Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijInleiding tot de Algemeene Kerkelyke en Wereldlyke Geschiedenissen, door J.A. Cramer. Eertyds Koningl. Deensche Hoofdprediker enz. enz. Naar den tweeden Druk uit het Hoogduitsch vertaald. Met eene algemeene Voorreden van J. Cremer J.J.z. Predikant te Hulst in Staats-Vlaanderen. Eerste Deel. Te Amsterdam, by H. Gartman, 1780. Behalven het Voorwerk 406 bladz. in gr. octavo.Niemand, die zig eenigzins op het beoefenen der Historiekunde toegeleid heeft, is onkundig van den lof, dien de beroemde Bossuet behaald heeft, met de afgifte zyner Inleidinge tot de Algemeene Kerklyke en Waereldlyke Geschiedenis; als mede van 't geen de Protestanten, (terwyl ze voor 't overige 's Mans Werk in waarde hielden,) gewoonlyk opgemerkt hebben, nopens des Bisschops al te gunstige denkbeelden voor de Roomsche Kerk, en zyn inzigt deswegens in dat Geschrift, met betrekking tot de inrigting van derzelver Kerkbestuur. Op dat nu over 't geheel hooggeschatte Werk, dat niet verder loopt dan tot aan de negende Eeuw, is dit van den Hoogleeraar Cramer een Vervolg, geschikt naar het zelfde Plan, dat de Fransche Bisschop zig voorgesteld heeft. De agting voor des Bisschops arbeid, benevens het bezef van de misslagen, tot welken vooroordeel voor zyne Kerk hem gebragt kan hebben, bewoog den Hoogleeraar, om dat geagte Werk in 't Hoogduitsch te vertaalen, te vervolgen, uit te breiden, en, op zodanige plaatzen, daar hy 't dienstig oordeelde, te wederleggen en te verbeteren. De uitgestrekte goedkeuring van des Hoogleeraars arbeid, aan dat Werk te koste gelegd, heeft nu voorts aanleiding gegeeven tot eene Nederduitsche | |
[pagina 392]
| |
overzetting van dit zyn Geschrift. Maar hieromtrent was aanvanglyk eene zwaarigheid: men had reeds eene Nederduitsche overzetting van Bossuets Geschrift, en kon dus het Werk van den Hoogleeraar, zo als hy 't begonnen heeft, niet wel in onze Taal het licht doen zien. Egter was deeze zwaarigheid niet gewigtig genoeg, om de bëoogde uitvoering geheelenal te rug te houden: men besloot des voort te vaaren, en alleenlyk de Vertaaling van dat gedeelte uit te stellen, tot dat de omstandigheden het zullen toelaaten, het zelve vooraan dit Vervolg te plaatzen; kunnende de Leezer zig midlerwyl van de vroegere Nederduitsche overzetting bedienen. Ter deezer oorzaake neemt het Geschiedkundige verslag, in dit eerste Deel, zynen aanvang met het begin der negende Eeuwe; en men heeft geoordeeld best te doen, met de Verhandelingen, welken de Hoogleeraar by de vertaaling van Bossuets Werk gevoegd heeft, ter geschikter plaatze in deeze Nederduitsche uitgave in te vlegten; om vervolgens het Werk van Bossuet op zig zelve, zo als het door den Hoogleeraar in 't Hoogduitsch, en voorts daar uit in 't Nederduitsch overgebragt is, door den druk gemeen te maaken. - Agtervolgens deeze schikking levert men nu in dit, en zo ook in de volgende Deelen, het Werk van den Hoogleeraar insgelyks afzonderlyk; het welk de Liefhebbers der Historiekunde met vrugt zullen kunnen doorbladeren; gemerkt 's Mans naspooringen genoegzaame blyken van zyne oordeelkundige oplettendheid aan de hand geeven. Wat nu wyders nog de schikking zelve van 't Werk betreft, de Hoogleeraar volgt, als boven gezegd, des Bisschops Plan, dat drieledig is. Het eerste verleent een beknopt tyd- en geschiedkundig verslag van 't beloop der Kerklyke en Waereldlyke gebeurtenissen: het tweede gaat byzonder over de Historie van den Godsdienst ter oordeelkundige overweegmge van deszelfs veranderingen en opvolgingen: en het derde Lid strekt ten laatste tot eene dergelyke ontvouwing van de merkwaardigste veranderingen, welken de voornaamste Waereldryken ondergaan hebben. Naar dat Plan heeft de Hoogleeraar ook dit zyn Vervolg ingerigt, waaromtrent hy zig, in zyne Voorreden, wat het hoofdzaaklyke betreft, in deezer voege uitlaat. ‘Myn vervolg zal insgelyks uit drie Afdeelingen be- | |
[pagina 393]
| |
