Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Een Samenspraak tusschen twee Perzoonen, reizende van Nieuwendam te voet na Durgerdam, en over het Ye wederom na Amsterdam, over de toestand van het Ye. Te Amst. by D. Swart en I. Scholten, 16 bl. in gr. 8vo.
| |
[pagina 65]
| |
de tegenwoordige handelwyze te wederleggen. De Schryver, ‘die,’ gelyk hy, in den loop van zyn Werkje, betuigt, ‘al veertig jaaren, en mogelyk duizende maalen het Ye op en neder heeft gevaaren, en wel zedert eenige jaaren niet zonder groote opmerking,’ hadt deeze zyne gevoelens en aanmerking, in den Jaare 1777, reeds zamen gebragt, met oogmerk om ze in 't licht te geeven, voor dat het plan van den Heer steenstra daadlyk was aangenomen; doch was, in de uitgave, door zyne bezigheden, verhinderd, wanneer hy hoorde dat het op het poinct stond om by haar Ed. Gr. Mog. eene finaale resolutie te neemen: weshalven hy 'er van afzag om het te laaten drukken; doch eenige Aanzienlyken der Stad, gehoord hebbende, dat hy zyne gedagten deswegens op 't papier gesteld hadt, verzogt men hun 't zelve ter lectuure over te geeven, het werd met goedkeuring geleezen, en men wenschte dat hy het zes weeken eerder vertoond hadt. - Nadere aanzoeken hebben hem overgehaald, om, schoon de keuze op het nu gemaakte gevallen was, het zyne het licht te doen zien: te meer, daar de Ondervinding niet aan de verwagting des omhelsden plans beantwoordt. - Op de Vraag: ‘Wie durft een gevoelen, het welk dat van den Heer steenstra contrarieerd, opgeeven, zonder zich aan onaangenaamheden bloot te stellen?’ betuigt hy ‘dat die Vraag hem zeer absurt voorkomt, alzo hy vertrouwt dat haar Ed. Gr. Agtb. en de Heeren Gecommiteerdens over 't Ye, ja ook de Heer steenstra zelfs, geen ander oogmerk hebben dan het beste der Stad te bevorderen.’ 't Welk hem, vrymoedigt om met het zyne voor den dag te komen: in dit vertrouwen vindt hy zich bevestigd: door dien hy, eenigen tyd geleden, de eer had den Wel Ed. Gr. Agtb. Heer j.v.d. poll, Burgemeester der Stad Amsterdam, over het Ye te spreeken, en over de legging van de Laag der Schepen. Hy stelde zyn gevoelen strydig met de daar op gegeevene ordes voor, en bewees, dat de Scheepen, hoe hooger zy tegen en op de Modderbank lagen, hoe beter en voordeeliger het aan 't oogmerk hunner Wel Ed. zoude bevonden worden. Dit beschroomd doende, betuigde zyn Wel Ed. Gr. Agtb. ‘dat hy zyn gevoelen vry en onbeschroomd mogt opgeeven; dewyl het altoos aangenaam was, de gedagten van anderen te hoo- | |
[pagina 66]
| |
ren, ja hoe meer hoe liever, alzo het een of ander nut daar uit konde voortkomen.’ Ook zag hy zyn gevoelen, door de Contra orders aan de Schippers gegeeven, aangenomen. - Dit alles bewoog hem om een Plan of Project, welke reeds 't contrarie zyner gevoelens is uitgevoerd, in 't licht te geeven. Hy spoort de oorzaaken der Verdrooging van het Ye na, en geeft zyne middelen tot voorkoming van 't zelve op. - Dit gedaan hebbende, zet hy zich tot het wederleggen eeniger Stellingen, te vinden in de Aanmerkingen op de Verbetering der Ontlasting van Rhynlands Boezemwater in 't Ye. Door een Liefhebber der WaterloopkundeGa naar voetnoot(*). - De Heer brandligt, zyne Aanmerkingen opgemaakt hebbende, kreeg in handen de Memorie en Consideratien van den Heer steensta; deeze wel ingezien hebbende, dagt het hem niet ondienstig, dezelve kortlyk door te gaan, en de Stellingen deezes Heers, in zo verre die betrekking hadden tot zyne voorgaande Aanmerkingen, aan te haalen, ten einde daar uit ieder onpartydig Leezer van de gegrondheid zyner gevoelens te overtuigen, als mede van het nut der middelen tot redres door hem voorgedraagen. Dit maakt, als 't ware, een tweede Deel van dit Stukje uit. Waar in hy ook eenige remarkes maakt op het Antwoord door den Heer steenstra aan den Heer bruinings gegeeven. Allen, wier zaak het is, dit Stuk, zo gewigtig voor de Stad Amsterdam, enz. te overweegen, die daar op eenigen invloed hebben, zullen wel doen, met deezen Ye-Spiegel in te zien. 't Ware, intusschen, te wenschen, dat de Schryver, zich bepaalder by de zaak gehouden, en veele persooneele Aanmerkingen, welke eer na- dan voordeel doen, agterwege gelaaten hadt. Weinig betekent het, wanneer men alles haatlyks gezegd heeft, tot eene heelpleister daar op te leggen. ‘Dit zeg ik geenzins om hier mede den een of ander te bedoelen,’ en den Leezer dan te wyzen op deeze sterke zet tegen de verkeerdwerkende Eerzugt en Eigenliefde, uit den Belisarius ontleend. ‘Beschouw hoe een Roofvogel des morgens over de Velden zweeft, en met greetige oo- | |
[pagina 67]
| |
gen, uit duizend beevende Dieren, een verkiest, waar mede hy goed vindt, zich te voeden: even zo beraadslaagt de Eerzugt, wanneer zy wakker wordt, welke deugd zy zich ten offer zal verkiezen. - De Eigenliefde, die zo natuurlyke neiging, wordt gruwzaam in een Persoon, zo dra zy met drift vergezeld is; daar zyn menschen, die, om zig te bevorderen, een gansch krygsheir en 't lot van een Koningryk in de waagschaal stellen zouden, nydig zynde omtrent alle voordeelen, die men hen niet schuldig is, zy zyn altoos bevreesd, dat hen de eer eener luisterryke daad zal ontnomen worden; indien zy durfden, zouden zy zelfs die, van welke zy geen glorie krygen, doen mislukken; het algemeen welzyn is voor hen een onheil, zo 't hen niet toegerekend wordt. Een deugdzaam mensch, daarentegen, betragt zyn pligt, zonder omzien, God en zyn Ziel zyn de getuigen wier goedkeuring hy tragt te verdienen.’ |
|