Dorp, vier mylen van Great Ayton, in het Graafschap York; hy ontving daar, volgens uitwyzen van het Doopregister, den doop, op den derden van Slachtmaand des Jaars MDCCXXVIII. Zyne Ouders vonden zich niet in staat om hem eene ruime opvoeding te geeven. Zyn Vader, nog in leevenden lyve, moest met visschen en landwerken de kost winnen. Onze cook sleet zyne eerste jaaren in het ontvangen van het Schoolonderwys, afgewisseld door zulke bezigheden, als Jongens op het veld kunnen verrig- | |
[pagina 259]
| |
ten. Vervolgens werd hy in een Kruidwinkel besteld; doch dit bedryf smaakte hem niet, en hy begaf zich by een Koolhaalder, die van Newcastle na Londen voer; misschien zou hy in dit beroep gebleeven zyn, indien de behoefte van Zeevolk, op 's Konings Vloot, hem niet aangezet hadt, om dienst onder zyn Vorst te neemen, eer zyne leerjaaren uit waren. 't Geen hem, zints dien tyd, bejegende, tot hy tot den rang van Officier opklom, levert niets van aanbelang op: genoeg is het te melden, dat hy welhaast alle de vereischten eens braaven Zeemans verkreeg, van trap tot trap omklom, en, door zyn geschikt gedrag, dermaate de hoogagting zyner meerderen verwierf, dat hy op den eersten van Grasmaand, des Jaars MDCCLX, de aanstelling tot Luitenant ontving. Met die waardigheid bekleed, begon hy zo doorstraalende blyken zyner bekwaamheden te geeven, op zyne Tochten, dat ze zyn naam zullen vereeuwigen, en hy, by de Naakomelingschap, onder den rang der grootste Zeelieden, ooit door Engeland voortgebragt, geplaatst worden. In den Jaare MDCCLXV bevondt hy zich, met Sir william burnaby, op Jamaica; deeze Vlootvoogd aan den Bevelhebber van Yucatan iemand moetende zenden, over het aanhouden van het Campechiehout, in de Baay van Honduras, sloeg het oog op cook, dien hy met deezen last bekleedde, en door hem werd uitgevoerd, op eene wyze, dit Sir burnaby voor hem groote hoogagting kreeg. In den Jaare MDCCLXIX, is 'er een Verhaal deezes Reistochts in 't licht gegeeven. By eene grondige kennis van alles wat tot den Zeedienst en Scheepvaart behoort, voegde cook een groote bedreevenheid in de daar aan zo nauw verwante Starrekunde. De Koninglyke Societeit te Londen, het noodig geoordeeld hebbende, eenige Starrekundigen na de Zuidzee te zenden, om den Overgang van Venus over de Zon waar te neemen, leverde dezelve, in den Jaare MDCCLXVIII, een verzoekschrift in by zyne Groot-Brittannische Majesteit, de voordeelen aanwyzende, uit zulk eene waarneeming te wagten, met bygevoegde betuiging, van haar onvermogen, om de kosten, daar toe vereischt, goed te maaken. Men duidde de Eilanden Marquezas de Mendoza, of een der Eilanden, door tasman, Amsterdam, Rotterdam en Middelburg geheeten, aan, als de geschiktste tot het doen dier waarneeminge. Het verzoek werd ingewilligd, en de Admiraliteit kreeg last tot het bezorgen der noodige Schepen; over het schip de Endeavour, tot een Koolschip gebouwd, werd cook tot Bevelhebber aangesteld. Terwyl men met de toerusting bezig was, kwam Kapitein wallis, van zyne Reize rondsom de Wereld, te rug, die, onder meer andere Eilanden, het Eiland Otaheite, in de Zuidzee, ontdekt hadt, welk Eiland, dewyl men van deszelfs ligging zo wel verzekerd was, en daar alle voordeelen en gemakken aantrof, de voorkeus kreeg boven de straksgemelde: derwaards moest cook, met den Starrekundigen Mr. charles green, stevenen om de noodige Waarneemingen | |
