Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRecherches sur le Commerce. Ou Idées relatives aux interets des differens Peuples de l'Europe. T. II. Premiere Partie. A Amsterdam, chez M.M. Rey 1779. In 8vo gr. p. 250 pp.Het geen wy, met de afgifte van het eerste Deel, raakende deeze Onderzoekingen nopens den Koophandel, of Gedagten over de belangen der Handeldryvende Natien van Europa, gezegd hebbenGa naar voetnoot(*), was genoegzaam om dit Geschrift als een leezenswaardig Boek aan te kondigen, en een ieder naar 't vervolg der behandelinge van dit onderwerp te doen verlangen. Aan de gunstige denkbeelden, diestyds 'er van gevormd, schiet de Autheur ook in deezen geenszins te kort, veeleer mag hy gezegd worden, in het thans gemeen gemaakte gedeelte 'er dermaate aan te voldoen, dat men des te sterker haake, naar de voltrekking van het Plan, dat hy zig met opzigt tot dit Stuk gevormd heeft; waarvan hy ons, by voorraad, het volgende Berigt, by manier van eene Inleiding tot dit tweede Deel, wel heeft willen verleenen. Zyn Ed. het stuk der Muntspecien afgehandeld, en het nadeel van derzelver vermenigvuldiging voor de Maat- | |
[pagina 156]
| |
schappy, in 't eerste Deel, ontvouwd hebbende, schikt nu dit tweede, overeenkomstig met het toen voorgestelde, ter beschouwinge van de verdere gevolgen, der vermeerderinge van dien overvloed van verbeeldende tekenen, door Papieren, welken die tekens verbeelden. En hy onderrigt ons desaangaande hier terstond, dat hy, onder de benaaming van Papieren, niet alleen betrekt, alles, wat Muntspecien of derzelver Telswaarde verbeeldt, maar tevens alles, wat strekt, om het credit, 't zy van Mogenheden of van byzondere Persoonen, te versterken of te vermeerderen. Ter ontvouwinge hiervan maakt hy dit tweede Deel drieledig. - In 't eerste zal hy zyne gedagten voorstellen over de voor of nadeelen der hedendaagsche Banken voor de Maatschappyen. - Het tweede schikt hy, ter overweeginge van het geen men de Wandeling of den Omloop van het Geld noemt on wat daar toe betrekking heeft; dat hem aanleiding zal geeven, om te gelyk te handelen over den oorsprong der Lombarden, den ouden en tegenwoordigen Intrest, het Crediet omtrent byzondere Persoonen, met betrekking tot den Koophandel, en 't algemeene Crediet, of den oorsprong der Nationaale Schulden by meest alle de Mogenheden van Europa, mitsgaders den invloed van dit alles op de geheele Maatschappy. - Voorts staat het derde Stuk van dit tweede Deel aanvanglyk te gaan, over de uitwerkzels der Wisselbrieven; met nevensgaande aanmerkingen over 't heilzaame dier inrigtinge, en 't geen ter verbeteringe van dezelve te wenschen ware. Hier benevens zal dan de Autheur zyne gedagten mededeelen over het Evenwigt van den Koophandel; en het groote voorstel van dit zyn Werk oplossen; of naamlyk, de Koophandel in onze dagen niet te uitgebreid, en daar door nadeelig zy voor het weezenlyke belang van 't Menschdom? En op dit alles zal hy eindelyk laaten volgen eenige algemeene denkbeelden, nopens de waare belangen der verschillende Staaten van Europa; ten aandrange van 't hoofdbedoelde dat hy zig voorgesteld heeft; te weeten, te toonen: Dat de waare Rykdom van ieder Maatschappy voornaamlyk bestaat, in 't getal, de handige arbeidzaamheid en de leevenswyze van derzelver Ingezetenen: en dat gevolglyk alles, wat de goede zeden en bevolking kan benadeelen, natuurlyk te houden zy, voor strydig met de waare belangen van 't Menschdom. - Verder geeft ons de Autheur te | |
[pagina 157]
