Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Henrici Fagel Dissertatio de origine & usu Juris Romani in Hollandia, nec non J.C. van der Hoop Dissertatio de Necessario Romani Juris & subinde quoque Canonici Juris in Hollandia studio. Editio altera. Hagae Comitum apud J. Mensert, 1779. In 8vo. Ch. Maj. 170 pp.Twee Verhandelingen, de een over den Oorsprong en 't gebruik des Roomschen Regts in Holland, de ander over de Noodzaaklykheid der Beoefeninge van het Roomsche en het Kerklyk Regt in Holland, door de Wel Ed. Heeren fagel en van der hoop opgesteld, toen zy hunne Studien op de Hoogeschoole voltrokken hadden, zien, hier byééngevoegd, andermaal het licht: en hebben dus een geheel ander Lot dan veele Dissertatien, by dergelyke gelegenheden opgesteld, te beurte valt, als welke rondgezonden, aangenomen, ingezien, nedergelegd en bykans noit weder, dan om ze in paketten te binden, aangeroerd worden. Zy werden, om derzelver gewigtigen Inhoud, van veelen gezogt, en het krygen viel bezwaarlyk. Zy strekken om tegen te gaan het denkbeeld der geenen, die het aanneemen des Roomschen Regts in twyfel trekken, als mede om het gevoelen der zodanigen, die een gansch nieuw stelzel van Regtsgeleerdheid willen invoeren, te wederleggen. In de eerste vinden wy aangeweezen, voor I. Op welke eene wyze het Roomsche Regt uit Italie, door Frankryk en Bourgondie, tot ons gekomen is. Ten II. Wordt onderzogt of het Roomsche Regt enkel door gewoonte, of met uitdruklyk wettig gezag, by ons is aangenomen? Ten III. Voorgesteld in hoe verre het Roomsche Regt by ons plaats hebbe. Deeze Verhandeling, eener herhaalde leezing overwaardig, gaf, onder meer andere beweegredenen, aanleiding tot het opstellen van de Tweede, thans daarby gedrukt, waar in de Wel Ed. van der hoop zich dikmaals op de Eerste beroept: en, om 'er den korten inhoud desgelyks van op te geeven, voor I. Handelt van de schaarsheid en 't gebrek der Voorvaderlyke Wetten. Ten II. Naagaat door welke middelen het gebrek des Hollandschen Regts konde aangevuld worden. Ten III. Het invoeren en aanneemen des Roomschen Regts voorstelt. Ten IV. De bewyzen tegen het aanneemen des Roomschen Regts, ter toetze brengt. Ten V. Gehandeld over het invoeren en aanneemen des Kerklyken Regts. Uit welk alles de Schryver dit besluit trekt, ‘dat de beoefening des Roomschen Regts voor allen, die het Ampt van Regtsgeleerden, in ons Gemeenebest, op eene waardige wyze zullen waarneemen, volstrekt noodzaaklyk is; dat ook de beoefening des Kerklyken Regts zeer nut by die des Burgerlyken gevoegd worde; dewyl het een zonder het ander niet ten vollen en volkomen verstaanbaar is’. | |
[pagina 81]
| |
Wanneer men by deeze Dissertatien voege, de Verhandeling over den Oorsprong en de Historie der Vaderlandsche Regten, inzonderheid van Holland en Zeeland, door Mr. l.p. van de spiegel, in den Jaare 1769 uitgogeevenGa naar voetnoot(*), waar toe ook het Voorberigt ons wyst, zal men, ten aanziene van dit Onderwerp, alle voldoening bekomen. |
|