Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Beknopte opgave der aanmerkingen van den heer Johannes Veirac, voorgesteld in zyne bekroonde prysverhandeling, ter beantwoordinge der vraage van het Bataafsche Genootschap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam:Ga naar voetnoot(*)‘Welke zijn de geschiktste middelen, om den gemeenen Man in ons Vaderland, zoo ten platten Lande, als in de Steden, tot het gewillig gebruik maaken van de Inentinge der Kinderpokjes aan te moedigen; en om deeze practijk op de minst kostbaare wijze, en zonder gevaar, van de besmetting te verspreiden, aan hun toe te dienen?’
De Heer Veirac zyne Verhandeling, naar de inrigting der Vraage, in twee deelen splitsende, bepaalt zig in het eerste gedeelte, ter aanwyzinge der middelen, die hem de geschiktste voorkomen, om het Gemeen, tot het gewillig gebruik maaken der Inentinge, aan te moedigen. Zyn Ed. brengt ons aanvanglyk onder 't oog, hoe de ondervinding van eenige Eeuwen getoond heeft, dat, tot de voornaamste trekken van het nationaal character onzer Vaderlanderen, inzonderheid behoort, dat zy in zaaken, welker bestaan of schikking aan hunne toestemming verbonden was, door eene malsche overreeding altyd beter geleid, dan door geweld gedwongen worden. - Dus kunnen en moeten 'er, zegt hy, in dit geval, ook geene andere dan zagte middelen, welken de Vraag vordert, aangewend worden: zulken, die den wil van 't Gemeen, zonder dwang, kunnen buigen; en hen, die min of meer bevooroordeeld zyn, langs den weg van overtuiginge, overhaalen. En zulks beweegt | |
[pagina 58]
| |
den Heer Veirac, eer hy verder gaat, nog vooraf het oog te slaan op de denkwyze van onze gemeene Landgenooten over dit stuk. Hieromtrent stelt hy ons voor, hoe het Gemeen, dat is, zy, die tot de laagste Klasse behooren, of 'er naast by koomen, ten aanzien zyner denkwyze over dit stuk, in vyf soorten verdeeld kan worden. De eerste denkt 'er noch goed, noch kwaad van; om dat zy 'er zeer weinig of niets van gehoord hebben. De tweede weet 'er iets van, maar niet veel meer, dan dat het thans door de konst zoo ver gebragt is, dat men de menschen de Kinderpokken kan geeven, wanneer men wil, en verder bekreunen zy 'er zig niet over. De derde beschouwt de Inënting als eene zaak van Mode, eeniglyk uitgevonden om de beurs der Inënteren te vullen, en als iets, waarvan de onkosten boven hun bereik zyn. De vierde soort verzuimt de Inënting, by mangel van aanmoediginge, by gebrek van voorgangeren, of uit vreeze van verachting; de vyfde eindelyk is met tegenwerpingen gewapend uit naauwgezetheid en styfhoofdigheid voortkoomende; ‘dat hy, die van de Inëntinge gebruik maakt, de Voorzienigheid vooruitloopt, en zyn leven in de waagschaal stelt, zonder daartoe vryheid te hebben’, en meer diergelyken. Te regt, vervolgt hy, onderstelt de Vraag, dat menschen, die boven het gemeen zyn, in dit land de praktyk der Inëntinge bevorderen. Trouwens deeze moeten en kunnen genoegzaam overtuigd zyn, van de voordeelen, en de daarop gegronde noodzaakelykheid derzelve; en het spreekt van zelf, dat zy verpligt zyn, om 'er gebruik van te maaken, en anderen 'er toe aan te moedigen. - Nochthans is 'er, die, ondanks de sterkste drangredenen en proefondervindelyke bewyzen, met al zyn magt, den voortgang deezer nuttige vindinge tegenstaat. Want, schoon de ervaringe leert, dat veele der verstandigsten, ik voeg 'er by, der godvrugtigsten, onzer aanzienlyke Vaderlanderen, die zig tegen de Inënting verklaaren, evenwel over dezelve zoo gematigd en edelmoedig denken, dat zy ligtelyk, wilden zy de zaak behoorlyk onderzoeken, zouden te overtuigen zyn, vindt men 'er egter veelen, die zig ten sterksten tegen deeze praktyk verzetten, hoewel ze dikwerf hun gebrek aan doorzigt en hunne partydigheid verraaden. - | |