[pagina 260]
| |
op den overgang van Venus te doen: en hy kreeg, te deezer gelegenheid, zyne aanstelling tot Kapitein, op den vyf- en twintigsten van Bloeimaand, des Jaars MDCCLXVIII. Op deeze reis vergezelde hem Mr. banks, een Heer van groote middelen, en Dr. solander, een Leerling van den beroemden linnaeus, een der Boekbewaarderen van het Britsche Museum, Mannen, in de geleerde wereld bekend wegens hunne bedreevenheid in de Natuurlyke Historie. Zy verzogten, door weetlust geprikkeld, deezen tocht mede te mogen doen, en kreegen de toestemming van de Admiraliteit. Hy ging den zes en twintigsten van Oogstmaand, des gemelden jaars, uit Plymouth, onder zeil, kwam te Madeira, Rio de Janeiro, en aan de Straat La Maire, waar op hy, Kaap Horn omzeilende, in Louwmaand, des Jaars MDCCLXIX, den Stillen Oceaan in stak. Hy zogt het rechtstreeks op Otaheite aan te zetten, en 't gelukte hen gedeeltlyk; doch hy deedt geene ontdekking, eer hy binnen den Keerkring was, daar trof by aan Lagaen Eiland - de Twice Groups - Bird Eiland - Chain Eiland, en kwam den een en dertigsten van Grasmaand op Otaheite, waar hy zich drie maanden onthieldt, om het eerste oogmerk der Reize, de Waarneemingen van den overgang der Planeet Venus, te volvoeren. - Vervolgens zette hy zyn reis voort, om, overeenkomstig met den mede gekreegenen last, ontdekkingen in de Stille Zuider Oceaan te doen; hy ontdekte de Societeit Eilanden en Oheteroa: hier op zette hy zyn koers zuidwaards tot hy de breedte van 40o. 22′ en de Westerlengte van 147o 29′ bereikte; op den zes en twintigsten van Wynmaand kwam hy aan de Oostzyde van Nieuw Zeeland, en hieldt aan met de kust van dit Eiland te onderzoeken tot den één en dertigsten van Lentemaand, des Jaars MDCCLXX, en dus bykans zes maanden: hy bevondt, alles nauwkeurig opneemende, dat Nieuw Zeeland een Eiland uitmaakt van omtrent drie honderd mylen lengte. Hier op stevende hy na Nieuw Holland: en de Oostkust van dat groote Land, welk gedeelte nog nooit bezogt geweest was, nagegaan hebbende, zeilde hy tusschen den Noordlyken uithoek daar van en van Nieuw Guinea door, te laatstgemelder plaatse landende: hy deedt het Eiland Saru, Batavia en de Kaap de Goede Hoop aan, en kwam in Engeland, in Zomermaand, des Jaars MDCCLXXI, van zyn driejaarige reis te ruggeGa naar voetnoot(*). Nauwlyks was onze cook, deezen tocht, met zo veel roems, volvoerd hebbende, in zyn Vaderland wedergekeerd, of men werd te raade, twee Schepen uit te rusten, om, met dezelve, zo verre mogelyk was, in het Zuider-halfrond door te dringen: en na te speu- | |
[pagina 261]
| |
ren, of, in die wereldstreek, dat vasteland in weezen ware, wegens t welke Geleerden en Wysgeeren veelerlei gissingen gemaakt hebben, dan of dat gedeelte van onzen Aardbol beslaagen wordt door eenen onafmeetlyken waterplas. Het bevel over het eerste deezer Schepen, de Resolution geheeten, werd aan Kapitein cook, en over het tweede, de Adventure genaamd, aan Kapitein furneaux, opgegedraagen. Men verzuimde geene voorzorgen, die op zulk een veelgewaagden tocht van dienst konden weezen. Bovenal bediende men zich van den