Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 263]
| |
Droomen van eenen Menschenvriend, uit het Hoogduitsch van den Heere Isaak Iselin, Doctor in de Rechten en Raadsschryver te Bazel. Met Aanmerkingen voorzien, in 's Gravenhage by Isaac van Cleef, 1780. 531 bl. in gr. 8vo.Noch in het Voorberigt van den Hoogduitschen Schryver, noch in het Werk zelve, hebben wy iets kunnen vinden, van waar dit Werk, onder den tytel van Droomen, voorkomt. Doch tot deeze keuze zal de Opsteller zeker zyne reden gehad hebben: na dezelve te gissen zou vrugtlooze arbeid weezen: en zal het meer op den Inhoud dan op den Tytel aankomen, - de Inhoud, die ons den Heer iselin als een rechtschappen Menschenvriend doet kennen. ‘De betragting over het geluk, het welk het verband en de betrekking der Maatschappy aan den Mensch kan doen genieten, maakte,’ gelyk hy berigt, ‘van zyne jongste jaaren af, het streelendst voorwerp en het uitmuntendst gedeelte van zyn genoegen uit. Alle Schryvers daar over doorlas hy met greetigheid. En meende dat alles, wat op dit stuk gezegd kon worden, reeds gezegd was, wanneer een zeer bekwaam Man hem met eenige der voornaamste Autheuren, onder de zogenaamde Fransche Oeconomisten, bekend maakte. De duisterheid deezer Schriften wederhieldt hem nogthans lang, aan de daar in vervatte waarheden billyk recht te verleenen; of, om beter te zeggen, die duisterheid verhinderde hem lang, dezelve te kunnen begrypen. De drift, waar mede eenige voorstanders deezer waarheden de ontdekkingen hunner Leeraars aanpreezen, scheen hem toe meer naar ydele grootspraak te zweemen, dan naar den wezenlyken pryswaardigen yver, welke edeldenkende geesten bezielt, voor de waarheden, welker kennis zy tot het waar geluk van het Menschlyk geslacht noodzaaklyk vorderen. Tot zyn geluk, egter, vielen hem, eenige jaaren laater, de Ephémérides du Citoyen in handen. Hy vondt de daar in verhandelde deelen der Huishoudelyke kennis zoo klaar, zoo bondig, en met het gevoel van zyn hart zo overeenstemmend, dat hy terstond het besluit nam, de gronden, op welke de Schryvers der Ephémérides beweerden hunne stellingen gebouwd te hebben, nogmaals te onderzoeken, en werd by dit op nieuws herhaald onderzoek gewaar, dat hem het zelfde wedervaaren was, wat aan alle de tegenstreeveren derzelven schynt wedervaaren te zyn, te weeten: dat hy voorheen eenen geheel anderen zin daar aan gegeeven hadt, dan die was, welke zy wezenlyk bevatteden. Zoo ras nu de wolken verdreeven waren, welke hem verhinderd hadden, de leeringen deezer wyze Mannen in heur waar licht te beschouwen, vondt hy nieuwe kennis, waar hy te vooren meende slegts herhaaling te vinden van 't geene door verscheide Duitsche en Engelsche Schryvers reeds voorlang gezegd was: waarheden, waar hy te vooren slegts dwaaling en spitsvin- | |
[pagina 264]
| |
digheid meende te ontdekken; en aldaar, waar hy eerst stellingen waande te zien, die voor de vryheid en het geluk van het menschlyk geslacht zeer gevaarlyk waren; ontdekte hy, in tegendeel, zelke, welke de rechten van het Menschdom meer bevestigden, dan alles wat ooit te vooren door de yverigste verdeedigers daar van verrigt was. De onderrigting, wegens de Zuivere OpbrengingGa naar voetnoot(*), die zoo natuurlyk is, en die nogthans vóór den Heer quesnai, niemand recht ontvouwd of ten nutte gemaakt heeft, scheen hem voornaamlyk de gewigtigste ontdekking te