Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijByzonderheden der luchtsgesteldheid van 't jaar 1779, voornaamelyk te Amsterdam.Getrokken uit de dagelyksche Waarneemingen in dit Maandwerk geplaatst.
In de Natuurkundige Verhandelingen by a. van der kroe, heb ik een zaaklyk uittreksel gegeeven van myne Waarneemingen in 1775 en 1776, en in dit tydschrift van die in 1777 en 1778; daar nu de dood van den Heer schaaff my den weg opende, om met 1779 de waarneemingen zelve geregeld mede te deelen; dagt ik by 't einde van dit Jaar, en vervolgens, alleen de gemiddelde uitkomsten op te geeven. Dan, zo lang geregelde weêrwaarneemingen in ons Land gedaan en gemeen gemaakt zyn, en misschien in veele Jaaren vroeger, heeft geen jaar zulk eenen verbaazenden samenloop van merkwaardigheden opgeleverd dan dit Jaar 1779: 't welk met recht in dit opzicht een wonderjaar moet genoemd worden: en dit spoort, ja noodzaakt my die byzonderheden nader by elkande- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren te voegen; ten einde dus dit Jaar in gedagtenis te doen blyven, en het nagelacht, wanneer 't ooit weder een dergelyk Jaar mogt beleeven, in staat te stellen naaukeuriger vergelykingen te maaken dan ons nu mogelyk is. Uit myne medegedeelde dagelyksche aantekeningen, die ik by het toeneemen der ongewoone verschynselen, met verdubbelde oplettendheid gedaan heb, zyn de dagelyksche byzonderheden genoeg na te gaan: dus heb ik nu voornaamelyk by den samenloop der dingen en derzelver aanmerklykheid stil te staan. Ik zal my eerst bepaalen tot de 4 à 5 eerste maanden, en beginnen met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Den Barometer.In 44 voorige Jaaren, 1735 tot 1778, waren de maanden, in welke de middenmaat daarvan 't allerhoogste geweest is, deeze:
de eenige maanden, die, behalven deeze, boven 30 2. gingen, waren Januari 1744, October 1752 en September 1754. - De hoogste Februari was 1738. 30-1 70/90; en de hoogste Maart 1768. 30 1 66/90 - Hier mede vergelyke men nu dit Saisoen, waar in de hoogte was, van
zo dat nu 3 à 4 maanden achter een, de hoogte zo groot geweest is, dat die in 44 voorige Jaaren slechts door 3 à 4 enkele maanden geëvenaard of overtroffen is, gelyk ook de hoogste standen op den 7 en 8 Januari, 4, 5 en 6 Maart en 2 April merkwaardig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren; om nu van 24 tot 27 Dec. 1778 niet meer te spreeken. (Zie I Deel No. 3. pag. 130.) NB. De Barometer op Zwaanenburg is, geduurende deezen tyd, in de gemiddelde hoogte nog ruim ¼ lyn hooger geweest dan de myne. Na den 20 April heeft de Barometer niets ongewoons gehad; dus ga ik over tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Den Thermometer.De warmte der lucht in dit saisoen was niet min ongewoon dan derzelver zwaarte: hoewel juist niet in Januari, die niet meer dan ½ gr. de middenmaat te boven ging: op 14 dagen in dezelve stond myn Therm. op of onder 't vriespunt, laagst 25 à 24½ gr. en in 't grootste deel der maand was de Scheepsvaart in de binnen wateren gestremd: in de winters van 1737, 39, 56, 59, 61 en 64 heeft men dus nog minder Ys gehad. - Evenwel was deeze maand, door de helderheid, stilte en droogte, een der aangenaamste die men in den winter kon wenschen: en 't was ook door deeze droogte en stilte, dat het Ys op de dooidagen zo weinig afnam, en by den laatsten dooi tot op de uiterste dunte wegsmolt. - Ook deed de Vorst geen 't minste nadeel aan 't geen door de warmte in December uitgesproten was. (Zie als boven.) Maar de warmte der volgende maanden was naar mynen Therm. dus,
Wil men hier over zich verwonderen, men vergelyke dit tafeltje.
Dus was de warmte deezer 4 agtereenvolgende maanden, nog grooter, dan de hoogste van elk dier byzondere maanden te samen tot hier toe, - dan de gewoone middenmaat 1 maand laater | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- en dan in 1740, 2 maanden laater - ze overtrof dezelfde maanden, in dat Jaar 13 gr. - de gewoone middenmaat 6 5/12 gr. en in 't Jaar 1775, 2½ gr. De 7 maanden van November tot Mai moeten naar myne Tafel houden 42 122/630, en houden in dit faisoen 47 287/680, dus 5¼ gr. warmer. Wat elk dezer 4 maanden in 't byzonder betreft: Februari was ruim 1½ gr. warmer dan in 1775, en de hoogste warmte van 61 gr. ging de grootste tot hier toe 4 gr. te boven: in de Stad heeft men in die maand naaulyks ryp, veel min ys, gezien, schoon 't buiten nu en dan 's nagts rypte. - Het is niet te gering hierby aan te tekenen, dat op de 2 laatste dagen dier maand jongens gezwommen hebben. Maart was wel 1/10 gr. minder dan in 1750, doch 3 koudere ochtendstonden in deeze, op den 5, 11 en 12, maakten dit geheele verschil; in tegendeel waren in deeze ook warmere dagen dan in die, schoon de warmte op verre na den trap niet bereikte van 25, 26 en 27 Maart 1777 - de laatste helft deezer maand kwam volmaakt overeen met die van 1774, maar de eerste helft was toen veel kouder dan nu. April was weder de allerwarmste tot hier toe, overtreffende zelfs die van 1762, vooral tot den 24, zynde de warmte van 25 Maart tot 24 April 53⅓ gr. dus nog warmer dan April geheel, door de koude der 6 laatste dagen; die echter zo groot niet was, als ze voorkwam aan ons gevoel, 't welk reeds den Zomer gewoon was, want die 6 dagen hielden nog gemiddeld 47 8/9 gr. - Dan, daar in April 2762 de eerste 9 dagen zeer koud waren, overtroffen de overige 21 dagen zeer verre de Grasmaand dezes Jaars, want die hielden 57 20/63 gr. ook klom de hitte in het laatst dier maand, als ook in die van 1775, eenige dagen tot nog hoogere trappen dan in deeze. Mai verdeelde zich ten opzicht der warmte in drie tydvakken. Het eerste ging tot den 7, en was een achtervolging van de koude der laatste dagen van April - die 7 dagen waren gemiddeld warm 50 8/21 gr. dus de koude niet ongewoon, ten zy op den 2, toen myn Therm. 's avonds 10 u. tot 41 en 12 u. tot 39 gr. gedaald was, doch met stil weêr. - Het tweede liep tot den 22, en was een vry eenpaarig warm saisoen, zynde de middenmaat daarvan 58 7/9 gr. - Maar het derde onderscheidde zichop nieuw door een zeer ongemeene hitte, die op den 24 en 25 tot 81 à 83 gr. klom, en dus de zwaarste was die tot hier toe in ons Land in Mai bekend is, blyvende tot het einde der maand zeer warm, en dat met N en NO winden - de middenwarmte van 23 tot 31. was 66 17/27, en hier door werd deeze Bloeimaand weder de warmste, waarvan wy aantekeningen hebben, behalven op ⅙ gr. na 1758. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De Stilte.Daar de windstreeken doorgaands veranderlyk waren, en dus niets zeer ongewoons hadden; ga ik nu over tot de merkwaardige stilte die na den Storm van 1 Jan in dit geheele voorjaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheerscht heeft. - De kragt der winden, naar myne bepaaling,