raad des ervaaren cook's, omtrent de soort van Schepen, tot deeze Reize best geschikt; en hy toonde, hoe alle vereischten, ten dien einde, niet gevonden wierden in Oorlogschepen van veertig stukken, noch in Fregatten, noch in de Schepen der Oostindische Compagnie, noch in de groote driedekte Westindische Schepen, maar alleen in zulken, als men in 't Noorden van Engeland bouwde, of in Koolschepen, gelyk zyn Schip de Endeavour, waar mede hy den voorgaanden Tocht deedt, geweest was, de Ondervinding riep hy hier als getuige: men hoorde na deeze Meestresse, en de twee straksgemelde Schepen waren van dat maakzel, het eerste van vier honderd twee en zestig tonnen, en het laatste van drie honderd zes en dertig tonnen. Van het oogmerk, om deeze Schepen met koper te bekleeden, zag men, zo t schynt, op zyn vermaan, af, en hielt zich aan de oude wyze van dubbelen: om dat het koper het yzer doet roesten, byzonder by het roer; en roerhaaks van koper, hieldt hy zich verzekerd, zouden tot zulk een Tocht niet bestand zynGa naar voetnoot(*). Meer dan gewoone voorzorg droeg men omtrent voedzel, dekzel, en de behoedmiddelen, tegen de kwaalen, die de Scheepslieden, op lange reizen, doorgaans, aantasten, en 'er veelen wegiukkenGa naar voetnoot(†). Zy hadden aan boord van elk Schip het noodige, om schielyk een Vaartuig van twintig tonnen te kunnen vervaardigen, en 'er zich in nood van te bedienen. Het ontbrak hun niet aan Vischtuig en andere Gereedschappen, om zich versch voedzel te verschaffen, noch aan goederen, geschikt om in Landen, waar men geen geld handelt, te ruilen, om geschenken te doen, tot het winnen van vriendschap en vertrouwen. Zy kreegen op reis mede eene menigte van Medaljes, aan den eenen kant met het borstbeeld zyner Groot-Brittanische Majesteit, en aan den anderen kant met de afbeelding der twee Schepen; bestemd om aan de inboorelingen der nieuw ontdekte | |
[pagina 262]
| |
Landen geschonken en daar gelaaten te worden, als getuigenissen, dat zy de eerste Ontdekkers waren. Om al het mogelyk nut van deeze Reis voor de graage Weetlust te trekken, en de Weetenschappen te bevorderen, bewoog men Mr. william hodges, een Landschapschilder, om deezen Tocht mede te doen, en de noodige aftekeningen te vervaardigen van plaatzen en andere voorwerpen, die aan de beschryving licht, en den beschouwer vermaak, konden geevenGa naar voetnoot(*). Ter voortzetting van de Natuurlyke Historie, ging Mr. john reinold forster, met zyn Zoon, aan boord. Mr. william wales scheepte zich in de Resolution, en Mr. william bayley, in de Adventure, om Starre-en Zeevaartkundige Waarneemingen te doen, ten dien einde voorzien met de beste Werktuigen, en gelast, de Zee-uurwerken te onderzoeken, waar van zy 'er drie mede hadden, gemaakt door Mr. arnold, en één door Mr. kendal, volgens de beginzels van Mr. harrissonGa naar voetnoot(†). In deezervoege toegerust, zeilden beide de Schepen den ne genden van Grasmaand, MDCCLXXII, uit Deptford, en kwamen aan de Kaap de Goede Hoop, den dertigsten van Wynmaand; vertrokken van daar den twee en twintigsten van Slachtmaand, om de bedoelde naspeuringen in het Zuider-halfrond voort te zetten; in Louwmaand, des Jaars MDCCLXXIII, kwamen zy op 67o 15′ Zuiderbreedte; doch het Ys belette hun