[pagina 59]
| |
Met deeze te willen overreeden zoud gy waarlyk den Moriaan wasschen, Doch, ten gelukke! zy maaken hedendaags onder onze deftige Vaderlanders het kleinste getal uit. Veel grooter is het getal, en misschien het allergrootst, van zodaanigen onder de beste burgers, de meer aanzienlyken, en zelf onder 't gemeen in dit Land, die hunne kinders in 't gevaar der natuurlyke Pokjes laaten, om dat zy tweedragt in hun huis vreezen. Geen ding is gewooner, dan dat een huisvader den Geneesheer, die hem de Ieënting zyner Kinderen aanpryst, te gemoet voere, ‘Ik ben niet tegen, of zeer voor, de Inënting; zy is, buiten kyf, geoorloofd en voordeelig; maar myne vrouw wil 'er niet van hooren’. Deeze, gaat de Heer Veirac voort, is eene der voornaamste oorzaaken, welke den voortgang der Konstpokken, vooral onder menschen van een middelbaaren staat, echter ook onder het gemeen, hier te Lande beletten. - Hoe lang toch zal het vooroordeel, op eenen valschen grond steunende, en door eene kwalyk geplaatste liefde gekoesterd, in eene zaak van dit gewicht het oog verblinden! - Het zou een onvergeeflyke misgreep zyn, indien de Vader, die op het welzyn zyner Kinderen evenveel recht heeft, en van het nut der Inëntinge overtuigd is, niet alles aanwendde, om zyne Vrouw van derzelver verplichtinge te overreeden. Vooral moet hy zorgen, dat zyn geweeten hem, wegens eene te groote lafhartigheid en onverschilligheid, na den dood zyner Kinderen niet in 't aanzicht beschuldige!Ga naar voetnoot(*) De middelen, om edelmoedige en onpartydige menschen van de vryheid tot, en het nut der Inëntinge te overtuigen, zyn lang voor handen, indien zy slegts gebruikt wierdenGa naar voetnoot(†). - Zy derhalven, ik bedoel de Re- | |
[pagina 60]
| |
genten, de Leeraars, de Genees- en Hand-Artsen, met één woord alle de zodaanigen, die, ten platten lande en in de steden, den meesten invloed op het Gemeen hebben, en nog wankelen, moeten van zulke werken een geduurig gebruik maaken. Eene zaak, die het leven van ons nakroost ten doel heeft, is deeze moeite, welke veelvoudig zal beloond worden, overwaardig. Als de geschiktste middelen, om het gemeen tot het gewillig gebruik maaken van de Inëntinge aan te moedigen, wordt vereischt, Vooreerst: De bystand der Leeraaren, en verdere Kerkelyken van alle Gezinten. Veele spreekende bewyzen zyn 'er, zelf in ons Land, dat de Geestlykheid best in staat is, om de gemoederen van het Gemeen dien zwaai te geeven, welke ter bereikinge van de grootste oogmerken vereischt werdt. Dikwerf bediende zich onze Overheid van derzelver invloed, om het Gemeen te bestuuren, en dit heeft men zich nimmer beklaagd. De Leeraars op het Land, en in de Steden, moeten, met de verdere Leden der Kerkenraaden, handen in een slaan, om elk afzonderlyk, by alle voorkoomende geschikte gelegenheden, het Gemeen, op eene ernstige, en overtuigende wyze, van de zedelyke geoorloofdheid en verpligtinge, van de nuttigheid, en noodzaakelykheid der Inëntinge, te overtuigen; zy moeten hunne tegenbedenkingen met geduld hooren, en, op eene oordeelkundige en bescheiden wyze, oplossen. De Leeraars moeten van tyd tot tyd in hunne toepassingen deeze stukken op de gemoederen hunner hoorderen aandringen; en in hunne gebeden den Hemel voor deeze heilzaame uitvinding danken. - De Armbezorgers kunnen insgelyks de hand leenen ter bereikinge van dit groote oogmerk. Het zal hun weinig moeite kosten, om, in hunne afzonderlyke bezoeken, de Kinderen der geälimenteer- | |