| |
kennen, dat hy, na 't afhandelen van dit alles, nog een Aanhangzel by zyn eerste Deel zal voegen, nopens de Munten der Ouden; gemerkt hem daaromtrent eenige nadere ontdekkingen ter hand gekomen zyn, welken ter ophelderinge van het voorheengemelde kunnen dienen. Ter naspooringe van het eerstgenoemde Stuk, de voorof nadeelen der hedendaagsche Banken voor de Maatschappyen, handelt de Autheur eerst over de Banken in 't algemeen; dat hem inzonderheid gewag doet maken van de Bank van Venetie, welker oprigting zommigen tot een zeer vroegen datum brengen, en die veelen aanzien, als het model, dat men zig in de laatere Banken ter navolginge voorgesteld heeft. Zyn Ed. de gewoone misvatting hieromtrent tegengegaan hebbende, doet ons opmerken, dat men alle de verschillende Banken tot twee soorten kan brengen. De eerste soort komt voor als eene enkele bewaarplaats van een weggeleiden schat; maar de tweede is te gelyk handeldryvende; waardoor het Bankcomptoir inkomt als de eerste Bankier der Natie, ter plaatse daar men de Bank op die wyze ingerigt heeft. Beide deeze soorten, zegt hy, zyn volkomen vereenigd in de Banken van Amsterdam en London; die hy by uitstek, ter behandelinge van dit onderwerp, tot een voorbeeld verkoozen heeft; en waaromtrent die van Amsterdam, ongeveer eene Eeuw voor die van London opgerigt, natuurlyk eerst in overweeging komt. Onze Autheur, den uitslag zyner naspooringen, nopens die beide Banken, zullende mededeelen, vindt het vooraf geraaden, een duidelyk verslag te geeven van de manier, op welke men den Handel dreef, zig omtrent de Geldwisseling enz. gedroeg, vóór den tyd der oprigtingen dier Banken. Ingevolge hier van bepaalt hy zig eerst, tot een beknopt geschiedkundig verslag van den Hollandschen Koophandel in vroegere dagen, tot dat de Regeering van Amsterdam, in den jaare 1606 het oprigten eener Bank reeds in overweeging genomen hebbende, in den jaare 1608 daartoe besloot; waarop de daadlyke schikkingen in den jaare 1609 werkstellig gemaakt werden. Langs deezen weg tot de melding van het oprigten der Amsterdamsche Bank gekomen zynde, geeft hy voorts eene naauwkeurige beschryving van al het merkwaardige, dat omtrent derzelver bedoelde, schikking, bestier, bedryf, en zo wel vroeger als laater toestand, | |
[pagina 158]
| |
overweeging vordert, en openlyk gemeen gemaakt mag worden; met nevensgaande oordeelkundige aanmerkingen over dat alles. Op eene dergelyke wyze draagt zyn Ed. vervolgens voor, het geschiedkundige beloop van den Engelschen Koophandel tot aan de oprigting der Bank van London, in den jaare 1694 tot stand gebragt; van welke de Autheur insgelyks een onderscheiden verslag verleent. - Uit de ontvouwing van dit alles leidt zyn Ed. ten laatste af, dat de Banken, welken op den voet van die van Amsterdam ingerigt zyn, zeer heilzaam en voor den Staat en voor den Koophandel zyn; maar dat zulks zo onbepaald niet gezegd kan worden van de Londonsche Bank en foortgelyken; als welken zeer groote verliezen en nadeelige verwarringen kunnen veroorzaaken, die het nut en voordeel, dat zy der Maatschappyen konden toebrengen, verre overtreffen. - 's Mans bedenkingen desaangaande vereischen zekerlyk de oplettendheid van allen die 'er belang in hebben; en alle Liefhebbers van naspooringen, welken den Koophandel betreffen, zullen, by het doorbladeren van dit Geschrift, zo ten aanzien van het Geschiedkundige, als ten opzigte van de Banken, reden vinden, om des Autheurs aangewende moeite danklyk te erkennen. |
|