verder Zuidwaards door te dringen. In de volgende maand geraakten cook en Kaptein furneaux van elkander, en hy vondt zich verpligt, den akeligen tocht na het Zuiden met één Schip te vervolgen, en zich bloot te stellen aan de gevaaren van die bevroozen luchtstreek, zonder hoop van door Tochtgenooten gered te zullen worden, indien hy het ongeluk kreeg van zyn schip te verliezen. Wy zullen ons tot geen verslag van de ontdekte Eilanden en zyne ontmoetingen, geduurende zyn verblyf op dezelve, inlaaten: de Nederduitsche Leezer kan dezelve vinden in j. cook's Reis na de Zuidpool en rondsom de WereldGa naar voetnoot(§). Alleen moeten wy optekenen, dat hy, in Slachtmaand des Jaars MDCCLXXIII, een tweeden Tocht na de hooge Zuidlyke Breedte ondernam, en den zesden van Wintermaand kwam op 51o 33′ Zuiderbreedte en 180′ Lengte, en gevolglyk juist in 't punt der Antipoden van Londen. ‘Wy zyn, luidt hier zyn verhaal, de | |
[pagina 263]
| |
eerste Europeaanen, en ik meen 'er by te mogen voegen, de eerste menschlyke weezens, die dit punt bereikt hebben, daar waarschynlyk niemand naa ons zal heen gelokt worden.’ Vervolgens is hy doorgedrongen tot op 71o 10′ Zuider breedte, en gevolglyk niet minder dan 19o van de Pool af; doch het veelvuldig ys belette hem verder te komen: weshalven zeer voldaan over deezen gevaarlyken Tocht, en ten naasten by verzekerd, dat geen Zeeman, naa hem, zal verlangen zo verre te komen, of het onderneemen, nog digter aan de Zuidpool te naderen. De Lengte op deeze Hoogte was bykans 106o West. Wat het gezogte Land aanbelangt; hier omtrent drukt onze cook zich in deezer voege uit: ‘Indien ons eenig Land ontsnapt zy, op de verscheide koerssen, in deeze voorheen ondoorkruiste Zeeën genomen, moet het een Eiland weezen, welks afstand van Europa, in eene woeste Lugtstreek, van geene waarde kan zyn voor dit werelddeel, 't Is klaar, dat om eene Zee van die uitgestrektheid als de Zuidzee is, te doorkruissen, met oogmerk om zeker te zyn, wegens het bestaan of niet bestaan van een klein Eiland, verscheide reizen zou vereischen, en tallooze koerssen, welke door geen Schip, op eenen enkelen Tocht, kunnen bezeild worden. 't Is genoeg voor ons, beweezen te hebben, dat 'er in de Zuidzee, binnen de gemaatigde Lugtstreek, geen groot of Vastland bestaat: en dat, indien 'er eenig Vastland verder Zuidwaards in weezen is, het zelve moet gelegen zyn tusschen de Zuidpool, en Zuidpoolcirkel.’ - En ten deezen opzigte geeft hy, naar de gemelde hooge zuidlyke breedte bestevend te hebben, dit verslag: ‘Zo dikwyls wy, tot hier toe, na 't Zuiden hadden doorgedrongen, hadden wy geen Land ontmoet, doch waren vroeger of laater gestuit geworden door een vast Ys-veld, 't welk zich zo verre uitstrekte als wy voor ons uit konden zien, tenzelfden tyde hadden wy de winden, op deeze hooge breedten, altoos gemaatigd, en gemeenlyk oostlyk gevonden, even als zy gezegd worden in de Noordsche bevroozen Lugtstreek te zyn. Uit deeze omstandigheden maakte de oude Heer forster op, dat de gansche Zuidpool, tot den afstand van 20o, meer of min bedekt is met vast Ys, van 't welk de kanten 's jaarlyks door stormwinden afgebrooken, door de werking van de Zon verteerd, en in den Winter herbooren worden.’ Van deezen Tocht keerde hy den dertigsten van Zomermaand, des Jaars MDCCLXXV, behouden in Engeland weder. Behalven zyne eigene hier boven aangeweeze Beschryying op deeze Reis, waar in hy, schoon geen Man van Letteren, en by de Zee opgewiegd, toont een plaats, en wel eene aanzienlyke plaats, waardig te weezen, onder de Zeelieden, die ons verslag van hunne ontdekkingen en verrigtingen gaven, is eene van den Heer forster, zyne Reisgenoot. Schoon Kapitem cook niet geslaagd was. in het ontwerp, om een Vastland in het Zuider-halfrond te ontdekken, hadt men nog- | |
[pagina 264]
| |
thans moeds genoeg om hem een anderen Zeereis, ter ontdekkinge, voor te slaan: en wel, om eene doortocht in 't Noorden te zoeken; een stuk, zo dikwyls, en tot nog, vrugtloos ondernoomen. Onze Zeeheld hadt reeds genoeg uitgestaan en doorgeworsteld, om daar van in zyn Vaderland uit te rusten, zonder zich, op nienws, bloot te stellen aan woeste Zeeën, en het te waagen op Eilanden, door Wilden bevolkt, of geheel van Menschlyke weezens ontbloot. Wanneer men hem, egter, raadpleegde over iemand, bekwaam tot het doen van zulk een Tocht, besloot hy nogmaals, zich aan de zoetigheden van het Huislyk leeven te onttrekken, en een derden Tocht te doen. Onverschrokken was zyn aart, en brandende van nieuwsgierigheid: hy boodt zyn dienst aan, welken men, zonder des een oogenblik te twyfelen, aanvaardde. 't Geen hy reeds gedaan hadt, was genoeg, om zich verzekerd te houden, dat men geen bekwaamer Man kon kiezen: alles tot den Tocht gereed gemaakt zynde, vertrok hy, in Zomermaand, des Jaars MDCCLXXVI. De Koninglyke Maatschappy te Londen is, volgens de Instellinge van den Heer godfrey copley, gewoon een Gouden Eerpenning uit te deelen, aan den geenen, die de nutste Ontdekking aan dit kunstkweekend lichaam medegedeeld heeft: weinig maanden naa cook's laatste vertrek, te weeten op den dertigsten van Slachtmaand, des Jaars MDCCLXXVI, wees deeze Maatschappy dien Eerprys toe aan haar waardig Medelid, Kapitein cook, ‘die als Kapitein, met honderd en achttien man, eene reis van drie jaaren en achttien dagen, door alle de lugtstreeken van twee- en vyftig graaden Noorder- tot twee- en zeventig graaden Zuiderbreedte, onder den Godlyken Zegen, volbragt heeft, zonder meer dan één ManGa naar voetnoot(*) door ziekte verlooren te hebben.’ De Ridder, john pringle, leverde het verslag van Kapitein cook inGa naar voetnoot(†), en laat zich in den welverdienden lof van den Opsteller, onder anderen, in deezervoege uit: ‘Hoe groot de verdienste ook zy van den Man, die ons, door het verhaal zyner lange Reistochten, onderrigt, en, met nauwkeurigheid de groote uitgestrektheid der landen, door hem ontdekt, medegedeeld, het harssenschimmig denkbeeld van een onbekend Zuidland weggenomen, en de eindpaalen van het bewoonbaar gedeelte des Aardkloots aangeweezen heeft; hoe wettig een regt deeze Man hebbe op onze lofspraaken en eerbetooningen, is het, nogthans, eene veel edeler beweegreden, die de Maatschappy bewoogen heeft, om door myn mond hem haare dankbaare erkentenis te betuigen... Staat my, derhalven toe, myne Heeren, om deeze Eerpenning, met zyn onsterflyken Naam bestempeld, over te leveren in de handen van ie- | |
[pagina 265]
| |