van 2 Januari tot 15 April 2 33/104. Dus was niet alleen elk der 3 eerste maanden, de stilste die van elk tot hier toe aangetekend is; maar Januari was zelfs stiller dan eenige maand van 't jaar tot nog toe geweest is, overtreffende November 1748: gelyk 't een en 't ander uit myne Tafel blykt. - En dat myne aantekeningen hier in zeker zyn, wierd eenpaarig bevestigd door alle Molenaars, die uit éénen mond klaagden, nooit zulk een' slechten tyd voor hun beroep beleefd te hebben, 't welk zo ver ging dat de bakkers zeer bezwaarlyk met meel konden onderhouden worden. - In die 3½ maanden waren naaulyks 10 dagen op welke men de molenzeilen min of meer behoefde te zwigten: doch daar tegen was 't laatst van April zeer onstuimig; zynde in de laatste helft de kragt der winden 6 2/5; van 's av. 22 tot 's morg 24. woei 't eenen genoegzaam doorgaanden storm. - Mai was op nieuw vry stil, behalven van den 17 tot 21. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 De Droogte.Deeze was niet minder buitengewoon dan al het reeds gemelde. Van 2 Januari tot 20 April, is in deeze Stad, behalven 14 en 15 Maart en 8 à 10 April, volstrekt geen regen gevallen waar door de regenbakken eenigen toevoer konden krygen: en daar door wierd het gebrek aan regenwater zo groot, dat veele, die zelfs in de winters van 1763 en 1767 nog overgehouden hadden, nu in Maart en April geheel ledig raakten; gelukkig dat na Januari genoeg met Schuiten kon aangevoerd worden. - Na 20 April 't saisoen veranderd zynde had men nu en dan sterke buiën tot den 8 Mai, vooral by de vry zwaare donderbuiën van 's morg. 28 April en 's av. 8 Mai; doch 't overige van Mai was weder zeer droog. Sneeu, die in den voorwinter niet anders gevallen was dan op den 2 en 30 Dec. 's morg. op - en 's nagts na den 1 Januari, waar van alles te samen de hoeveelheid naaulyks 1 duim hoogte uitmaakte, heeft men daarna in den ganschen winter geen enkel vlokje meer gezien; en Hagel is na den 31 Dec. volstrekt niets alhier gevallen, tot den 9 en 's morg. den 10 April, en vervolgens op den 25, 27, 28 en 29 April en 2 Mai met buiën. - De Heer holl heeft te Breda, behalven dit, nog Sneeu aangetekend 's av. 12 Januari, en hagel 21 Maart; doch moet beide weinig geweest zyn, alzo geen hoeveelheid daarby staat. Mist had men in Januari vry veel, doch meer droog als nat; in Februari weinig, en in Maart byna niets. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De helderheid der Lucht.Die, zal men nu, uit al het gezegde, wel konnen opmaaken dat ook, in evenredigheid, andere Jaaren in dit saisoen verre zal overtroffen hebben. - Ik heb Helder en omtrend helder aangetekend in Januari 41. Februari 40. Maart 58 April 43, samen 182 maal: 't welk, indien al niet in elk der byzondere, echter vry zeker in de 4 maanden samen, 't meeste zyn zal dat tot hier toe te vinden is - in 39 dagen, van 26 Februari tot 5 April, beide ingesloten, was het 82 maal. Dus was de samenloop van alle deeze merkwaardigheden in dit overzeldzaam saisoen; merkwaardigheden waar in elk dezer vyf maanden zekerlyk een ruim aandeel had, doch waarin vooral Februari zich zo sterk onderscheidde, dat die maand in alle vyf genoemde Stukken, alle Sprokkelmaanden der 44 voorige Jaaren, en misschien nog zo veel verder, achter zich heeft gelaaten. Geen wonder dat uit alle deeze byzonderheden nog ééne volgde: en wel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 De ongewoon gunstige invloed van dit Jaargety op het groeiend Ryk.Hiervan is wel veel in de nieuwspapieren gemeld: en vooral in deeze Letteroefeningen I. Deel N. 5, door den Heer w. van barneveld, veele byzonderheden breedvoerig en naaukeurig opgegeeven: echter zal ik hier nog eenige, zo gelyksoortige als verschillende, daarbyvoegen; die ik, of zelf gezien, of van ooggetuigen gehoord heb. Den 6 Februari was het uitkomen van 't jonge gras reeds zichtbaar over de velden. Den 14 - begonnen de Seringa, Aalbeziën, Vlier, en andere boompjes reeds groente te toonen; zelfs heb ik Karssenboomen gezien die 't deeden. De Hiäcinten lieten reeds de knoppen der aanstaande bloemen zien, en de uitspruitsels der Tulpen waren 3 à 4 duim hoog. Den 18 - is my verzekerd dat Kievieten gezien waren; en overal waren de velden reeds met jong gras overdekt. Den 26 à 28 - wierden aan de vroegste wilde Kastanjeboomen de botten reeds groen; de Ipeboomen langs de graften in deeze Stad waren zo ruig als gewoonlyk omtrent half April; de straksgenoemde Heestergewassen hadden alle jonge blaadjes, en eenige Peereboomen groene botjes; de meeste Abrikoos- en Perzikboomen vertoonden reeds hun bloeisel, dat zelfs begon open te gaan; en op de Groenmarkt was reeds veel jonge groente van den kouden grond. In 't begin van Maart wierden de groene botten der wilde Kastanjeboomen hoe langer hoe grooter, tot men den 13 en 14 de eerste bladeren zag, en den 16 de meeste uitgekomen waren: in dezelfde dagen begon het uitspruitsel der meeste Ipenboomen de bruine kleur in de groene te veranderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 1. 8 en 15 - pronkte onze Bloemmarkt zo schoon als anders in April; zelfs bloeiden eenige Hiäcinten. Volgens eenen geloofwaardigen brief, is te Leijden, in den aanvang dezer maand, reeds graasde boter op de markt geweest; zeker is 't dat op den 22 daarmede alhier langs de Straaten is geroepen: om dien zelven tyd wierd ook de Kropsalade reeds aan de deuren verkogt. Den 27 - toonden genoegzaam alle Ipeboomen in deeze Stad groene blaadjes van ¼ à ½ duim lang en breed; verscheidene Peereboomen begonnen te bloeijen, ja Wyngaarden die sterk op de Zon stonden, kreegen reeds blaadjes, die ik den 30 zelf heb gezien van meer dan 1 duim middellyns, als ook Moerbezieboomen die groene botjes toonden, en wilde Kastanjeboomen waarvan 't bloeisel zich tot piramiden had gezet, maar nog niet wit was. Den 31 - heb ik enkele blaadjes aan Lindeboomen gezien, en alle Peereboomen pronkten in vollen bloei: de Hiäcinten te Haarlem stonden nu, volgens een bericht in de Courant van 1 April, in derzelver schoonste pragt, en veele Tulpen en andere bloemen begonnen te bloeijen, aan genoegzaam alle Abrikoosen Persikboomen waren de vrugten gezet. Den 4 en 5 April (zynde Paasschen,) waren alle Lindebooboomen vry groen, en alle zo Wilde- als Vrugtboomen aan de bladeren te kennen. Den 10 à 12 - waren aan warmstaande Wyngaarden de jonge Druifjes reeds te zien. Den 14 en 15 - stonden de wilde Kastanjeboomen in vollen bloei. Den 20 - hadden de bladeren van alle boomen hunne volkomene grootte, behalven de Noote- en Moerbezieboomen, aan welke ze echter 1 à 1½ duim middellyns hadden, en de vrugten der laatste reeds te zien waren; meest alle Peereboomen hadden nu uitgebloeid en de vrugten gezet; en de Appelboomen stonden in vollen bloei. Van 't begin deezer maand af, begon de Landman op veele plaatsen het Vee in de grasryke weiden te dryven, zo dat men na het midden derzelver overal 't veld met beesten vervuld zag; daar waren ja ook veele Landlieden die den gewoonen tyd afwachtten, maar die stelden in de eerste week van Mai het Vee aan meer koude bloot, dan men in de geheele April