dit nest is veel grooter, en bykans zo wel vervaardigd als dat van den Gewoonen Vink, van buiten toegesteld van drooge kruiden en mosch, van binnen vol hair, wol en veeren. Zomtyds maaken zy het vast in de spleeten der takken, en zy weeten die spleeten met den bek te verwyden: ook, vervaardigen zy, volgens het berigt van den Heer guys van Marseille, rondsom een klein magazyn, om voorraad in op te leggen.
Het Wyfje legt vyf of zes groenagtige Eitjes, aan het dikste einde met donker roode plekjes. Zy zitten zeer bestendig te broeden, en verlaaten het nest niet, schoon men 'er zeer digt bykome, 't welk gelegenheid geeft, dat men de Moeder en de Jongen dikwyls te gelyk vange: anderzins zyn de Groenlingen zeer wantrouwende. Het Mannetje schynt veel belangs te stellen in alles wat het volgend geslacht betreft, beurtlings broedt het met het Wyfje. Men ziet het rondsom den boom, waar in het nest is, zweeven, in het wenden en keeren verscheide cirkels beschryvende, waar van het nest tot een middelpunt dient: met verscheide stuitingen heft hy zich op, en valt dan recht neder, de vleugels sterk beweegende, onder het zingen van een lustigen wildzang. Volgens bellon, houdt men ze in kooytjes, om de aangenaamheid van den zang; en de Heer guys voegt 'er by, dat de wildzang der Wyfjes die der Mannetjes overtreft; 't geen iets zeer zeldzaams en opmerklyks zou weezen onder de Vogelen. Wanneer de Groenlingen komen en vertrekken, slaan zy een zonderling geluid: men wil, dat de zang deezer Vogelen volmaakter wordt in de gemengde, die uit de vereeniging met de Kanarie voortkomen.
De Groenlingen zyn zeer leerzaam: men kan ze eenige woorden leeren spreeken, geen Vogel schikt zich gereeder tot het vliegen op een kruk, zy gewennen, op den vinger zittende, teeeten, en, op de stem des meesters, te komen, enz. In den Herfst vervoegen zy zich by andere Vogels, de velden doortrekkende; geduurende den Winter leeven zy van Geneverbessen; pikken aan de knoppen der boomen; in den Zomer aazen zy op allerlei Graanen; Hennipzaad is haar geliefd eeten: zy eeten ook Rupsen, Mieren, Springhaanen, enz.
De naam van Groenling wyst genoegzaam uit, dat Groen de heerschende kleur der Pluimadie is: doch het