mand, zo gelukkig, dat hy dit pand moge ontvangen: en hier by te betuigen, dat dit beroemde Lichaam nooit hartlyker, nooit meer naar verdiensten, dit onwraakbaar Teken van agting en genegenheid, geschonken hebbe. In de daad, indien Rome de Burgerkroon schonk aan hem, die het leeven eens enkelen Burgers gered hadt, wat verdient dan de Man niet, die, naa het leeven veeler zyner Landsgenooten behouden te hebben, in uwe Transactions de middelen vereeuwigt, door welke Groot-Brittanje, thans, op de verste Zeetochten, een aantal haarer onverschrokke Zoonen en Zeehelden kan bewaaren, die, alle gevaaren trotzende, zo veel toebrengen tot den roem, den rykdom, en de Zeeheerschappy van hun Vaderland.’ Jammer is het, dat een zo welverdiende loffpraake niet ter oore kwam van onzen cook. Want, op den tyd, dat zyne Vriendent, met ongerustheid, verlangden, om verzekerde tydingen van hem te ontvangen, en het gansche Volk van begeerte brandde, om den uitslag zyner poogingen te verneemen; en hy de eer genoot, van door den Koning van Frankryk met roem onderscheiden, en voor allen vyandlyken aanval van zyne Schepen beveiligd te wordenGa naar voetnoot(*), kwam 'er een Brief van Kapitein clarke, gedagtekend Kamschatka, den achtsten van Wiedemaand, des Jaars MDCCLXXIX, de tyding behelzende van zyn ongelukkig einde; terwyl de Heer pallas, Hoogleeraar aan de Keizerlyke Academie te Petersburg, aan den beroemden Aardrykskundigen busching, te Berlyn, de hoofdtrekken opgaf, van 't geen dus verre, op deezen Tocht, na het Noorden was voorgevallen. Van 't een en 't ander zullen wy onzen Leezeren een kort verslag geeven: want, schoon veel daar van stukswyze in de dagelyksche Nieuwspapieren gemeld is, verdient het hier vermeld, en maakt een weezenlyk gedeelte uit van het Leeven des Zeemans, wiens lotgevallen wy by een verzamelen. Naa dat Kapitein cook zich een korten tyd aan de Kaap de Goede Hoope opgehouden hadt, zette hy zyn koers na de Zuidkust van Nieuw Holland, en, hoewel hy verre Noordwaards gedreeven wierd door eenen geweldigen storm, gelukte het hem | |
[pagina 266]
| |
het Land, 't welk hy zogt, aan te treffen, en zeilde het vier honderd mylen Noord Noord West langs, en deedt verscheide gewigtige ontdekkingen: onder andere, vondt hy een klein Eiland, beplant met Nootmuskaatboomen; hy kon een boot met vrugten belaaden hebben; doch nam slegts een kleinen voorraad mede, maar bezorgde twaalf jonge boomen ter vervoeringe, die hy naderhand op Otaheite deedt planten. - Van de Kust van Nieuw Holland zeilde hy een gedeelte van Nieuw Guinea om, tot nog onbekend; en was daar door in staat om de gedaante van dat groote Eiland te bepaalen: toen zette hy koers na Otaheite, waar hy den medegenoomen Inbooreling omiah, in volmaakte gezondheid, wederleverde. Deeze werd door zyne Landgenooten met zulk eene verrukking van vreugde ontvangen, als duidelyk toonde, dat deeze Eilanders hem tegen hoop en verwagting weder ontvingen: dan hunne verbaasdheid was zo groot, wanneer zy een Hengst en eene Merrie, een Bul en eene Koe uit de Ark van deezen hedendaagsche noach (dus drukt Kapitein clarke zich uit,) zegen komen, dat ze bykans tot aanbidding opklom. Omiah verklaarde bun de natuur en het gebruik deezer Dieren, en deelde hun veele andere kundigheden, in Engeland opgedaan, mede; hy