gehad had. - Door deeze koude liep 't ook tot 4 à 6 Mai eer de meeste Appel- en wilde Kastanjeboomen uitgebloeid en vrugt gezet hadden; doch, behalven deeze, en de Mispelboomen, waar aan ik 23 Mai nog bloeisel zag, had deeze Mai haare aanspraak op den naam van Bloeimaand geheel verloren, en aan April, ja Maart ingeruimd. Dan, schoon 't in vergelyking met het geheele Saisoen, van 25 April tot 7 Mai koud was, en de hagelbuiën hier en daar eenig nadeel deeden, wierd dit door den Regen, die in dien tyd viel, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de eerste van belang in 't Jaar was, rykelyk vergoed; zo dat daar door de gezette vrugten, zo dra de warmte zich hervatte, niet min voorspoedig toenamen, dan ze schoon gebloeid hadden: den 13 Mai heb ik reeds aan veele boomen Appelen gezien van ½ dm. en peeren van ½ à ¾ dm. middellyn in dikte. - Den 20 Mai zyn reeds rype Aardbeziën aangekomen, en den 30 en 31 Karssen, dus letterlyk Maikarssen, waarvan ik den 3 Juni 40 à 50 manden te gelyk op de markt zag, en vry hooger van kleur dan gewoonlyk de eerste aangebragt worden. - De Aardbeziën kwamen in 't laatst van Mai in merklyke menigte ter markt, de gewoone Peulen waren algemeen, Doperwten kwamen reeds, en zelfs eenige Tuinboonen en Bloemkool, alles van den blooten grond. - In 't begin van Juni zag ik Cantaloupen te koop - den 21 Juni begonnen de Aalbeziën en Framboozen, en den 30 Peeren te koomen. Dit zyn de voornaamste byzonderheden die het Ryk der planten in dit altoos gedenkwaardig voorjaar te beschouwen gaf: men vergelyke die met het medegedeelde door den Heer barneveld en anderen; 't eene heeft die Heer vroeger gezien, en ik weêr 't andere. Men ziet daaruit, dat men rekenen mag by een gewoon Lentesaisoen vooruit te zyn geweest, in 't laatst van Februari ten minsten 6 weeken, van 't laatst van Maart tot 20 April 4 à 5 weeken, en in Mai 2 à 3 weekenGa naar voetnoot(*); in een zeer agterlyk saisoen zyn (gelyk van zelve spreekt) die verschillen nog wel dooreen 14 dagen grooter, en in 1740 waren ze wel een maand grooter. - Daar tegen, in 't voorjaar 1774, 't welk, alles saamen genomen, 't naast by dit komt, zal van 't laatst van Maart tot 20 April 't verschil maar 14 dagen, en vervolgens 8 à 10 dagen geweest zyn. - In 1761, op 't einde van Maart, denkelyk nog iets kleiner; en in 1750 omtrent dienzelfden tyd, nog kleiner, ja zeer nabykomende, naar 't geen ik kan opmaaken, zo uit de waarneemingen, als uit gesprekken die in dit voorjaar daar over gegaan zyn met lieden die het toen opgemerkt hebben: maar in die beide jaaren zyn guure schraale Aprilmaanden daar op gevolgd. - In 1775, was alles ook tot den 24 Maart ongemeen voorlyk, maar de koude die daarop schielyk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inviel, en tot 20 April duurde, deed den verderen groei zo lang stilstaan, tot de groote hitte in t laatst van April die schade geheel weer inhaalde. - Deeze 4 voorjaaren waren de warmste sedert wy geregelde aantekeningen hebben; men zou daarby konnen voegen 1759, toen Februari in aangenaamheid die van dit Jaar zeer naby kwam, zynde alleen wat minder ongewoon in warmte, en Maart en April ook warme maanden waren; doch een schraale Mai maakte de middenwarmte der 4 maanden samen, wat minder dan in de vier genoemde Jaaren - 1766 en 1769 waren ook mooie voorjaaren, hoewel minder dan de gemelde. - Wil men dus de vergelyking hooger ophaalen, men zie het bericht van den beroemden Hoogleeraar musschenbroek op 't Jaar 1732, Filos. Verhand. by Tirion, en verder, de schoone Saisoenen van 1718, 22 en 23, door den Dichter l. bidloo. - Laat my alleen nog aanmerken, dat in dit voorjaar waarschynlyk de vroege vrugtbaarheid nog ongewooner zou geweest, en nog sterker voortgegaan zyn, indien, by denzelfden trap van warmte, nu en dan een aangenaamen regen gevallen ware. Het was niet alleen in ons Land, dat dit Jaargety zo extra schoon, warm, droog en vrugtbaar was; maar ook uit Engeland, Frankryk, Spanje, Italie, Duitschland, &c. ja uit de koudere Noorderlanden, Deenemarken en Zweeden, hebben wy van tyd tot tyd in de Nieuwspapieren soortgelyke streelende berigten gekreegen: daartegen heeft niemand zich genoeg konnen verwonderen over de tydingen uit het geheele Turksche gebied, van zulk eenen langduurigen en strengen Winter, als in die, anders zo warme, gewesten ooit beleefd was; zo dat de Sneeu op veele plaatsen eenige voeten hoog gelegen heeft, aanmerklyke wateren met Ys zyn bedekt geweest, en diep in April nog geen groente aan 't geboomte te bespeuren was. - Zeker eene verbaazende omkeering van de gewoone natuurwetten ten opzichte der verschillende luchtstreeken, die de aandacht aller Natuurkundigen overwaardig is! Om nu tot ons Land weder te keeren; in Juni was de Barometer maatig, de warmte slechts ¾ gr. boven de middenmaat, en de hoogste trap niet grooter dan de grootste in April geweest was, het weder bleef wel meest aan den droogen kant, doch nu en dan, vooral van 22 tot 25, met vry zwaare regenvlaagen afgewisseld; dus leverde deeze maand (behalven de veele NO winden, en de koude van 's av. den 20, die ten 12 u. 47 gr. was) niets ongewoons op; zo dat ik toen dit bericht dagt te besluiten en tot zo verre in 't licht te geeven. Dan, naaulyks waren wy Juli ingetreden, of de zeldzaamheden vernieuwden zich, - reeds op den 3 klom myn Therm. weder tot 81 gr. doch dit scheen van geen duur te zullen zyn, toen op den 4 zwaare Regen en Wind met Donder verzeld, opkwam, die den Barom. deed zakken tot 29. 2½ zynde ½ lyn laager dan in Hooimaand nog aangetekend is: t welk tot den 7 van zeer zwaare regenbuien gevolgd wierd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Echter op den 7 de warmte zich hervattende, kreegen wy eene zo ongemeen eenpaarig aanhoudende hitte, dat van dien dag tot 4 September ingesloten, zynde 60 dagen achter een, niet meer dan 1 geweest is, den 23 Juli, waar op de warmte niet geweest en gebleven is, 's middags boven 70 en 's morgens en 's avonds hoven 60 gr.; zelfs in extra waarneemingen, 's morg. 6 en 's av. 11 of 12 u. heb ik in dien tusschentyd myn Therm. niet onder 60 gr. gezien. - Juli was ruim zo warm als in 1759, omtrent zo warm als in 1776, en wierd alleen overtroffen door die van 1757 en 1778. - Augusti integendeel hield gemiddeld 70 8/90 gr. en van 2 Aug. tot 2 Sept. 70 11/32 gr. dit was meer dan 3 gr. warmer dan tot hier een Oogstmaand is waargenomen; en ruim 1 gr. warmer dan Juli 1757 't welk de heetste maand was in de voorige 44 Jaaren: ja dit was nagenoeg het midden tusschen de middenwarmte van Oogstmaand hieromstreeks, en de gewoone hitte te Batavia; zynde de eerste, volgens myne tafel 63⅓ gr. de laatste, volgens aldaar gedaane, en door de Haarlemsche Maatschappy uitgegeevene, aantekeningen ruim 78 gr. Deeze hitte wierd, behalven door de dagelyksche eenpaarigheid, die met geen eenen koelen dag afwisselde, nog aanmerkelyk verzwaard door de zeer ongewoone stilte, zo dat in die gantsche