Schertsende en Wysgeerige Droomen, in eene vermaakelyke trant geschreeven. Door J.G. Kruger. Uit het Hoogduitsch vertaald. Eerste Diel. Eerste Stuk. In 's Gravenhage by J. du Mee, Jz. 1780. In groot octavo 64 bladz.
Onder deezen titel levert men ons eene reeks van Vertellingen, die meerendeels reeds van ouden datum zijn, of ten minste van dien aart, dat soortgelijken hier te Lande al vroeger door de drukpers en vertellende gezelschappen zo gemeen gemaakt zyn, dat ze niet meer uitlokken. Men noemt ze schertsende en wysgeerige droomen; maar ze behelzen bykans geene trekken, die eene geestige schertsery of vernuftige wysgeerte aanduiden. - Tot een voorbeeld diene, de volgende droom, nopens de eigenschap van 't gerugt, dat by voortgang toeneemt. Fama vires acquirit cundo.
‘Ik bevond my, zegt de Autheur, na myne gedachten in Siberien. De bevelhebber van een zeeker land had bevolen, dat men eenen sneeuwbal, vyf uuren ver, moest voortrollen, om te zien, hoe groot hy dan worden zou. In den beginne had men daartoe maar éénen mensch nodig; doch door de sneeuw, welke daaraan bleef hangen, groeide dezelve zodanig aan, dat hy naauwlyks door hondert menschen van zyne plaats kon gebragt worden. De Inwooners van het land verschrikten over deezen sneeuwberg, en vroegen wat dit zou beduiden? Ik antwoordde: het is een sneeuwbal, welke de nabuurige volkeren gemaakt, en hier hebben laaten brengen. Terstond kwam al het volk daar ter plaatse te samen, en de oudste onder hen zeide; klimt eens met uwe gedachten van de grootte des sneeuwbals op, tot de hand, die hem gemaakt heeft. Gewisselyk zal zulk een mensch met zyne voetzoole ons gantsche Dorp bedekken; en ik sidder, als ik 'er aan denk, dat 'er alle oogenblikken een komen kan, om zynen sneeuwbal te rug te haalen: laat ons dierhalven vluchten, eer wy vertrapt worden. Hy had naauwlyks dit gezegt, of het gantsche dorp was zonder inwooners.’ - Indien men voortgaat met de uitgave van dit Geschrift, dat ook eenigermaate gelykt naar een rollenden sneeuwbal, die alles, wat hem in den weg ontmoette, aan zig gehegt heeft, zal men wél doen, als men oordeelkundig het goede uitkiest en 't overige weg laat.