zyn, welke ooit in de Huishoudelyke Kennis gemaakt was; en de Uitvinder daar van was in zyne oogen 't geen newton is in de oogen eens Wiskunstenaars. Zy scheen hem toe over alle Huishoudelyke begrippen een licht te verspreiden, waar voor alle de duisternissen verdwynen moesten, door wier beneveling de onweetenheid, de baatzugt, en de trotsche eergierigheid aan het menschlyk geslacht oneindige onheilen veroorzaaken. Maar boven al verrukte hem dit geheele Leerstelzel: dewyl het met eene zo klaare bondigheid de bronnen der Huishoudelyke elenden ontdekt, welke zich thans, op eene blykbaarste wyze, in de menschlyke maatschappy openbaaren; - dewyl het op de overtuigendste wyze aantoont, dat alléén door de afschaffing van alle willekeurige wetten en inrichtingen, en slegts door de herstelling der natuurlyke orde, de menschlyke maatschappy van die elenden bevryd kan worden; - dewyl het tot deeze herstelling de wyze onderrigting der Grooten en des Volks, en de uitbreiding der waarheid, als het werkzaamst en eenigst rechtvaardig middel, aanpryst, - en dewyl het alle gewelddaadige maatregelen in Vorsten en Volken gelyklyk afkeurt. Hy vondt, eindelyk, dat hetzelve met de zedelyke en staatkundige grondbegrippen, door hem voor lang omhelsd, byna in alle deelen overeenstemde, en dat hy door middel van 't zelve aan te wenden, zich in staat gesteld vondt, dwaalingen, die hy voor waatheden aangenomen hadt, te verbeteren; waarheden, die hy slegts duister begreep, met duidelyke klaarheid te erkennen, en aan het geheele zamenstel zyner Huishoudelyke en Staatkundige begrippen, meer licht, meer orde, en meer bondigheid by te zetten. Hy achtte het derhalven, zo ras hy met dit Systema meer bekend geworden was, een zyner grootste pligten, terstond zyne staatkundige en zedelyke begrippen op nieuws te toetzen; al het geene daar in valsch zyn mogt, af te keuren, en voor zichzelven, als mede zoo veel in zyn vermogen stond, ook voor anderen, ten meesten nutte aan te wenden, alles wat hem zyne betrachtengen over ontdekkingen, welke hem zoo gegrond en merkwaardig voorkwamen, geleerd hadden. Met dit oogmerk heeft de Heer iselin zyne Eerste Gronden der Burgerlyke Wysheid in eenen geheel anderen vorm gegooten. | |
[pagina 265]
| |
De vrugt van zynen arbeid, welke hy thans aanbiedt, is slegts het gedeelte van dat werk, het welk, nevens de daar van onafscheidelyke stukken, de grondregelen behelst, welker kennis hy meestendeels aan zyne nieuwe Leeraars verschuldigd is: en tot welker uitbreiding en toepassing alles toe te brengen wat in zyn vermogen is, hy zich te meer tot een pligt stelt, hoe meer hy overtuigd is, dat byzondere Menschen, zoo wel als geheele Volken, niet anders gelukkig kunnen worden, dan in zoo verre zy deeze grondregelen erkennen en omhelzen.’ Wy hebben het noodig geoordeeld, dus breed, meest met des Schryvers eigene woorden, zyn plan op te geeven. Het geheele Werk bestaat uit twee Deelen, waar van het eerste deeze volgende Stukken bevat. De Mensch - De Oeconomische Orde, eerste Hoofddeel. Huishoudelyke Grondbegrippen. - De Oeconomische Orde, tweede Hoofddeel. Huishoudelyke Grondregels. - De Oeconomische Orde, derde Hoofddeel. Huislioudelyke Tafels. - De Zedelyke Orde. - De Burgerlyke Orde. Het tweede Deel handelt van Den Godsdienst - De Zeden - De Wetten - Het Rechtersampt - De Politie - - Oorlog en Vrede - Het Staatsbestuur - De