heete maand Augusti, geen ééne molen, hieromtrent, een zeil behoefde te ontblooten; en in Juli niet dan van 's av. den 3 tot den 5, en van den 21 in 't onweer tot den 23, - den meesten tyd was zo weinig wind, dat even als in Jan. Febr. en Maart veele bakkers geen meel genoeg konden krygen, - de kragt der winden was in Augusti 1 9/10 en in 42 dagen van 24 JuliGa naar voetnoot(*) tot 3 Sept. niet meer dan 1 6/7 dus niet min merkwaardig dan in Januari. De windstreeken waren ook aanmerkelyk, de N. en NO. winden hadden niet alleen van 't laatst van Mai, door Juni heen geheerscht, gelyk reeds gezegd is; maar op den 6 Juli liep de wind op nieuw in dien hoek, en hield zich daarin zo bestendig, dat, van dien dag af, door deeze geheele hitte heen, tot 3 Sept. ingesloten, de wind geen éénen geheelen dag tusschen WNW en Z t W gebleven is, dan van 29 Juli tot 4 Aug. en zeldzaam was 't dat na dien 4 Aug. in 't overige der maand, de wind zich meest gehouden heeft, eerst tusschen NW en N vervolgens N tot NO daarna NO tot O, en in 't laatst O tot ZO en Z en dat met alle deeze streeken de hitte ons byna even sterk is bygebleven. Wat de droogte betreft, de lucht bleef in Juli daar heen trek- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kende; doch by de zwaare onweeders in die maand viel zo veel waters, dat de regen in die maand daar door zelfs de middenmaat vry wat te boven ging, - maar in Augusti was de eenige regen van aanbelang by het onweer van den 6, en anders de droogte zo sterk dat de drooge dagen 24 uitmaakten, dus nog 2 meer dan in Augusti des voorigen jaars; schoon de helderheid der lucht nu iets minder was, als ook de hoogte van den Barometer, die evenwel boven 30 duim hield. - Deeze droogte, gevoegd by de hitte, deed een menigte Veld- en Tuingewassen, en de bladeren van zeer veele op de zon staande boomen, t'eenemaal verzengen, en op veele plaatsen de slooten in 't land uitdroogen. De gemelde Onweeders verdienen dat ik nog iets daarvan zegge. Wy hadden die in 19 dagen 5 maal. Het eerste was op maandag den 19 Juli, de dag der zwaarste hitte in dit Jaar (vallende juist 52 weeken na den heetsten dag van 't voorleden Jaar, die echter nog 2½ gr. grooter was.) Het onweer begon reeds 's namid. ten 4 u. eerst van verre, doch wierd hoe langer hoe zwaarer, en de blixem naar evenredigheid veel feller dan de donder, duurende tot 's av. 10 à 10½ u. evenwel was 't alhier nog niet op 't zwaarst, maar allervreeslykst door byna geheel Zuidholland, als ook in eenige streeken van Noordholland. - Het tweede viel 2 dagen daarna op den 21 Juli, en schynt integendeel alhier 't hevigst gewoed te hebben, het duurde 's namid. van 3½ tot 5 u. de donder en blixem was zwaar, maar 't alleraanmerkelykst daarby was de vreeslyke plasregen, waarvan den oudsten menschen geen weerga heugde; men kon op de graften naaulyks de huizen aan de overzyde daar door heen zien; alle gooten, alle regenbakken liepen eensklaps over, en in veele woonkelders kwam het water ½ mans lengte hoog van de straaten instroomen: daar onder vielen niet alleen zwaare hagelsteenen, waar onder die 2 lood wogen, maar ook (immers hier en daar in de Stad) platte doorschynende stukken Ys, waaronder van 1 à 1½ duim lang en breed, sommige met hagelsteenen omzet. - Het derde en vierde was op den 30 Juli, 's morg. 10½ à 11½ u. en 's av. 11 à 12½ u. beide ook met zwaare donder en blixem, doch geen van beiden hier op 't zwaarst. - Eindelyk, het vyfde had men den 6 Augusti 's namid. 3¾ tot 5, zynde ook vry hevig. - In 't overige dier maand zag men wel dikwyls onweêr aan de lucht; doch, hoe zwaar de hitte bleef, wy hebben hier niets meer daarvan gehad, dan op den 10 's namid. en 22 's av. een paar niet zwaare donderslagen, - maar op den 5 September 's av. 7½ tot 8½ u. ontstond nog een zwaar onweer, waar by 2 à 3 geweldige slagen; schoon ik in alle deeze onweeders geen éénen slag gehoord heb, die te vergelyken was by den zwaarsten op den laatsten dag des voorigen jaars. - Evenwel, door genoegzaam alle, zyn op verscheidene plaatsen in ons Land, zo veele ongelukken aan menschen beesten, &c. geschied, en in de nieuwspapieren gemeld, dat deeze zomer ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noegzaam bewyst, dat de Welëerw. martinet, in zynen, met recht geroemden, Catechismus der Natuur, het gevaarlyke van die ontzaglyke natuurverschynsels wat te veel verkleind heeft: schoon ik zyn Eerw. anders gaarne toestemme, dat ook dit deel van Gods groote werken, opmerkend te beschouwen, zeer betaamlyk zy; en de slaafsche vrees daarvoor, zo min den Christen als den Wysgeer, voege. September, na dat op den 4 de buitengewoone hitte ophield, en den 5 't laatste onweêr gevallen was, bleef echter bestendig warm, zo dat ze die van 1775 volmaakt evenaarde, en dus nevens die, de warmste tot hier toe aangetekende was: na regen en hagelbuiën op den 19, was de 20 een koude guure dag; doch de warmte hervatte zich nog eens zo sterk, dat die op den 25, 26 en 27 grooter wierd dan tot hier toe zo laat in die maand bekend is, komende tot 78 gr. en overtreffende dus nog 2 gr. de laatste dagen van Sept. 1777. - Echter het weeder was in deeze maand onbestendiger, en meer nat dan droog, vooral van 4 tot 8, en van 's av. 18 tot 's morg. 24, in welke beide tyden ook sterke winden opkwamen, schoon 't anders meest stil was, met veranderlyke windstreeken, meerendeels tusschen NW en Z. October hield van 't begin tot het einde die ongewoone warmte, zo dat die maand wederom de allerwarmste in de aantekeningen is, behalven alleen de zeer buitengemeene van 1772: de 13 en 19 waren de warmste dagen - de groote stilte hield ook aan, behalven den 9, 13, 14, 27, 28 en 29; de winden veel Z en ZO vooral in 't midden der maand, doch de laatste dagen NW, en evenwel met op nieuw toeneemende warmte. - Het weeder wisselde af met zeer mooie dagen en regen, zo dat men deeze maand noch nat, noch droog kon noemen, behalven de zwaare buiën op den 27 en 28. November was in den aanvang nog merkwaardiger in warmte: zo dat de trap van 60½ gr. op den 1, weder ½ gr. grooter was dan hieromstreeks is waargenomen; en de Therm. bestendig boven 50 gr. bleef tot den 9 's av. - toen verminderde de warmte, en nog meer na den 14, wanneer het koud, doch niet ongewoon koud wierd, tot dat op den 28 nogmaals warmte inviel, en aanhield tot 's morg. 22 December, wel zo dagelyksch niet als in December des voorigen Jaars, maar met nog hooger trappen, vooral den 2 en 3; klimmende de kwik den 2 's av. tot 57 gr. 't welk de tot hier toe bekende hoogste warmte in Dec. al weder 1 gr. overtrof; den 3 's morg. stond die nog op 55 gr. en den 17, 18, 19 en 20, op 50, 52½, 52 en 51 gr. op dien 20 's morg. viel een donderbui; op den 22 Dec. wierd het kouder en de winter nam den 24 een aanvang. - Deeze Slagten Wintermaand waren wel minder warm dan in 't voorige Jaar: doch moesten evenwel beide ook onder de warme maanden geteld worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