scheen wel in zyn schik, dat hy zich weder onder zyne Landgenooten bevondt; zy toonden van hunne zyde geene jaloursheid over zyn Rykdom, of zyne meerdere Kunde. Cook verbleef op dit voor hem zo aangenaam Eiland twee maanden, en na verscheide nieuwe ontdekkingen in de Zuidzee gedaan te hebben, kwam hy, in Lentemaand des Jaars MDCCLXXVIII, op de kusten van America, ten Zuiden van Kamschatka. Een lek, in cook's Schip, de Resolution, ontdekt, en de Zee zeer woest zynde, was hy verpligt, in eene baay, op die kust, het anker te werpen. Naa het herstellen daarvan, koozen beide de Schepen weder Zee, en langs de kust zeilende, ontdekten zy, ten laatsten, de Straat die Asie van America scheidt. Die twee Werelddeelen vertoonden op die hooge graaden van Breedte, een laag, dor, en onbegroeid land, en de Zee was van middelmaatige diepte. Hy zette de reis voort, tot hy onderscheiden zag, hoe de kust van America zich Noord oostwaards uitstrekte. Cook begon toen hoope te scheppen, dat hy het oogmerk zyner Reize bereiken zou, en zyne wenschen met eenen gelukkigen uitslag bekroond zien; doch als hy op de Breedte van 70o en 45′ kwam, de Lengte van 198o, ontmoette hy ondoordringbaare Ysgevaarten, die hem noodzaakten Zuidwaards te wenden: en wierp het anker by het Eiland Unalascha, van waar hy zynen laatsten brief dagtekende. Cook stelt dit Eiland op 53o 55′ Breedte, en 129o, 30′ Lengte, en geeft 'er dus eene Westlyker en Zuidlyker ligging aan, dan het geplaatst is de Nieuwe Algemeene Kaart van Rusland. Naardemaal hy zich nu ten Oosten bevondt, van het Eiland Sandwich, 't geen hy op zyne reis voorbygezeild was, dagt hy, | |
[pagina 267]
| |
niet zonder grond, andere Eilanden te zullen aantreffen; hy stak daarom weder in zee, met oogmerk, om den Herfst en Winter onder eene zagter lugtstreeke door te brengen. Onze Scheepsbevelhebber ontdekte, met de daad, verscheide andere Eilanden, die hem zeer vrugtbaar toescheenen, en op welker hoogten de Inwoonders steenen muuren, ter verdeediging, hadden opgerigt. By een deezer Eilanden, Owy he geheeten, gelegen in de Golf van Caraca-Cassa, ging hy ten anker: de Wilden ontvingen hem met veel betoon van beleefdheid, hem bykans Godlyke eere bewyzende. De Zeeheld verkwikte zyn Scheepsvolk; één van 't zelve was op reis gestorven, twee waren 'er ziek; voorts ging hy weder onder zeil; doch, door een zwaaren storm, een der masten gebrooken zynde, was hy genoodzaakt na dat Eiland weder te keeren. De Eilanders, die voorheen een zo diep ontzag betoond hadden, namen thans een geheel ander voorkomen aan, en lieten hunnen diefagtigen aart blyken, tot zy eindelyk een der Boots weguamen. Kapitein cook ging, om dien weder te eischen, aan Land, met een Luitenant en negen Scheepssoldaaten. Hy trok aan op een bende Wilden, die altoos veel ontzags voor hem betoond hadden, en hieldt een mondgesprek met hun Opperhoofd-Terwyl zy hier mede bezig waren, noodzaakte de onbeschoftheid van een' Wilde, om op hem los te branden, met los kruid: deeze schoot verbitterde de Eilanders, en de Kapitein gaf last op hun met scherp, te schieten, waar door een der Wilden sneuvelde: deeze dood maakte de Wilden woedende; zy vielen op de Engelschen aan, en, eer zy tyd hadden om hun geweer op nieuw te laaden, sloegen