nieuwe of thans gangbaare Munt, op 8 plaaten vertoond worden. Zyn Ed. meldt ons wegens deeze Munten in 't algemeen, (met het byzondere kunnen wy ons hier niet wel ophouden,) dat ze, van veelerleie zeer ongelyke gedaante, van Goud, Zilver, Koper en Yzer zynde, gewoonlyk eenvoudig, slegt en regt geslaagen worden; voor 't grootste gedeelte zonder karteling op den rand, en zonder dat cieraad, het welk doorgaans aan 't Europische Geld is. Ook zyn, vervolgt hy, de meeste soorten van Munten zonder eene vaste en bepaalde waarde; waarom ze van alle Kooplieden gewoogen worden, die 'er dan, vooral op de Gouden en inzonderheid ook op de grootste Zilveren Stukken, hunnen stempel opzetten, tot een teken, dat ze opregt en onvervalscht zyn. Verder onderrigt hy ons, dat verscheiden Zilveren Geldspecien, in kleiner en grooter sommen, in een papier gerold, en door den Munter of Uitgeever verzegeld worden; gaande dan voorts zulk een pakje, met de waarde daarop geschreeven, door veele handen rond, zonder geopend te worden. Zo lang als het verzegeld blyft, loopt het voor rekening van den Uitgeever; en byaldien het, by 't openen, mogt blyken, dat 'er de volle waarde niet in was, zou de Uitgeever het te kort komende moeten betaalen. Op eene soortgelyke wyze voegt men, volgens de aantekening van onzen Schryver, ook wel de mindere koperen of de yzeren muntstukken, van verschillende soorten, by een. Deeze Stukken, onder den algemeenen naam van Seni bekend, hebben in 't midden een vierkant gaatje, waardoor zy, ten verschillenden getale, tot de vereischte waarde van zulk een bundel, aan een touw van stroo gereegen kunnen worden; op dat ze dus te gemaklyker gedraagen, verzonden, en, buiten verder over tellen, uitgegeeven kunnen worden. De Kooplieden, zegt hy, hebben zodanige bundels doorgaans gereed in hunne Winkels, zo in de Steden als op de Dorpen, daar de Reizigers doortrekken: zo dat een Reiziger schielyk aan klein geld kunne geraaken, zonder
dat hy zig lang met naatellen behoeve op te houden. Eindelyk staat omtrent deeze Senis nog te melden, dat het aan de twee Directeurs onzer Compagnie 's jaarlyks toegelaaten wordt eenigen van die koperen Muntstukken uit te voeren; maar evenwel slegts tot een bepaald getal: hebbende in 't jaar 1775 elke Directeur 75 Kisten Senis ontvangen.
Wat wyders het tweede Geschrift, raakende het Koningryk Thibet, betreft, de Heer Bogle, derwaards in Ambassade gezonden, heeft aldaar verscheiden maanden aan 't Hof des Regents geresideerd, en dus min of meer gelegenheid gehad, om dit Ryk nader te leeren kennen. Men vleit ons met het denkbeeld, dat die Heer zelf een verslag van deeze zyne reize en verkreegen kundigheden gemeen zal maaken: intusschen deelt ons de Heer Stewart eenige byzonderheden mede, welken hy, uit het gebruik der brieven en papieren van dien Heer, heeft kunnen verzamelen. Dit Geschrift, schoon kort, behelst nog al eenige merkwaardigheden nopens dit Ryk, waar van wy tot heden weinig gegronde berigten