November hield van
In de 9 warme eerste dagen van November was, tot den 8, 't weêr ongemeen stil en droog, doch donker: de stilte hield ook in die maand, behalven den 9 en 10, aan tot den 25; maar anders had men van den 9 November tot 22 à 23 December, een zwaaren regentyd, en van 26 November af met zeer onstuimige winden verzeld. - Echter, hoe slecht dit saisoen was, de Barometer gaf reden om dikwerf nog veel erger te vreezen, en deed in deezen tyd nieuwe aanmerklykheden zien, recht overstaande tegen die in 't begin van 't Jaar opgemerkt waren. In 't begin van November was en bleef die vry hoog, zelfs was die op den 9 en 10, dagen van sterke wind en regenbuiën, tusschen 29.11¼ en 30.1¼, dat, schoon de wind NW was, echter in zulk weeder niet gewoon is; daarop begon de kwik den 11 en 12 te zakken, en bleef van den 13 af tot den 23 Dec. zo ongemeen laag, dat de gemiddelde hoogte dier 41 dagen niet meer was dan 29. 4 3/41, en in 22 dagen van 13 Nov. tot 4 Dec. 29. 2⅔ en de hoogste stand in die 22 dagen 29. 6¾. - In de gemelde 41 dagen zakte de kwik tot 7 maal toe onder 29 duim, waaronder op den 26 Nov. 's morg. en 's mid. tot 28. 6½ en op den 22 Dec's morg. tot 28. 5½; dus 2 maal in dien korten tyd laager dan in 30 Jaaren sedert 1748Ga naar voetnoot(*) was gezien, behalven 30 en 31 Maart 1762 en 21 tot 23 Nov. 1768, bygevolg 't laagst in 11 Jaaren, en vry laager dan in de zwaare Stormen van 14 Nov. 1775, 20 Nov. 1776 en 31 Dec. 1778, echter de billyke vrees daarvoor wierd t'elkens gunstig afgewend: op den 26 Nov. woei 't wel hard, doch storm kon men 't niet wel noemen; zo ook op den 29; integendeel, had men ondanks deeze laagte, van 15 tot 24 Nov. tot elks verwondering, over 't geheel, de droogste stilste en helderste tyd in die geheele maand, zelfs heldere vorst; waar door ook de groote maanëclips 's av. den 23, zeer fraai te zien was, - den 22 Dec. was op den allerlaagsten stand 's morgens de wind stil NNW. 't welk myne vrees nog vermeerderde, de wind stak ook tusschen 9 en 10 u. schielyk en hevig op, doch wierd weder geen storm; gelyk men het op den 2, 4, 14 en 20 noemen moest. - Het Ywater rees den 5 en 15 Dec. tot omtrent 60 duim boven peil, doch 't gevaar ging schielyk voorby. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de vorst, die den 24 Dec. begon, kreegen wy, voor 't eerst sedert October, eenen doorgaanden Oostenwind, die den 28 à 30 hevig doorblies, den Barometer deed ryzen tot 30 4½ en den Therm. zakken tot laagst 26 gr. dus nog 1 gr. hooger blyvende dan in 't begin der JaarsGa naar voetnoot(*). De schuiten staakten 't vaaren den 30 en 31. - Intusschen was deeze sterke Oostewind een groote zegen, ter begunstiging van 't uitloopen van 160 à 170 Schepen alleen uit Texel, en het zakken van het water onzer, door de sterke regens, hooggereezene Rivieren. Zo eindigde dan dit allerongemeenste Jaar 1779. 't welk de meeste merkwaardigheden van voorige Jaaren vooral betrekkelyk de warmte, geheel verdoofde. - Dan, eer ik dit nader toone, door den zomer en herfst, zo als ik den winter en de lente gedaan heb, met voorgaande te vergelyken, en de gemiddelde uitkomsten van 't geheele Jaar op te geeven; zal ik vooraf aanroeren, welke ongewoone verschynselen het groeiend Ryk in de laatste helfte van 't Jaar, niet minder dan in de eerste, hier en elders heeft opgeleverd. De nieuwe scheuten en bladeren, die de boomen in gewoone Jaaren na den langsten dag krygen, kwamen nu reeds de laatste dagen van Mai en eerste van Juni in menigte te voorschyn; en deeze wierden in Juli weder door andere gevolgd, ook kwamen in die maand reeds eenige soorten van appelen aan. - Maar zeer vermenigvuldigden de ongewoonheden: in Augusti waren in die heete, drooge en stille maand, zeer veele bladeren, vooral aan wilde Kastanjeboomen, verdroogd; na het midden dier maand begonnen verscheidene van die soort nieuw blad en bloeisel te krygen; en deeze wierden in September gevolgd van zo veele andere, dat, daar men in 1775 eenige weinige zulke boomen in deeze Stad met verwondering ging zien, ze nu op 't laatst naaulyks meer opgemerkt wierden; ja verre de meeste boomen van die soort kreegen nieuwe bladeren, of ten minsten, men zag by 't afvallen der oude, dat zich de nieuwe knoppen daar onder gezet hadden. - Dit bleef by geen wilde Kastanjeboomen; maar van tyd tot tyd zag men in en buiten de Stad zeer veele Lindehoomen; ja dat nog zeldzaamer is, in October ook Ipeboomen, waaronder 6 by elkanderen voor 't Latynsche School, met een overvloedig en vrolyk lachend lentegroen deezen herfst versieren: zelfs tot in 't begin van November zag men nieuwe groente aan boomen uitspruiten. Even zo was 't met de vrugtboomen: den 21 Aug. zag ik nieuw bloeisel aan Karssenboomen; omtrent den 10 Sept. begonnen veele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pruime-, persik-, abrikoos-, appel- en peereboomen ook op nieuw schoon te bloeiën. - In de laatste dagen van Augusti zag men niet slechts rype witte druiven op den blooten grond gegroeid, maar zelfs blaauwe waarvan men zulks verzekerde; en vóór half September waren, aan alle goed geplaatste wynstokken, de druiven niet alleen volkomen ryp, maar ik heb toen zelf gezien, en vervolgens van veele plaatsen gehoord, dat aan dezelfde wynstokken tevens nieuwe trossen in bloei stonden. In 't geheele najaar waren niet alleen veele soorten van zomergroente, maar ook latouw, en andere salade die men anders in t voorjaar heeft, in overvloed en voor elk te krygen. De bladeren vielen zeer verschillend af; de boomen die beschut geweest waren tegen de brandende zonshitte, waren den 1 November nog vry groen; en meest tot 9 dito tamelyk vol bladeren; wanneer ze wel door den wind veel verloren, echter, naar maate ze buiten den wind stonden, bleven aan verscheidene nog bladeren tot de eerste dagen van December, toen ook tevens de jonge herfstbladeren van de Linde- en Ipeboomen weggingen; die aan de wilde Kastanjeboomen hielden veel korter stand, - daar tegen raakten eenige vlier- en dergelyke boomen, de laatstgegroeide bladeren niet eer kwyt dan met de vorst in t laatst van 't jaar; en in 't begin van December zag men al wederom, aan bessen en andere heesters, door de warmte, nieuwe knoppen uitspruiten, en ook nog verscheidene bloemen in de tuinen staan; zo dat de groei in dit gansche jaar naaulyks heeft stil gestaan. Behalven alle deeze ongewoone verschynselen, was ook in dit jaar de hooibouw, de koorn-oogst, en de inzameling van allerlei boom- en veldvrugten, overal ongemeen gezegend; de anders mingewoone fruiten waren voor elk te bekomen. Dan, helaas! voor deeze vrolyke tooneelen is een zwart gordyn geschoven, door de, in den nazomer opgekomene, besmettelyke koortsen en roodeloop, die op veele plaatsen in ons Vaderland, en ook elders, eene zeer aanmerkelyke verwoesting onder de menschen hebben aangerecht: en waarvan men, zonder, aan de eene zyde, den Opperbestuurder, of aan den anderen kant, de