Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbeschryving van eenige voornaame meest Nederlandsche Mannen en Vrouwen. Uit Egte Stukken opgemaakt. Zesde Deel. Te Amst. by P. Conradi. Te Harl. by. V. van der Plaats, 1779, 398 bl. in gr. 8vo.Een dertiental treedt, in dit Zesde Deel der Leevensbeschryvingen, ons onder de oogen: naamlyk Graaf willem de II; rudolfus agricola; jacobus golius; jan frans douwen; maria de II; kornelis drebbel; Graaf floris de V; albert durer; franciscus junius; pieter de hubert; maria louisa; willem de I en willem de IV. 't Zelfde, 't geen wy meermaalen ten opzigte deezer Leevensbeschryvingen, by de voorgaande Stukken opmerkten, zouden wy hier mogen herhaalen. De wyze van uitvoer blyft zichzelve gelyk. Om, derhalven, niet tot herhaaling te vervallen, zullen wy thans alleen ten voorbeelde, gelyk wy uit de andere Deelen gedaan hebben, één Personnaadie kiezen; en valt hier, kortheidshalven, onze keus op kornelis drebbel; van wien wy het volgende verslag aantreffen. ‘De fraaie vindingen, welke deezen vernuftigen Vaderlandschen Wysgeer worden toegeschreeven, doen hem | |
[pagina 112]
| |
eene plaats verdienen, onder de voornaame Mannen van Nederland. Alkmaar was zyne Geboorteplaats; hier kwam hy ter waereld in de Jaare 1572. Wie hy tot Ouders gehad hebbe is niet gebleeken: zeker is het dat zy van meer dan gemeen aanzien geweest zyn: dewyl bekend is, dat onze Kornelis een Broeder hadt, die van wegen de Stad Alkmaar zitting hadt in de Vergadering der Algemeene Staaten. Al vroeg liet Drebbel een overheerschende zugt tot de Wysbegeerte blyken; hier in oefende hy zich zo vlytig en maakte zulke vorderingen, dat de vermaardheid zyns naams doordrong tot in het paleis van Keizer Ferdinand den II, dien de ongemeene begaafdheden van den vernuftigen Hollander bewoogen, om zynen Zoon aan deszelfs onderwys te vertrouwen. Van deezen aanzienlyken post kweet hy zich met zo veel yver en trouwe, en met een zo goeden uitslag, dat de Keizer, hem een blyk zyner gunste willende schenken, Drebbel onder het getal zyner Raaden aannam. Dus in blaakende gunste by den Keizer staande, bleef de fortuin hem gunstig, tot dat hy den ouderdom van acht- en veertig Jaaren hadt bereikt; thans scheen die wispeltuurige Vrouw hem den rug toe te keeren. Toen Frederik, Keurvorst van de Paltz, toenmaals Koning van Boheme, de Stad Praag bemagtigde, wierden veele van des Keizers Raaden gevangen genomen en ter dood gebragt. Drebbel wierd in de gevangenisse geworpen, en van alle zyne goederen beroofd; doch, door tusschenspraak der Algemeene Staaten en des Konings van Engeland, verkreeg hy zyne vryheid; zedert vertrok hy na Engeland, aan welks Koning hy ten geschenke werd gezonden. Drebbel, den Vorst zyne erkentenis willende betuigen voor het aandeel in de wederbekoming zyner vryheid, deedt hem een geschenk van een glaazen bol, in welken hy, door de kragt der vier hoofdstoffen, eene altoos duurende beweeging veroorzaakte. Op deezen bol, kon men, in den tyd van vier- en twintig uuren, waarneemen, alles wat in het tydverloop van een Jaar op de Aarde voorvalt, en aldaar alle jaaren, alle dagen, alle uuren, den loop der Zonne, der Maane, der Planeeten en der Starren opmerken. Door middel van deezen zelfden bol kon men begrypen, waar in de koude bestondt; welke de oorzaak zy der eerste beweeginge; welke de oorzaak zy der Zonne; hoe dezelve den Hemel, alle de Starren, de | |
