ke dingen te doen, die zuiver zyn; doch om dingen in het werk te stellen, die anderen aangenaam en welgevallig voorkomen, zonder ons zelven nadeel te berokkenen, wordt 'er een naauwkeurige waarneeming van alles dat 'er in de waereld voorvalt, van den aart en het gedrag des menschdoms, vereischt; dan moet men de handelwyze der zodanigen aanneemen, die eenige braave mannen liefde en agting verzorgden, terwyl anderen, even braaf, als zy, zo niet gehaat, ten minsten klein geagt, vermyd, en versmaad wierden.
Om deeze maat van Voorzigtigheid te verkrygen, moeten wy in opmerking neemen, dat 'er naauwlyks één eenige Ondeugd bestaat, die geen weezenstrekken ontleent van eenige Deugd, en zich met dezelve vermomt; en ook geen Deugd, die niet eenigen schyn van eene vermomde Ondeugd heeft in het oog van den vlugtigen en onnauwkeurigen aanschouwer. En deeze gelykvormigheid doet het verdwaasde oordeel der onkundigen stand grypen, als mede de moedwillige verdraaijingen der snooden, ten onzen nadeele. Dus hebben, by voorbeeld, Godsvrugt en Huichelaary, Yver en Woede, Grootheid van ziel en Trotschheid, Nederigheid en Laagheid, Gemaatigdheid en Lauwheid, Standvastigheid en Hardnekkigheid, Voorzigtigheid en Loosheid, eenige trekken, die na elkander zweemen, en kunnen dus de een voor de ander genomen worden. Zo dat, indien wy niet zorgvuldig, op de onderscheidende Characters, letten, en de grensen tusschen dezelven, in onze betragting bewaaren, de Waereld veel beter van aart moest zyn dan men die in het algemeen bevindt, zal men ons goed niet ten kwaade duiden.
Alle Deugd, tot een zeker uiterste gebragt, ontaart in Zotheid of weezenlyke Ondeugd, overeenkomstig met het welbekende beginzel, Summa lex Summa injuria; en een Mensch, wiens overgroote bedagtzaamheid, by alle gelegenheden, zyn tong en handen bindt, is het dwaasste en nutloosste Schepzel in de Natuur.
Cleobulus is een der Voorzigtigste Menschen, en, in de waereld, gerust geleefd hebbende door eene bestendige aankleeving van eenige weinige eenvoudige grondregels, verwondert hy zich over den twist en onéénigheid, die zo dikwyls de rust zyner nabuuren stoort.
Het eerste grondbeginzel van cleobulus is, ‘zich in geen gevaar te waagen’. Schoon hy het geld bemint, is hy van gedagten, dat Zuinigheid zekerer bron van rykdom is dan Naarstigheid. Het is vergeefsch hem eenige groote vooruitzigten van voordeel voor oogen te stellen; hy maakt weinig staat op het toekomende; en wil zyn geld, buiten zyn toezigt, aan niemand vertrouwen: ‘want niemand weet wat u gebeuren kan’. Hy heeft een, klein inkomen het geen hy op de oude rente laat staan, omdat, ‘een half ey beter is dan een leege schaal’. Doch hy staat 'er streng op aan als de betaaldag verscheenen is, ‘want die de helft niet kan betaalen zal het geheel niet opbrengen’. Zo men hem eenige Ver-