| |
Verhaal eener gedenkwaardige ontmoeting tusschen koning Carel den II en George Downing, Schildknaap, Afgezant van Olivier Cromwell, in de Vereenigde Nederlanden; opgesteld door Mr. Lockhart, Schryver der Memoirs of Schotland, en gedrukt in the Antiquarian Repertory.
‘Overeenkomstig met onze opgave van den aart onzes Mengelwerks, in de Voorreden onzer Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen, twyfelen wy met om
| |
| |
aan de bovengemelde Ontmoeting, eene plaats in te ruimen.’
't Is zeer vreemd, dat, onder zo veele gevaaren waar aan Koning carel de II zich vondt blootgesteld, en uit welke hy op eene wonderbaare wyze gered werd, noch Lord clarendon, noch geen ander Schryver, my bekend, eenig gewag maakt van eene zonderlinge Ontmoeting hem in Holland bejegend; dezelve droeg zich op deeze wyze toe.
De Koning, zich te Brussel bevindende, hadt begeerte om zyne Zuster de Prinses van Oranje te zien, en besloot zulks te doen: doch zich in de noodzaaklykheid vindende om die reis op de heimlykste wyze af te leggen, ontdekte hy zyn oogmerk volstrekt aan geen mensch. - Hy beval - fleming, een Knegt des Graaven van wigton, die in zyn dienst was, en aan wiens trouwe hy, noch toen, noch naderhand, iets in 't minste twyfelde, heimlyk een paar goede Paarden te bezorgen, en dezelve gereed te houden op een zekere plaats en tyd, den volgenden avond, door zyne Majesteit bestemd; en dat fleming, alleen, by deeze Paarden zou blyven, tot hy den Koning vernam. De Koning ging na bed, kleedde zich vervolgens weder aan, en ging heimlyk uit een agterdeur, alleen een brief laatende leggen aan eenige zyner Bedienden, op welken hy vertrouwde, met berigt, dat hy vertrokken was voor eenige weinige dagen, en beval dat zy zyne afweezigheid zo geheim als mogelyk zouden houden, met voor te wenden dat hy onpasselyk was, en kwam, dit verrigt hebbende, ter bestemde plaatze, waar hy fleming, volgens afspraak, met de Paarden vondt. Toen ontdekte hy fleming zyn oogmerk, om zyne Zuster in 's Graavenhage te gaan zien, en, zonder de gevaaren aan welke hy zich blootstelde in agt te neemen, vertrok hy dus met deezen alleen, en nam de reis langs de minst gebruiklyke bywegen; het derwyze schikkende, dat hy 's morgens ten zes uuren in 's Graavenhage kwam, en steeg af by een zeer gemeene herberg in een afgelegen hoek, waar hy wel wist dat niemand hem zou kennen in deeze vermomming. Hy vaardigde fleming terstond af, om aan zyne Zuster te berigten waar hy zich bevondt, en het aan haar over te laaten, om de wyze, waar op hy haar zou zien, zonder bekend te worden, te beraamen.
| |
| |
Fleming, zyn last, in zeer korten tyd, (in minder dan een uur,) volvoerd hebbende, was niet by den Koning wedergekeerd, (dien hy vondt ter plaatze waar hy hem gelaaten hadt, en hy steeds alleen geweest was,) of een onbekend Persoon kwam in, en vroeg den Hospes, of 'er geen twee Franschen, dien morgen, aan zyn Herberg waren afgesteegen? - De Hospes antwoordde, dat 'er twee Persoonen gekomen waren; doch dat hy niet wist uit welk Land. De Vreemdeling verzogt hem hun te zeggen, dat hy hun wilde spreeken: deeze dit gedaan hebbende, stondt de Koning ten uitersten versteld; doch des niettegenstaande wilde hy den Persoon zien. Fleming kantte 'er zich tegen aan, maar de Koning bleef by zyn stuk, en de Persoon werd binnen gelaaten; hy vertoonde een oud eerwaardig Man, met een langen gryzen baard, met een gemeenen grauwen rok gekleed; den Koning aanziende en toespreekende, verklaarde hy, dat hy de Persoon was, dien hy verlangde te spreeken, en dat, geheel alleen, over zaaken van aanbelang. - De Koning denkende, dat het misschien een boodschap van zyne Zuster was, en nieuwsgierig om den uitslag van dit vreemd voorval te verneemen, verzogt fleming te vertrekken, 't geen deeze weigerde, tot de Koning hem ter zyde nam, en verklaarde, dat hy geen gevaar zou loopen van zulk een oud Man, tegen welken hy wel op mogt, en belaste hem te gaan.
Zy bevonden zich niet alleen, of de Vreemdeling sloot de deur, (dit deedt den Koning denken dat 'er iets euvels mogt gebeuren,) doch de Vreemdeling viel op zyne knien neder, deedt zyn zeer kunstig gemaakt masker af, en ontdekte dat hy Mr. downing was, (naderhand bekend onder den naam van Sir george, en Afgezant des Konings by de Staaten, naa zyne herstelling,) toen Afgezant van cromwell by de Staaten, de Zoon van zekeren downing, een Leeraar onder de Independenten, die zommige Leden van het Parlement vergezelde, na Schotland gezonden, om zich tegen den Koning te vereenigen, en zich een zeer werkzaam en geweldig Vyand van de Koninglyke Familie betoonde, gelyk te zien is in Lord clarendon's Geschiedenis.