[pagina 61]
| |
den, die de Kinderpokjes niet gehad hebben, op te neemen, en de Ouders telkens aan te maanen, om, by de eerste gunstige gelegenheid, ten voordeele dier Kinderen, van de Inëntinge gebruik te maaken. - Ja zelfs koomt het den Heer Veirac voor, dat het niet als een dwang aangemerkt zou kunnen worden, indien de Armbezorgers de bedeeling der Ouderen, die, by aanhoudendheid, tegen alle kragt van overtuiginge aan, uit loutere eigenzinnigheid weigerachtig blyven, voor een tyd geheel of gedeeltelyk onthielden. - Zie daar het eerste Middel dat zyn Ed. op eene zeer nadrukkelyke wyze aandringt. Het tweede Middel, door hem aangepreezen, bestaat in eene Verhandeling, opzetlyk vervaardigd, ter aanmoediginge van den gemeenen Man, en ten gebruike van alle die medewerken om hem ten voordeele der Inëntinge over te haalen. Zodanig eene Verhandeling, (waarvan zyn Ed. kortlyk den inhoud opgeeft,) door een kundig Man vervaardigd, en tot welks verkryging de Heer Veirac het aanbod van een Eereprys, door het Bataafsch Genootschap aanraadt, moet, zegt hy, zoo algemeen, als mogelyk is, onder het Gemeen op het Land en in de Steden verspreid worden; en men moet deszelfs nieuwsgierigheid by alle gelegenheden opwekken, om dat Werkje te leezen. De Leeraars kunnen het tot dat einde van den Kanzel, en in hunne huisbezoeken, aanpryzen als eene nuttige en onontbeerlyke Verhandeling, waardig om in alle huisgezinnen gebruikt te worden. Het kan der arme Jeugd, als een prys van naarstigheid, worden geschonken, vooral in de Steden, alwaar de Leden der Gemeenten minder onder het bereik der Predikanten zyn, dan ten platten Lande. - Zou het niet, zonder kosten, onder het Gemeen kunnen gebragt worden, indien den Boekverkooper, die den druk onderneemen wilde, een Exclusief Octrooi gratis wierdt gegeeven, op voorwaarde dat deeze den Leden der Kerkenraaden en de Steden, en den Dorps-Predikanten, een zeker getal Exemplaaren ten dienste der geälimenteerden en andere nooddruftigen voor een zeer laagen prys af zou geeven, terwyl hy de overige voor hooger prys zou kunnen verkoopen? Alwaar men niet verkiezen zou dezelve voor eigen rekening te koopen, zou zulks kunnen geschieden uit de Armkassen; - en waarschynlyk zouden ook veele gegoede Inwooners | |
[pagina 62]
| |
zig opgewekt vinden, om hierin den armen de behulpzaame hand te bieden. Ten derden, is 'er ook eenig geld nodig, van welks rechte besteeding de Heer Veirac, wanneer het met de vereischte voorzigtigheid, en volgens het opgegeeven plan, aan de onwilligen tot aanmoediging besteed wordt, zeer veel goeds ter bevordering der voorgestelde zaak verwagt. En laatstlyk wil zyn Ed. dat men voortaan in alle zodanige Nieuwspapieren, welke meest in handen van het Gemeen zyn, den gelukkigen uitslag zoo wel als het getal der geenen, die in ons Land worden ingeënt, aankondige.
(Het vervolg in 't naastkomende Stukje.) |
|