Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 83]
| |
Redenvoering by de Inwyding der Vrije Metzelaars Loge in Sunderland, in het Graafschap van Durham, op den 16 van July 1779, door Broeder W. Hutchinson. Uit het Engelsch vertaald, en opgedragen aan de groot agtbaare Loge la Vertu binnen de Stad Leiden, met eene Aanspraak aan de Nederlanders in 't algemeen. Te Leiden, by A. Koster 1780. Ingr. 8vo. 46 bl.De getrouwe Broeder a.g.k. neemt de gelegenheid deezer vertaalde Inwydings-Redenvoeringe waar, om zyne Landsgenooten, de verdenkingen tegen de Vrymetzelary opgevat, en bezwaaren tegen dezelve ingebragt, zo veel mogelyk te ontneemen: en bovenal aan te toonen, dat men die Orde en haare Aanhangers niet beschouwen moet, gelyk hy verklaart, met afgryzen, onlangs uit den mond eens openbaaren Euangelie-dienaars gehoord te hebben, ‘als een uitvaagsel van de overgegeevendste booswichten, welken het zeker was, dat tot in den afgrond der Helle zouden verdoemd worden’. De groote vraag, indien de zaak der Vry-Metzelaary, zo schoon is, als hy dezelve heeft voorgesteld, waarom wordt zy dan niet openbaar? Die Geheimen, welke de Vrye Metzelaars bezitten, waarom worden zy dan niet kennelyk voor eenen ieder? beantwoordt hy indeezervoege: ‘Maar denkt gy, myne Vrienden, dat het dan beter zyn zou? Zouden diezelfde onmenschelyke harten - die nu in hunne onkunde, terwyl zy nimmer het licht gezien hebbende van die verhevene Orde, niet dan valschlyk hier over kunnen oordeelen, zich niet ontzien jegens hunne Natuurgenooten gevoelens voort te planten, die voor den Burgerstaat niet dan de heillooste gevolgen met zich sleepen, - zouden die naar uwe gedagten als dan anders oordeelen? - Schoon wy het gaarne van hun wenschten, kan deeze hunne handelwyze echter ons in geenen deele doen denken, dat het zo zyn zou: in tegendeel - schoon het ons smarte, dat wy naar den waaren aart der zaake dus moeten oordeelen - zouden zy, het glansryk licht der waarheid niet kunnende verdraagen, hardnekkig in hunne vooroordeelen voortgaan, en aan hunne onbarmhartige gevoelens steeds meer en meer den vryen teugel vieren. Wy vreezen met reden, dat een Genootschap, welks betrekkingen tot in het geringste gedeelte zelfs aan een ieder bekend waren, slechts van een zeer korten duur zyn zou, en hier in bevestigt ons het lot van zo veele Genootschappen, die op den eigen dag, om zo te spreeken, waar op zy worden opgeregt, te ondergang hellen, en waar van een ontzaglyk aantal dagelyks voor handen is’. Dit antwoord moge de Broederschap voldoen, doch de oningewyden zullen 'er misschien het hart niet by kunnen nederleggen. Voor 't overige is deeze Toeëigening, die in grootte de Redenvoering zelve evenaart, duidelyker, en met veel vuurs geschreeven. Wat de Redenvoering van hutchinson betreft, deeze strekt, om aan te toonen dat Godsdienst en Liefde de grondslagen van het | |
[pagina 84]
| |
Genootschap der Vrye Metzelaaren zyn: dat de Geheimen en Verborgenheden die zy oefenen, ten vollen bestaanbaar zyn met de zuiverste grondstellingen, der Christlyke Openbaaring: dus het eerste Character van een metzelaar Weldaadigheid, en het tweede Waarheid is. Nieuws is ons daar in niet voorgekomen. - Vreemd vonden wy deeze byzonderheid. ‘Na dat de weldaadige invloed van den Christen Godsdienst de overhand nam, en onder de vleugelen der Almagt tot in Europa doordrong, liet dit ons Genootschap geenzins na werken van Godsdienstigheid uit te oefenen, en verkreeg wegens het stichten van Kloosters en Abdyen een verheeven luister. Menige gewyde Metzelaars verzelden de KruisvaartenGa naar voetnoot(*) om Kerken te bouwen in Palaestina’. Wy twyfelen zeer, of alle Broeders zo na zullen vermaagschapt willen weezen met de Kloosterbouwers en Kruisvaarders. |
|