Vryheid - Ontwerp eener Staatsgesteldheid. Om de denk en schryfwyze van den Staatkundigen iselin, onzen Leezeren te doen kennen, zullen wy hier plaatzen den verkorten inhoud, dien hy zelve opgeeft van de breeder uitgewerkte maatregels, die eene wyze Regeering moet beraamen, tot de schikkingen, welke de Huishoudelyke welvaart van den Staat vereischt. Alles wat dezelve tot dit gewigtig oogmerk doen kan, bestaat hier in: ‘Elk Burger in 't gerust bezit zyns eigendoms, en in 't volkomen genot der vruchten van zynen vlyt te beschermen. De schadelyke ketenen te verbreeken, met welke de kwalykbegreepen eigenbaat, en eene onrechtvaardige overmagt, alom de naarstigheid geboeid houden. De meestmogelykste toevloed, (welke alleenlyk door eene onbepaalde vryheid doenlyk is,) van Arbeiders, en Lieden die derzelver diensten noodig hebben; van Planters en Verbruikers; van Koopers en Verkoopers te bewerken; en daar door aan elk beroep het voordeel te verschaffen, om aan zichzelven die sterkte en uitbreiding te kunnen doen verkrygen, welke het voor de algemeene welvaard bezitten moet. Ten dien einde den invoer en den uitvoer van alle Producten en alle Waaren, zonder onderscheid, aan Vreemdelingen en aan Inboorelingen vry te laaten. De vervoering en aftrek der Waaren, door het aanleggen en onderhouden van bekwaame Wegen, Kanaalen, Zeehavens en andere nodige openbaare inrichtingen en gebouwen, zo gemaklyk en zo min kostbaar te maaken, als mogelyk is. De vrees voor gebrek en schaarsheid, waar de legging en de omstandigheden van eenen Staat het noodig maaken, door wel gevulde en goedbestuurde Voorraadhuizen en Magazynen te vóórkomen, nogthans altoos meer in het oog te houden, dat de Burger, door eene on- | |
[pagina 266]
| |
gestremde en bloeiende naarstigheid, in staat zy, zyne behoeftens, inzonderheid zyn Voedzel wel te betaalen, dan dat hy hetzelve te goed koop bekome. De kennis, welke vereischt wordt tot de bevordering van den Landbouw, de Kunsten en den Koophandel; maar voornaamlyk de Weetenschap der waare bronnen van de welvaard der maatschappy, en van de Huishoudelyke Orde, benevens de onschatbaarheid daar van, door een welingericht onderwys uit te breiden. De gaaven, de kundigheden, en de nutte ontdekkingen te beloonen en te vereeren, naar maate dezelve alle nuttige beroepen, en voornaamlyk de Land-oeconomie, bevorderen en verbeteren. Eindelyk, in de bepaaling der lasten, welke ter goedmaaking der openbaare kosten noodig zyn, alles te vermyden, het geen de onkosten van den Landbouw, of van elk ander beroep vermeerderen, en den prys der behoeften doen stygen: of wat het voordeel van elk beroep verminderen, en de Zuivere Opbrenging van de algemeene neering der Maatschappy verzwakken kan. Alwaar dit plaats zal vinden, kan een Staat de gelukkigste bloei van alle standen en beroepen, op den onverwrikbaaren grond des Veldbouws en der Land-oeconomie gevestigd, zich belooven. Door verordeningen en inrichtingen, die verder gaan, zal men gewisselyk het bestuur altoos meer bederven dan verbeteren. Hier voornaamlyk moet de gulde stelregel van eenen oordeelkundigen MinisterGa naar voetnoot(*) niet te veel Regeeren willen, als een heilige wet aangemerkt wordenGa naar voetnoot(†). Zo ras in eenen Staat de Eigendom en Vryheid aan den Burger zullen veilig gesteld; Straaten, Wegen, Kanaalen en Zeehavens, naar vereisch van noodzaaklykheid, behoorelyk