Vertoog, over de onwettigheid der Drostendiensten, tegens den Heer van der capellen tot den pol, gegrond was; heeft zijn Hoog Welgeb. dan ook mogelijk in het zelve zig van uitdrukkingen bediend, die ongepast, aanstootelijk of taxatoir zijn, en de meerderheid der Ridderschap van Overijssel, en beide Steden, Deventer en Campen, bevoegd maaken, om te kunnen eischen, dat Zijn Hoog Welgeb. dezelve uit zijn Vertoog ligte en roieere’?
Deeze Heeren Adviseurs, in 't een en 't ander geval, de zaak van de zyde van Zyn Hoog Welgeb. het gunstigste oordeelende, slaan, na 't beantwoorden deezer Vraagen, nog voor, dat de Heer van der capellen tot den pol, by minzaam accommodement, de inschiklykheid zou kunnen hebben, van uit zyn Vertoog te roieeren, alles, wat aan de Ridderschap en beide de Steden, aanstootelyk mogte toeschynen, blyvende inmiddels het substantieele in zyn geheel. Maar dan, zou ook van de andere zyde insgelyks geroieerd dienen, het aanstootelyke ten opzigte van Zyn Hoog Welgeb. in de Registers der Resolutien van de Ridderschap enz. En dit accommodement zou niet wel kunnen geschieden, dan onder beding van Zyn Hoog Welgeb. volkomen te redintregeeren. - Dan op dit voorstel vraagen ze niet ten onrechte; ‘doch waartoe zullen alle deeze wederzijdsche roiementen strekken’? en vervolgen daarop ten besluite van hun Advijs aldus.
‘Alles daarvan is immers door openlijken druk bekend, en de samenhang van het gantsche beloop der zaake, zo als uit die Registers kan afgenoomen worden, is zodanig met elkanderen verknogt, dat het eene buiten het andere duister zou blijven, en genoegzaam voor de naakomelingschap onverstaanbaar worden. Weshalven ons een dergelijk accommodement, waarbij men op wederzijdsche roiementen zou willen aandringen, niet wel doenlijk voorkomt; maar wij veel gevoeglijker zouden oordeelen alles, zo wel het Vertoog van den Heer van der capellen, als de Registers der Resolutien van Ridderschap en Steden in zijn geheel zonder eenige roiementen te laaten blijven, en op de kortste wijze de wederzijdsch gesustineerde actien van injurien de plano op te heffen: voorts Jonkheer van der capellen tot den pol, in beide Hooge Vergaderingen der Heeren Staaten, en der Heeren van de Ridderschap van Overijssel, te readmitteeren; de een den anderen niets verder daarover verwijtende, maar zig elkanders onderlinge vriendschap edelmoedig verzekerende: zo nogthans dat het poinct, van de wettigheid of onwettigheid der Drostendiensten, als raakende de zaak eens derden, onder dit minzaam vergelijk geenzins mede begreepen, maar, bij resumtie, ter verdere deliberatie, gereserveerd werdt’.