bykomende oorzaaken van de bepaaling der besmetting tot byzondere plaatzen, uit het oog te verliezen, ongetwyfeld de algemeene middeloorzaak te zoeken heeft, in de zwaare en aanhoudende hitte, droogte, en ('t welk men vooral niet vergeeten moet hierby te voegen) stilte, die in deezen zomer geheerscht hebben; doch 't behoort niet tot myne taak dieper hier in te treeden; ik laat zulks den Geneeskundigen overGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zal, daar de berichten wegens 't schoone en vrugtbaare saisoen, uit andere landen, vooral uit Duitschland, niet min ja ruim zo merkwaardig waren, dan wy hier te lande zagen; hier nog eenige der ongewoonste byvoegen, om die aan de vergetelheid te ontrukken. Uit het Radebergsche meldde men 29 Sept. dat aan den Landbeer verscheidene bloeiende takken van Appel- Peere- en Karsseboomen gepresenteerd waren; waaronder een Karssetak waaraan ook eenige rype vrugten waren. Van Hamburg 11 October, dat de Druiven, van welke in die landstreek anders weinige soorten tot rypheid kwamen, nu de Spaansche in ryp- en zoetheid tartten. Van Altona 22 October, dat aldaar de Aardbeziën ten tweedenmaal tot volkomene rypheid gebragt waren, en in groote en kleine potten ten verkoop rond gedragen wierden, (te Leeuwarden had men die ook reeds den 9 October aangebragt.) Van Kassel, dat den 20 Oct. aldaar nog een Byënzwerm gezien was; en dat overal op de akkers nieuwe airen uit den grond oprezen. Van Manheim 10 October, dat in den Keurvorstelyken Botanietuin, een Granaatappelboom, in de vrye lucht, deezen herfst, rype vrugten heeft voortgebragt; en dat 'er wynstokken waren, die te gelyk rype druiven van den eersten bloei, onrype van een tweeden, en op nieuw gezette van een derden bloei gedragen hebben. Nog van Hamburg 8 Nov. dat een Abrikoosboom, die eerst overvloedig had gedraagen, ten tweedenmaal 3 rype, hoewel iets kleinere, abrikoozen had geleverd; dat toen nog 2 jonge appelboomen zeer vol bloeisel stonden, en in de Stad een wilde Kastanjeboom ook toen nog 2 schoone bloemtrossen had. Van Hanau 30 Oct. dat te Darmstad sommige vroege Wynstokken ten tweedenmaal rype druiven hadden voortgebragt: iets, dat zelfs in dit jaar, als eene allerzeldzaamste byzonderheid aan te zien is. Uit dat Graafschap; van Bieber, 26 Dec. dat iemand aldaar, van een Wynstok, in 't begin van Aug. de eerste, in 't laatst van Sept. de tweede, in 't laatst van Oct. de derde volkomen rype druiven geplukt hebbende, toen, by het afvallen der bladeren, tot zyne groote verwondering, aan denzelfden wynstok den vierden schyn van een volkomen bloei zag, - dat de Spekleliën sedert 14 dagen nog de fraaisten bloemen voortbragten, - dat men op eenen nog kouderen berg, in een tuin, grasbloemen vond van veelerlei kleur, en stokroozen in den schoonsten bloei. Van Weenen 11 Dec. dat in Ongaryen op verscheiden plaatsen, aan de druiven kleine goudene korrels gevonden waren; 't welk de Natuurkenners aanzagen als een bewys, dat de zon wonderbaarlyk daar op moet gewerkt hebben. - Ook had men reeds vroeger uit dat Koningryk bericht, dat te Presburg in eenige tuinen tweemaal Roozen gebloeid hebben. Eindelyk meldde men uit het koude Petersburg, dat aldaar de Agent der Hanzeesteden, op den 7 October N.S. zyne vrien- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, in zynen tuin in de vrye lucht, op een middagmaal had onthaald. Hoe verwonderlyk deeze en dergelyke berichten, in vergelyking met gewoone jaaren, ook zyn mogen, ze zyn het niet meer, wanneer men de duuring en hitte van den Zomer in aanmerking neemt. - Immers, daar ik, by gelegenheid van den reeds zo heeten zomer des voorigen Jaars 1778, eene vergelyking heb gemaaktGa naar voetnoot(*) tusschen de warmste zomers waarvan wy geregelde waarneemingen hebben; waarvan 't besluit was, dat 1757, 1775 en 1778 voor de drie merkwaardigste te houden zyn, de eerste in zwaarte, de tweede in duuring, en de derde in 't eene en andere tusschen die beide: daar ga ik nu toonen, (en dit kan ik daardoor zeer kort doen) dat deeze zomer van 1779, in die beide opzichten, alle drie genoemde heeft overtroffen; behalven alleen in den hoogsten trap der hitte, die 85½ gr. was, dus 2½ gr. minder dan in 1778. en 4½ gr. minder dan in 1750. - men zie de vergelyking in dit tafeltjen.
De warmte dier 278 dagen evenaart zo naby de gewoone middenwarmte van 't zomer halfjaar, dat het weinig grootspraak is, te zeggen, dat wy een zomer van 9 maanden gehad hebben. Myn Thermometer heeft gestaan.
Te Breda komt de vergelyking deezer drie jaaren ten naasten by hiermede overëen; alleen was 't aldaar in Augusti deezes jaars 's morg. en 's av. wat koeler dan hier, zynde dit onderscheid in die maand grooter geweest dan gewoonlyk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik spoed my, om, ten besluite, de uitkomst myner waarneemingen in dit geheele Jaar op te geven; zynde als volgt
Alleen de laatste 9 à 10 dagen van 't jaar maakten dat het beneden 54 gr. kwam: de warmte van 15 Novemb. tot 14 Novemb. was, op weinig na 5 gr. boven de gewoone middenmaat naar myne Tafel: en die van 't loopende Jaar 4 3/10 gr. boven die middenmaat; 2 4/9 gr. boven het voorgaande reeds zeer warme jaar 1778; en 1 9/16 gr. boven het, tot hier toe allerwarmste jaar 1775: waarvan het nog ruim 1 gr. zou verschild hebben, al ware zelfs de koude November van dat jaar zo warm geweest als nu. - Immers, hoe ongewoon elk saisoen op zich zelve ook geweest zy, de merkwaardigheid stygt nog veel hooger, dat de allermooiste en zagtste Winter, (behalven de weinige vorst in Januari) het allerwarmste Voorjaar, de allerheetste Zomer, en een der aller- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
warmste Najaaren, die in meer dan 40 jaaren tot hier toe zyn waargenomen, zich in dit ééne jaar samengepaard hebben. - Nog nader zal dit blyken, als ik zeg, dat wy gehad hebben van November 1778 tot October 1779.
Gelyk Februari in den winter in alle opzichten in ongewoonheid uitmuntte, zo deed Augusti in den zomer. In 5 maanden van dit jaar heeft de warmte op byzondere dagen een hoogeren trap beklommen dan tot hier toe in dezelve bekend was: te weeten, 27 en 28 Februari, 24 en 25 Mai, 1 en 2 Sept. 1 Nov. en 1 Dec. zonder nog te rekenen, dagen op welke de warmte, wel niet in de geheele maand, echter in dat deel der maand de grootste was; gelyk 18 Febr. 4, 5 en 15 April, 30 en 31 Aug. 26 en 27 Sept. 13 en 19 October. De koudste tyden in 't jaar waren, 3 tot 19 Januari, 25 April tot 7 Mai, een deel van Juni, 15 tot 27 Nov. en 't einde van Dec. - maar alle slechts koud in dit jaar, en niets meer dan gewoone Saisoenen in andere jaaren. - Ongewoon kon men de koude op geen éénen dag in 't gansche jaar noemen; de 2 koudste waarneemingen naar den tyd waren 's av. 2 Mai, en 's av. 20 Juni. Evenwel levert dit jaar meer voorbeelden op van schielyke veranderingen der Thermometers dan 't voorige; doch meest op de gemelde tyden van ongemeene warmte: zie hier de voornaamste.
