peltje, i, en wederom, by dit klepeltje, een ander klokje, k.
Een koperdraad, waar aan dit laatste klokje is vastgemaakt, gaat in eene Glazen buis, l, en word daar in vry gehouden. Deze buis word, door middel van twee dikke stukken Kurk, ergens in het vertrek vast gemaakt.
Van het klokje, k, daalt eene ketting, m, af; die gehegt word, aan het einde der yzeren Roede, f, dat binnen het vertrek uitsteekt. En aan derzelver andere einde is een koperdraad, u, vastgemaakt; het welk, naar beneden gaande, in het Water, of diep in den grond eindigt.
o, Is een yzeren Haak, dewelke men, des verkiezende, om de yzeren Roede, e, haakt: wanneer de gansche Afleider, van deszelfs punt boven, E, tot in het Water, of in den grond, onafgebroken voortgaat.
p, Is een Houten Luifje, aan het venster, a, a, vast gemaakt, om de glazen buizen, b, c, byzonder de bovenste droog te houden.
Wanneer nu de stang, E, door den Atmospheer van een Electriken wolk geëlectrizeerd word, of wel de Tregter, C, en de stangen, E, D, F, enz. door den Regen of Hagel; zo zal (de Haak, o, niet gehaakt zynde aan de Roede, f,) het klepeltje worden aangetrokken, en weggestooten; en dus zullen de klokjes geluid geeven, indien de kragt sterk genoeg is.
Doch om een minder trap van Electriciteit, welke de belletjes niet zou doen klinken, te ontdekken, heeft men, by deezen toestel, noch den volgenden gevoegd.
Een Koperdraad, q, q, q, (aan welks geboogen einde, dat om de Roede, e, gehaakt wordt, een knop is,) gaat door Glazen buizen in de zolderingen, r, r, vast gezet tot in een beneden vertrek, en eindigt aldaar in een looden bol, s, welke, door zyn zwaarte, den draad in het beneden vertrek regt uitspant. Onder deezen bol staat eene hooge en vry ruime Vles, t, welke, door een Dekzel, uit Lak gegooten, geslooten word. Op dit Deksel staat een Koperen knop; wiens hals door het Deksel heen gaat, tot binnen in de Vles; en aan denzelven hangen, aan Linnen draaden, 5 a 6 duimen lang, twee kleine Vlier-Pit-Balletjes. Buiten om de helft van de Vles is een reep papier geplakt; welke zo verdeeld is, dat, wanneer de Balletjes, geeleetriseerd wordende,