De Koning, zo als wy ons gereedlyk kunnen verbeelden, stondt niet weinig versteld over deeze ontdekking; doch downing liet hem geen tyd tot bedenken, hem on- | |
| |
middelyk, op de volgende wyze, aanspreekende: hy hoopte dat zyne Majesteit hem alles zou vergeeven wat hy gedaan hadt, geduurende den tyd des Opstands, tegen 's Konings belang; hem verzekerende, dat, schoon hy thans in dienst was van den Ryksoverweldiger, hy zyne Majesteit een zo goed hart toedroeg als een zyner Onderdaanen, en wilde, als de gelegenheid zich aanboodt, alles ten zynen dienste waagen, en hoopte zyne Majesteit van zyne opregtheid te overtuigen. Maar, eer hy de oorzaak van zyne komst vermeldde, moest hy 'er op staan, dat zyne Majesteit hem heilig beloofde het voorgevallene niet te zullen melden aan fleming noch aan iemand anders, tot het gode behaagde zyne Majesteit de Kroon weder te geeven, wanneer hy de geheimhouding niet langer begeerde, schoon hy de belofte van zyne Majesteit moest hebben, dat hy hem zelf dan niet zou vraagen of van hem de ontdekking verwagten, hoe of wanneer hy tot de kondschap kwam, dat de Koning zich hier bevondt. - De Koning dit staatlyk beloofd, en de geëischte voorwaarden aangegaan hebbende, voer downing voort; zeggende: dat zyn Meester de Ryksoverweldiger, nu in vrede met de Hollanders zynde, en de Staaten zo geneegen, om hem alles, wat hy begeerde, in te willigen, in de uiterste geheimhouding, om dit te beter te doen gelukken, een verdrag hadt aangegaan, in 't welke zy, behalven andere dingen van weinig aanbelang, toestemden, dat, hinc inde, en dit was de hoofdbedoeling der onderhandeling, zy zich zouden verbinden, om den Persoon zyner Majesteit te vatten, en over te leveren aan den Ryksoverweldiger, indien deeze, ten eenigen tyde, by toeval, het waagde op hun Grondgebied te komen, als zy des verzogt wierden door iemand uit zyn naam. Dat
dit verdrag, getekend door de Staaten, en na Londen gezonden, gisteren morgen was te rug gekomen, gister avond geheel geslooten, tusschen hem en een heimlyk Committé der Staaten. Hy toonde dat zyns Meesters verstandhouding zo goed was, dat het hierzyn zyner Majesteit hem zou getoond worden; en indien hy het verzuimde hem te doen vatten, zou zyn Meester het zeer kwaalyk neemen; 't geen hem ongetwyfeld het hoofd zou kosten, en zyne Majesteit berooven van eenen getrouwen Onderdaan. En, begeerende de ellendige gevolgen te voorkomen, die
| |
| |
plaats zouden grypen, als het ontdekt wierd dat hy daar tegenwoordig was, hadt hy beslooten hem te verwittigen van het gevaar, waar in hy zich bevondt, en uit vreeze van ontdekking zich zelven vermomd; vast be looten hebbende niemand het geheim toe te vertrouwen. Hier op stelde hy voor, dat zyne Majesteit terstond zyne Paarden moest doen zadelen, en met allen mogelyken spoed van het Grondgebied der Staaten vlieden: dat hy zelve na huis zou keeren, en, onder voorwendzel van ziekte, langer dan naar gewoonte, te bedde blyven; dat hy, oordeelende dat zyne Majesteit verre genoeg was om niet agterhaald te worden, na de Staaten zou gaan, en hun verwittigen, verstaan te hebben dat zyne Majesteit in den Haage was, en verzoeken dat hy mogt gegreepen worden, volgens de voorwaarden van het laatst geslootene verdrag; dat hy wist zy zouden daar aan voldoen, en na de aangeduide plaats zenden: maar, bevindende dat zyne Majesteit verre genoeg verreisd was om geen gevaar te loopen, zou hy voorslaan des geen meer gerugts te maaken, ten einde dit het verdrag niet mogt ontdekken, en beletten dat zyne Majesteit vervolgens in hunne handen viel.
De Koning volgde terstond den gegeeven raad, en downing, na huis keerende, deedt alles, volgens de genomene afspraak, en 't geen hy gespeld hadt gebeurde. Zyne Majesteit dus dit dreigend gevaar ontkomen zynde, hieldt zyn woord heilig, nimmer iets van deeze gebeurtenis meldende dan naa zyne herstelling; hy zogt toen ook niet te weeten te komen, hoe downing van zyne aankomst kondschap gekreegen hadt, schoon carel de II dikwyls betuigde dat het eene verborgenheid was: en hy in geenen deele kon denken, dat fleming hem aan downing zou ontdekt hebben: want, behalven dat hy, zo schielyk van zyne Zuster te rug komende, daar toe geen tyd hadt, was downing bykans te gelyk met fleming aan zyn Logement.
Deeze geschiedenis is verhaald door veelen die gemeenzaam waren aan het Hof van carel den II, en byzonder door den Graave van cromartie, die vermeldt, dat hy, het eerste Jaar na de herstelling zyner Majesteit, met den Hertog van rothes en verscheide andere Schotten van aanzien, 's avonds met den Koning in een vrolyk gezelschap zittende, allen klaagden over een onvoeglyk gesprek,
| |
| |
ten opzigte van de Schotten, in het Parlement, door downing gevoerd: 't geen zy oordeelden dat van zyne Majesteit zo hoog moest opgenomen worden, dat hy deezen van 't Hof verbande, en zyne gunstbewyzen introk. De Koning antwoordde, dat hy de taal, door downing gevoerd, niet goed keurde, en hem deswegen zou bestraffen; doch verder kon hy niet gaan, uit hoofde van het gemelde voorval, 't welk hy, gelyk hier boven, verhaalde; dit maakte zulk eenen indruk op alle de aanweezenden, dat zy het gedaane hem vergaven, en rothes verzogt de vryheid om downing's gezondheid met en boorde volletje te drinken. |
|