maar ruim zoo aanmerkelyk, om dat ze tegennatuurlyk zyn, houd ik de volgende veranderingen: 27 Nov. 's av. 40 10 Dec. 's mid. 41½ 22 Dec. 's morg. 45½ 28 - 's morg. 50 - 's av. 50 - 's mid. 39½ Extra waarneemingen van eenige der heetste dagen, heb ik onder derzelver maanden reeds medegedeeld; ik zou hier nog meerdere byvoegen, vreesde ik niet al te lang te worden. Welk een verbaazend onderscheid tusschen dit Jaar 1779 en 't Jaar 1740! Toen had men van Nov. 1739 tot Oct. 1740. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens de echte aantekeningen van den Heer noppen, die ik onlangs in handen heb gekregen, was de middenwarmte van 1740 44 537/1098 en van Nov. 1739 tot Oct. 1740. 44 343/1098. De twee loopende jaaren verschillen in warmte dus 9⅓ gr. en in beide gevallen van 1 Nov. tot 31 Oct. of van 15 tot 14 Nov. gerekend, volkomen of ruim 10 gr. men mag dan wel veilig deeze 2 jaaren houden voor de ui terste paalen van warmte en koude in onze luchtstreek. - 't Is waar, daar de middenwarmte, volgens myne Tafel, uitkomt op 49 560/1095 dat 1740 nog wat verder van die middenmaat afwykt in koude, dan 1779 in warmte; maar dit schynt hier te lande vry algemeen door te gaan, dat de trappen van koude zich meer van de middenmaat verwyderen dan die van warmte: t zou niet onäartig zyn, dit uit de waarneemingen te doen zien; dan, 't zou hier te verre uitloopen. Zeker is 't intusschen, dat dit jaar, 1779, alles samen genomen, nog veel meer merkwaardigs heeft gehad dan 1740, of eenig ander. - Immers in den Barometer zou het ook ontwyfelbaar het hoogste jaar geweest zyn, had niet de ongemeene laagte in een groot deel van Nov. en Dec. (die nogtans mede een der zeldzaamheden des jaars is) veroorzaakt dat nu 1741 en 1766, dit jaar te boven gaan; althans naar mynen Barometer; maar daar ik reeds aangemerkt heb, dat die op 't huis Zwaanenburg, zynde nog dezelfde waarop die beide jaaren zyn waargenomen, zich door een ¼ lyn boven den mynen heeft gehouden, zal waarschynlyk aldaar dit jaar, de twee gemelde, ten minsten het eerste, everaaren, en zeker de hoogte van 13 Nov. 1778 tot 12 Nov. 1779 30 duimen doorhaalen. Zo is 't ook, behalven de zwaare donderbuiën in Juli, alleen het natte Najaar, waar door 't jaar belet is onder de allerdroogste te behooren; want het getal der drooge dagen, waarop in 't geheele etmaal geen regen, sneeu, hagel, of natte mist gezien is, was alhier 186; zynde wel 45 meer dan t gemiddelde der 4 voorige jaaren, en waar van nog geen één zeer nat was. Niettegenstaande de onstuimigheid van December en 't laatst van April, was dit jaar ook het allerstilste, overtreffende nog 1759: - Stormige winden, gelyk ik, in navolging van den Heer noppen, begin te noemen, als ik voor de kragt 14 zet, had men op 11 dagen, waarvan alleen 7 in April en December. Sneeu is, behalven den 1 Jan. en 's nagts daarna, niet meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan 4 maal in Dec. dus 6 maal in 't jaar gevallen, en niet ééns liggen gebleven, - en Hagel heb ik in 't geheele jaar op 16 dagen 24 maal aangetekend. De Luchtsgesteldheid heb ik 445 maal Helder en omtrent helder genoemd; 't welk zonder twyfel ook wel 't allermeeste zyn zal, alzo dit getal zich zelden verre van 350 à 360 verwydert. Ik voeg ten laatsten hierby, dat het Noorderlicht in dit jaar, en vooral in t voorjaar, dikwyls en sterk gescheenen heeft; ik heb het 15 maal aangetekend; de sterkste waren den 9 Febr. 25 Maart, 24 Mai, 1 Juli, 14 Octob. en 9 November: op welk laatste de grootste verandering gevolgd is. Zo heb ik dan getoond, hoe dit jaar zich onderscheiden heeft van de voorige 44 jaaren, waarvan wy geregelde waarneemingen hebben: hoe jammer is 't, dat wy niet verder vergelyken konnen! - Mogelyk zouden de aantekeningen van den W.E. Heer eckhardt, waarvan de Hooggel. van swinden in 't G. en N. Kabinet N. 2. pag. 119 gewag maakt, nog eenig, schoon geen voldoend, licht konnen geeven, ten opzicht van vroegere Jaaren. Dan, één gedenkstuk hebben wy evenwel van vroegeren tyd, 't welk by deeze gelegenheid zeer te passe komt: ik bedoel de reeds genoemde 2 Dichtstukken van l. bidloo, op de schoone Saisoenen van 1718 1722 en 1723; stukken, hier te opmerklyker, als zynde van eenen overtagtigjaarigen Grysäart, die echter van deeze Jaaren spreekt, als zulke waar van hy in zynen leeftyd geen weergâ gezien heeft. Het zal dan de vraag zyn, of de ongemeenheden dier Jaaren by die van 't nu afgeloopen Jaar 1779 komen? een vraag die wel onderzoek waardig is, en waar aan ik zo veel, doch ook zo kort als ik kan, wil voldoen. De voornaamste byzonderheden, die, uit het eerste Stuk, op 't jaar 1718, konnen verzameld worden, zyn deeze. Van Lentemaand af had men doorgaands een schoone heldere lucht. De gansche oogst van hooi en graan kwam met droog en helder weêr binnen. De Boekweit was lang voor den herfst reeds gedorscht, en kreeg in 't najaar een tweede gewas uit de afgesneden stoelen, 't welk in éénen nagt door Ryp bedierf. De Druiven waren hier te land zo volmaakt ryp als in Frankryk; en de wyn aldaar voor 't begin van wynmaand in de vaten. Veel Winterappelen en peeren moesten uitgeplukt worden, om het verdrukken te beletten. In November stond nog veel geboomte in nieuwen bloei, en de daauw lag nog geduurig op 't veld. - In dezelsde maand had men in de tuinen volwassen meloenen, zelfs grooter dan gewoonlyk. Alle deeze byzonderheden komen vrywel overeen met dit Jaar 1779, vooral als men begrypt, dat ze ook, even als in dit jaar, niet alle ter zelfder plaatse zullen gezien zyn, - maar in 't geen nu volgt, en my gelust uit te schryven; p. 9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thans agt men 't naaulyks waard te worden naverteld,
Dat boomen, in één jaar, tweemaal in 't open veld
Voldragen; maar wie hoorde, uit de oudsten onzer dagen,
Of 's Lands geschiedenis, van vrugtbaarheid gewagen,
Dat zich een derde peer of appel heeft doen zien!
Ofschoon een felle ryp zyn voortgang kwam verbiên.