zy onzen ongelukkigen cook, met vier der zynen, dood; de overigen namen de vlugt, en ontkwamen het met de Luitenant. Dit ongeluk trof den beroemden cook, op den veertienden van Sprokkelmaand, des Jaars MDCCLXXIX. Het verdient onze opmerking, dat den vermaarden magellan, na de Straat, die zyn' naam nog draagt, ontdekt te hebben, een dergelyk lot wedervoer; in een gevegt met de Inwoonderen van Mathan, een der Philippynsche Eilanden, gedood wordende, eer hy zyn Tocht volvoerd hadt: doch hier in verschilde zyn geval grootlyks van onzen cook; dat hy de aanvaller was, en voor zyn Meester, den Koning van Spanje, hun schatting wilde afpersen: cook verdeedigde zich enkel; en zyne doorgaande handelwyze met de Wilden toont, dat hy hun nooit beledigde, maar altoos op het minzaamste behandelde Op Otaheite, waar men hem best kende, werd hy aangezien als een Beschermgod. Naa dit betreurenswaardig ongeluk, dien braaven Zeeheld overgekomen, hieldt men raad, of men zynen dood zou wreeken; doch vondt het raadzaamst, alleen verdeedigend te handelen, tot dat de mast zou hersteld weezen. Ondertusschen herwon Kapitein clarke de vriendschap der Wilden, en verliet het Eiland, om na Kamschatka weder te keeren, en den Winter over te brengen in de haven van Awatscha. Waar hy allen byst nd en | |
[pagina 268]
| |
vriendschap van de Russen ontmoette; en, voorraad voor twaalf maanden aan boord van berde de Schepen genomen hebbende, zich gereed maakte om nog eene pooging te doen, tot het vinden van den Noordlyken doortochtGa naar voetnoot(*). Kapitein cook was getrouwd, en men verhaalt, ten opzigte van zyn Huwelyk, de volgende byzonderheid. Nog jong zynde, werd hy verzogt, over den Doop te staan van een Dogtertje van een zyner vrienden; hy bewilligde hier in, en naa het verrigten der plegtigheid, zeide hy, lachende, aan den Vader, dat hy haar ter Vrouwe zou neemen. Hoe onwaarschynlyk de volvoering van zulk een besluit was, beleefde hy egter den dag, dat hy haar trouwde. De Koning van Engeland, die Kapitein cook zeer hoogagtte, heeft deeze bedroefde Weduwe een Jaargeld van drie honderd Ponden Sterling toegestaan. Kapitein cook bezat alle hoedanigheden, geschikt om verwondering en agting te verwekken; by een moed, bekwaam om alles te onderneemen, paarde hy eene onwankelbaare standvastigheid: door zyne vriendlykheid won hy de liefde, door zyne strengheid het ontzag, der Zeelieden: hoe bekwaam hy was, schoon 'er niet toe opgebragt, om de pen te voeren, blykt uit zyne meermaals aangehaalde Reize. Aan niemand beter dan hem konden de ontdekkingen, hem aanbevolen, worden toevertrouwd; hy was vast in zyne beraamde ontwerpen, en niets kon hem, van het geen hy ééns beslooten hadt, te rug brengen. Alleen door verdiensten uit den laagsten staat verheeven, behieldt hy altoos de nederigheid van zyn eersten leevensstand; met één woord, zyne Vrienden hebben in hem een Vriend verlooren, hunne agting en genegenheid overwaardig; zyn Vaderland en Koning een der beste Zeehelden, de Koninglyke Maatschappy een waardig en werkzaam LidGa naar voetnoot(†), en de Wereld een braaf en eerlyk Man. Gelukkig dat zyne Tekeningen, Kaarten, en Dagverhaal behouden, en reeds door de Admiraliteit in Engeland ontvangen zynGa naar voetnoot(§). |
|