in staat gebragt; zodanige maatregels, welke de gronden van den voedenden en dienstbaaren stand bevestigen, vastgesteld, en voor het onderwys der Burgeren genoegzaam gezorgd zal zyn, als dan heeft het Publiek Bestuur, tot bevordering des welvaard van de Maatschappy, niets verder te doen, dan alles gerust zynen loop te laaten. De Hoogste Oorsprong van alle orde heeft door zyne eeuwige en onveranderlyke Wetten voor alles gezorgd. Wy hebben het reeds gezegd: deeze Wetten na te vorschen en te onderzoeken, is het werk der Wysheid; dezelve te bandhaaven en te beschermen, is de pligt van de gebiedvoerende Magt, en dezelve te veranderen of te willen verbeteren, is een inbreuk in de Rechten van den Hoogsten en besten Wetgeever. Alleen door de betragting deezer onschendbaare Wetten, kan elke stand, elk beroep, elk Burger zig in de gesteldheid brengen, in welke zy voor zichzelven de grootste volmaaktheid verkrygen, en door welke zy het meest tot de volmaaktheid van 't gemeen toebrengen kunnen. Als dan kan elk lid van den voedenden en den dienstbaaren stand, naar maate van het nut, tot het welk hy voor de maatschappy strekt, gelukkig en recht gegoed zyn. Als dan kunnen voornaamlyk de Eigendombezitters en de Ryken, naar | |
[pagina 267]
| |
maate der diensten, welke zy aan den Staat bewyzen; of welke hunne Voorouders, en zy, van wien zy hunnen Rykdom verkreegen, aan denzelven beweezen hebben, het voordeel genieten, om aan veele anderen goed te doen, en onder hunne medebroederen eene ryke maate van voorspoed en welvaart uit te deelen.’ Het geheele werk door vindt men ophelderende Aantekeningen, zo van den Schryver, als van den Vertaaler; aan 't slot der Aanmerkingen over de Politie, waar uit wy het voor bygebragte ontleenden, heeft de laatstgemelde eene wydloopige Aanmerking gevoegd; daar, zyns oordeels, de algemeene Grondregels eens Wereldburgers, in welk licht de Heer iselin steeds voorkomt, in byzondere omstandigheden van eenig Land, aan uitzonderingen onderhevig zyn. Deeze meent hy te moeten maaken, met opzigt tot ons Vaderland, omtrent ‘de bepaaling van een Menschenvriend, om binnenlandsche waaren by voorkeur te begunstigen, boven die van vreemde Landen, en, zo veel mogelyk is, aan Vreemden te verkoopen, maar zo weinig slegts doenlyk is, van dezelven te koopen,’ 't welk hy als een nadeelige grondregel schynt te willen doen aanmerken. Om dit te toonen, bedient hy zich, behalven eenige eigene bedenkingen, van het XXIII Vertoog des Burgers, en wyst zyn Leezer tot de Verhandeling over den Koophandel van den Griffier van den heuvel; eenige trekken uit de Aanspraak van dien Heer aan de Classis van den Oeeonomischen Tak, binnen Utrecht, bybrengende: wy verzenden onzen Leezer na de Aanmerking zelve, en de plaats waarop ze gemaakt is. Met veel genoegen hebben wy het Werk doorleezen, en wenschen, dat die Droomen een weezenlyk bestaan mogen krygen, of, om met den Menschlievenden Schryver te spreeken, ‘alle Menschen overtuigd te zien, dat Deugd, Regtvaardigheid en Orde hen alleen gelukkig maaken kunnen; en dat ieder bedryf, waar door zy hunne zedelyke volmaaktheid verminderen, de rechten van hunnen evennaasten verkorten, en iets verlangen of doen, het welk strydig is tegen de Wetten van orde en billykheid, of het welk de zuivere oplevering der voortbrengende Werken benadeelt, niet nalaaten kan hun ongelukkig te doen worden.’ |
|