[pagina 113]
| |
Maan, de Zee en de Aarde in beweeging houde: welke de oorzaak zy van den Eb en Vloed, van den Donder, Blixem, Regen, Wind en hoe alle dingen groeijen en toeneemen, enz. Breedvoerig heeft Drebbel alle deeze verschynzels en derzelver oorzaaken en uitwerkzels ontvouwd, in zyn Werk de Eeuwigduurende Beweeging genaamd. Behalve deezen Bol, vervaardigde hy een Schip, waar mede men onder water kon roeijen, van Westmunster tot aan Greenwich, en zelfs nog verder, indien men daar toe lust hadde. Daarenboven konde men in dit Schip, zonder behulp van kaars of lamp, zien, en in een boek leezen. Verscheide Jaaren naa den dood van Drebbel, heeft men nog dit Schip zien leggen aan den oever van den Theems. Hy wist zekere werktuigen te vervaardigen, om den Regen, de Donder en het Weerlicht zo natuurlyk na te bootzen, als of dezelve onmiddelyk van boven uit de lucht kwamen. Door middel van andere werktuigen wist hy eene koude voorttebrengen, gelyk aan de Winterkoude. Op verzoek des Konings, nam hy hier van eens de proef in de Zaal van Westmunster, daar hy, op een zomerschen dag, eene zo felle koude deedt ontstaan, dat de Koning en de Hovelingen, die hem vergezelden, genoodzaakt waren, zich van daar te begeeven. Met een ander werktuig, kon hy uit een Put of Rivier eene groote menigte waters teffens omhoog brengen. Daarenboven verstondt hy de kunst, om zelfs midden in den winter Eende- en Hoender-eyeren te doen uitbroeden, zonder dat zy van Vogels gedekt wierden. Hy kende het geheim, om, door behulp van zekere werktuigen, aan de oogen der aanschouweren allerlei soorten van Schilderyen te vertoonen, zonder dat 'er iets weezenlyks voorhanden was. Hy vervaardigde een glas in zulker voege, dat 't het licht eener kaarze, aan het ander einde eener groote Zaale geplaatst, tot zich trok, en lichts genoeg van zich gaf, om by 't zelve met gemak te kunnen leezen. Hy konde eene soort van vlakken Spiegel maaken zonder eenige ruiten of facetten, welke het voorwerp, 't geen daar voor wierd gehouden, zevenmaalen te rug kaatste, zo dat, wanneer men zich daar in spiegelde, 'er zeven tronien gezien wierden. Alle deeze en veele andere wonderstukken, te veele om ze op te tellen, vervaardigde Drebbel door de ken- | |
[pagina 114]
| |
nis der Wysbegeerte, zonder dat hy de toevlugt nam tot de zogenaamde Toverkunde, eene ydele en bedrieglyke Weetenschap. Hy stierf te Londen, in den Jaare 1634; het twee en zestigste zyns ouderdoms’. Het verwondert ons, dat deeze Leevensbeschryving, zo veele vindingen van onzen Landsgenoot drebbel optekenende, waar onder 'er niet weinig voorkomen, die, om begreepen te worden, vry wat opheldering zouden vorderen, met zyne aantekening niet verwaardigt: hoe eenigen hem onder de Uitvinders der Microscopen plaatzen, en met volkomene zekerheid hem de eer toekomt van den eersten Thermometer vervaardigd te hebben. Hoe gebrekkig en onvolkomen dit zyn werktuig ook mogt weezen, en in geene vergelyking komen met onze tegenwoordige Thermometers, verdient de vinding daar van eene onderscheidende optekening. De Abt nollet doet onzen Hollander regt, als hy schryft. ‘Dit voortreffelyk en ter bevordering der Weetenschappen zo nuttig Werktuig, eenen archimedes waardig, ontving de Waereld, voor de eerste maal, uit de handen van een Boer in NoordhollandGa naar voetnoot(*), drebbel genaamd.’ |
|