daar in, zeg ik, zal men denkelyk eenig onderscheid tusschen de Natuurkundige en Poëtische waarheid dienen te maaken; als ook daar in, dat Aalsmeer in Bacharach herschapen scheen - Het zou niet onmogelyk zyn, door wat meer Regen by dezelfde warmte in 't voorjaar, voorts wat meer hitte in Juni, en wat minder, of met regen meer afgewisseld, in Augusti, dat dit Jaar 1718 in vrugtbaarheid nog eenigzins 1779 had overtroffen; en dus van de vroegste peeren, ja ook appelen, eenige boomen tweemaal hadden voldraagen; en terwyl die tweede vrugt voortging hier en daar een derde bloeisel zich vertoone, - maar dat dit toen naaulyks navertellenswaardig zou geweest zyn, draaft al te hard: dan zou 1718 nog 1779, zo ver als 1779 een gewoon jaar, zyn te boven gegaan: en zekerlyk is 'er onderscheid gebleven tusschen zomer- en winterooft. Ik ga over tot het andere stuk op 1722 en 1723: en merk vooraf daarop aan, dat alle byzonderheden, waarby dagtekeningen staan, tot 1723 behooren: dus schynt 1722 daarby gevoegd te zyn, niet zo zeer wegens ongewoone dubbelde, als wegens gewoone, doch overvloedige vrugtbaarheid; min of meer gelyk wy nu 1778 en 1779 samenvoegen zouden. - Het stuk zelf begunstigt ook deeze myne gedagte, in eenige regels p. 26, on een nota p. 13. - Het ongewoonste dan, dat van 't Jaar 1723 gezegd wordt, bestaat hier in: In Grasmaand zag men reeds de Karssen en Morellen door eenen zomergloed in de lente zwellen - en de Karssen rypende, bleef naaulyks plaats voor bladeren; zynde 't niet zeldzaam dat tot 13 en meer uit één bloeiknop kwamen. De ongemeenste peeren wierden tot kleinen prys in kruiwagens omgeroepen: iemand die 36 manden schoone geplukte appelen en peeren ter markt had gebragt, hield daarvan 8 of 10 st. over, - zelfs walgde het ooft de verkens. Oranje- en Limoenboomen waren in 't laatst der herfst vol vrugten en bloemen. De wilde Kastanjeboomen hebben tweemaal gebloeid. De dubbelde vrugtbaarheid, door geheele boomgaarden heen, wierd nu zonder opmerking bezien, en door den ganschen boomgaard zag men peer en appel ten derdenmaal knoppen. - N.B. Dit verhaalt de Dichter p. 26, 27, met woorden, die alleen in klank verschillen van de straks aangehaalde regels; maar, dat hy in een aantekening p. 28 byzonder meldt van eenen boom, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan in Nov. 1723 ten tweedenmaal rype graauwe Zuikerpeeren geplukt zyn, bevestigt ten vollen myne zo even gemaakte aanmerking; dewyl die soort van peeren, gelyk elk weet, een der allervroegste is. De wyngaarden waren rykelyk met trossen van een tweeden bloei behangen; waarvan veele reeds tot beziën gezet waren; toen de ryp ze vernielde. Aardbeziën waren, digt by wintermaand, ten tweedenmaal, zo volkomen ryp als de eerste; en niet uit jonge planten, maar uit de afgesneden stoelen, en in zulk een menigte, dat ze by koppen vol verkogt wierden. Half December kreeg de Schryver nog een grooten bloemruiker. Uit Noorwegen meldt hy iets nog wonderlyker: t.w. dat te Mardow (op 59 gr.) op Kersttyd 1723 de boomen nog belaaden waren met appelen als vuisten; en dat in dien winter aldaar gansch geen vorst geweest is, daar men hier nog op Schaatsen geloopen heeft. Dit Jaar 1723 schynt dan 1718 ruim geëvenaard, en in 't vroege voorjaar nog overtroffen te hebben. - Maar men vergelyke hierby, 't geen wegens 't zelfde Jaar 1723, in 't I Deel der Natuurl. Historie van Holland p. 262, 263, med gedeeld is door den kundigen Heer le francq van berkhey, uit eene aantekening van zyn W.E. Grootvader; waar in, ja wel, bevestigd word dat alles den 1 April zo ver was, als gewoonlyk half Mai, als ook de vernieuwde vrugtbaarheid in 't Najaar, byzonder van de aardbeziën; maar daar by eene zaak gemeld die bidloo ook aanroert p. 40. 41, als ook n. duyn, Natuur- en Sterrek. p. 483. t.w. dat met April zulk een droogte begon dat, in 4 maanden agter een, geen regen viel, waardoor al 't gras verdorde, zo dat men 't Vee met brood moest voeren: daar nu hier door zekerlykook de vrugten van den eersten bloei veel geleden zullen hebben, word, myns dunkens, door deeze omstandigheid, de verwonderlykheid van den nieuwen groei en bloei in den hersst, eenigzins verminderd. Ik denk dus, dat die 2 Jaaren 1718 en 1723 over 't geheel, (iets meer en iets min door één gerekend) met het nu verloopen Jaar 1779 gelyk te stellen zyn; maar dat men daaruit dan dit besluit moet opmaaken; dat wy zulke Jaarsaisoenen, naar den gewoonen loop der natuur, slechts om de 50 à 60 Jaaren konnen verwagten; en dat by gevolge, by het beleeven van zulk een byzonder Jaargety, onze verwondering ook met byzondere dankbaarheid aan de Godlyke Voorzienigheid moet gepaard gaan. Overbetste Vader bidloo, doet op 't Jaar 1718 een soort van uitdaaging aan wyzen en starrekundigen, om te verklaaren, door welk een' omloop van 't uitspansel zulk een saisoen moest of kon gebeuren; en om uit.... 't zy vast! 't zy dwaalgestarnt, Naar het beneveld is, of klaar of duister barnt, Of door ontmoetingen, of invloei, aan te wyzen, Dat daar in de oorzaak ligt.... Hy schynt dit in een zekere tegenstelling te brengen, met het eerbiedigen van Gods bestuur daar in. - Een tegenstelling, waar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe ja wel, al te dikwyls reden is, maar, gelyk onze dagen nog meer dan de zyne staaven, voor den Christenwysgeer onnoodig; als die zeer wel het erkennen van de eerste, met het naspooren van de tweede, Oorzaaken kan en mag paaren. Dit in 't oog houdende, is 't zo betaamlyk als natuurlyk, dat men onderzoek doe naar de natuurlyke oorzaaken van eene, zo ver van het gewoone afwykende, luchtsgesteldheid in een geheel jaar; en dit onderzoek zal voornaamlyk uitkomen op deeze vraagen: 1. Is eenige reden daarvan te ontdekken in den loop of stand der Planeeten? - Elk die in 't bericht van myne veertigjaarige Tafel, in 't V Deel der Natuurk. Verhand. myne aanmerking op p. 690. 691, geleezen heeft, zal daar uit wel zien, dat ik niet bedoele de jaarlyksche regeering van een byzondere Planeet: dit jaar zelfs geeft dat stelsel een' nieuwen krak: want men zou 't zelve dan moeten vergelyken met de zeer koude Jaaren 1744 en 1751 en de zeer ongestadige 1737, 1758 en 1765; byzonder de allerkoudste Augusti van 1737 met deeze allerheetste: 't Jaar 1772 kwam wel in den nazomer en herfst, zo naby als ooit gebeurd is, doch de eerste 5 maanden verschilden des te meer. - Maar ik meen de invloed dier hemellichaamen, door derzelver plaats in den dierenriem, samen- en tegenstanden, of andere betrekkingen tot deezeaarde of tot elkanderen. - En die lust mogt hebben dit te onderzoeken, zou zeer wel doen, tevens na te gaan, of de tegengestelde koude van 1740 ook op dezelfde wyze konde verklaard worden. 2. Is 'er eenigen samenhang te vinden, tusschen de buitengewoone verschynselen van donder blixem en storm, die den laatsten dag en nacht van 1778 zo gedenkwaardig maakten; (zie I Deel p. 131, 132,) en het daarop zo eensklaps gevolgde, schoone, heldere, warme en stille saisoen tot ruim half April, nevens de verbaazende hoogte van den Barometer geduurende dien tyd? Dit zou ongetwyfeld, der oplettendheid van kundige Natuuronderzoekers dubbel waardig zyn. 3. Een derde vraag; welk een Winter op zulk eenen Zomer zou volgen? is in 't verloopen Najaar duizendmaal gedaan; en naar een gewoonen denk, was der meesten antwoord: een zeer harde. - Dan dit is door de uitkomst niet bevestigd; de Winter in 't begin van 1780, schoon niet zagt, en tamelyk aanhoudend, zo dat de Scheepsvaart tot over half February heeft stil gestaan, kon echter ook niet hard genoemd worden; niet meer dan ééns, 's morg. den 15 Januari, is de koude tot een' aanmerkelyken trap gekomen, t.w. 11½ gr. Verder zie men de gewoone tafels. Maart heeft in warmte die van 1779 genoegzaam geëvenaard, en op 't einde was de groei omtrent zo ver als toen in 't midden; maar juist met 1 April is 't op nieuw zo koud geworden, en tot heden 's morg. den 21 gebleven; dat men in die 3 weeken naaulyks 3 dagen voortgang ziet. l.
PS. Deezen morgen zie ik in de Noordholl. Courant, dat men in Duitschland een 19 aarigen kring van 't weder meent te vinden; maar hoe 't aldaar zy, ik vind denzelven hier te lande zo min als een 7 jaarigen; vooral met tusschen 1779 en 1760. |
|