staan; waar van de eerste een kort tydrekenkundig ontwerp der algemeene Kerkelyke en Wereldlyke Geschiedenis zal weezen.Ga naar voetnoot(*) In dezelve zal ik de gewigtigste voorvallen, zo wel van Kerk als Staat, naar hunne verschillende tyden, zodanig trachten te schikken, dat men 'er zig een recht en duidelyk denkbeeld van kan maaken, en dezelven in alle hunne gevolgen kan overzien. De gesteldheid deezer Geschiedenis, die meestendeels zo bekend niet is als dat gedeelte van dezelve het welk door Bossuet beschreeven is, zal my, ten einde ik duidelyk genoeg worde, noodzaaken, om somtyds omstandiger te zyn, dan hy is; want indien ik in deeze Afdeeling zo kort als de Bisschop wilde weezen, zou myn verhaal noch genoeg licht noch bevalligheid hebben. De tweede Afdeeling vervat beschouwingen, in welken ik my over de Lotgevallen van den Godsdienst met deszelfs Waarheden, als mede over de Lotgevallen der Kerk, die zeer naauw met de eerstgenoemden verknogt zyn, en byna uit elkanderen voortvloeijen, uitlaat. Dit deel der Geschiedenis is een ruim veld. Hier zullen wy een grooter rykdom van voorwerpen, meer verscheidenheid en afwisseling voor elken geest, die den Godsdienst voor een waardig voorwerp zyner overweeging houdt, vinden. Bossuet heeft in deezen omtrek niet gearbeid. Men kan echter de Lotgevallen, welken de Christelyke Godsdienst, zedert den eersten Christen Keizer, heeft moeten ondervinden, niet genoeg inzien en begrypen, indien men den toestand van het Christendom, in de drie eerste Eeuwen, niet zeer naauwkeurig kent. In de veranderingen van een Godsdienst heerscht dezelfde saamenhang, welke men in de grootste Staatsverwisselingen vindt. Deeze komen niet op eenmaal te voorschyn; en gaan ook niet op eenmaal ten gronde; zo is ook de Kerk niet op die wyze, maar als by trappen, in dat groote verderf gestort, waarin zy in haare duistere tyden gedompeld lag. Dus heb ik in dit gedeelte de gaaping, welke door Bossuet open gelaaten was, aangevuld.Ga naar voetnoot(†) | |
[pagina 394]
| |
‘Voorts zal ik ook in de derde Afdeeling den grondslag des Bisschops volgen, de gewigtigste voorvallen uit | |
[pagina 395]
| |
de Geschiedenis neemen, en uit derzelver oorsprong afleiden; de voornaamste karakters, die zy ons aanbiedt, in het rechte daglicht stellen, en daar zig eene ongedwongene gelegenheid aanbiedt, de byzondere wegen der Godlyke Voorzienigheid omtrent de Regering der Wereld op te spooren. Bossuet heeft in het slot van zyn Werk beloofd, over het verbaazend geluk van Mahometh en deszelfs Navolgers te zullen spreeken, maar hy heeft zyne belofte niet vervuld; dus zal ik over dat geluk, maar ook over den Godsdienst van denzelfden, wyl deeze beiden zulke aanmerkelyke gevolgen gehad hebben, in het volgende Deel breedvoerig genoeg handelen.’ Naar deeze inrigting behelst dit eerste Deel der Nederduitsche uitgave, dat, om bovengemelde reden, ten opzigte van het algemeen Geschiedkundige met de negende Eeuw begint, in de plaatze, een kort tydrekenkundig verhaal der gewigtigste Kerklyke en Waereldlyke voorvallen, zedert het jaar 800 tot het jaar 1024 na 's Heilands geboorte. En hierop volgen dan, in de tweede Afdeeling, eenige Verhandelingen, ter overweeginge van de Godsdienst-of Kerkhistorie in 't byzonder, welken hier elf in getal zyn. - By manier van Inleiding geeft ons de Hoogleeraar vooraf, eene beschouwing der lotgevallen van den Godsdienst in 't algemeen, en behandelt voorts de volgende onderwerpen, De dwallingen in den Godsdienst, onder de eerste Christenen, ten tyde der Apostelen. De Godsdienst der Oostersche wyzen. De dwaalingen der Joodsche Secten. De dwallingen der Nazareen en Ebioniten. De Secten der Gnostiken. De bestryders der Godheid van Jezus Christus en der Drieëenheid, in de tweede Eeuw. De dwaalingen der Montanisten. De invloed van de dwaalende Secten der eerste en tweede Eeuwe, op de lotgevallen en leeringen van den Godsdienst. De invloed der Alexandrynsche Wysgeerte op dezelven. De dwaalende Secten in de derde Eeuw, en derzelver invloed op den Godsdienst. En eindelyk de dwallingen, welken, door de oneenigheden der Rechtzinnigen, in de tweede en | |
[pagina 396]
| |
derde Eeuw, of ingevoerd, of bevestigd werden. - Hier by staan vervolgens nog etlyke Verhandelingen te komen, welken mede tot de drie eerste Eeuwen betreklyk zyn; die ons, met derzelver afgifte, wel nadere gelegenheid zullen geeven, om den Leezer eenig staal van des Hoogleeraars manier van uitvoering te verleenen; waar mede wy ons thans niet zullen ophouden; daar wy, gelyk we 't raadzaamst oordeelden, eenigzins breedvoerig geweest zyn, in de opgave van 't oogmerk en de inrigting van dit Vervolg des Hoogleeraars, op 't Werk van Bisschop Bossuet. |
|