en de huid. De reden hiervan was, op dat de huid zoude overeenkomen met dat gedeelte, 't welk 't eerst doorgesneden was, en dat de randen van de wond, want men kan het geen stomp noemen, daar door eenvormiger en netter wierden. - Nu werdt 't de zaak van de Slagader te bezorgen, 't welk ik deed door een sterken band met een naald rondom dezelve te brengen, en laatende die door een van myn helpers vastbinden. Geduurende deezen tyd drukte ik zo sterk met myne linkerhand op de Slagader, volgens de wyze boven gemeld, dat hier door 't verlies van een enkel drop bloeds voorgekomen werdt. 't Verlies van bloed van de overige Slagaders was niet aanmerkelyker dan in eenige andere afzetting van de Dye. Door 't bewaaren van een groot gedeelte van de huid, was de wond voor 't oog niet afschuwelyk. Tot myn groot leedweezen vond ik niet alleen 't acetabulum door beenverteering aangedaan, maar ook de ossa innominata, en wel zeer uitgestrekt. Wegens haar onophoudelyk hoesten, was ik onder de grootste vrees dat de Slagader zoude open barsten, doch dat had geen kwaad gevolg, en 't bindsel viel by 't vierde of vyfde verband van zelve af. De wond stond ondertusschen zeer gunstig, geevende goede hoop van herstelling. Doch omtrent op den tienden of elfden dag, werd de ademhaaling van de Lyderesse veel moeijelyker, de ontlasting uit de borst hield op, de mond en tonge waren met sprouw bezet, en ze stierf op den 18den dag naa de Operatie. De toestand van de wond was, tot 't laatste toe, zo, dat men met reden kon veronderstellen, dat de onmiddelyke oorzaak van den dood was 't dagelyks toeneemen van de toevallen door de teering veroorzaakt; en dat, buiten dien, de Operatie een goed gevolg zoude gehad hebben. Wy openden daarom 't doode lighaam, en vonden onze veronderstelling, zo als ik denk met recht, op 't sterkst bevestigd door de volgende verschynsels. De longen waren ten naasten by geheel tot etter verteerd, byzonder aan de regterzyde, waar
nauwlyks iets van de longe overgebleven was. De linkerlobbe was van gelyken vol verzweeringen, en de helft kleiner dan natuurlyk. Men vond tevens een verzweering in de Psoas aan de regterzyde in den buik; 't welk gemeenschap had door een doorgeknaagde opening tot binnen in 't acetabulum, met 't gewrigt. - Ik heb een nauwkeurig verhaal van de omstandigheden van dit