Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1780
(1780)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Alchymistische Brieven van den Heer J.F. Meijer. Uit het Hoogduitsch vertaald, door P.J. Kasteleyn, Apotheker. Te Amsteldam by A.J. van Toll, 1779. 72 bladz. in gr. 8vo.Wie de Scheikundige Proeven en Natuurkundige Verhandelingen van den Heer meijer geleezen, of uit ons gegeeven BerigtGa naar voetnoot(*), kennis aan de Schriften deezes Natuuronderzoekers heeft, zal hier, door het by woord Alchymistische, niet afgeschrikt worden, of in de gedagten krygen, dat deeze Brieven handelen over den Steen der Philosophen, en de dwaaze kunst die zo veele hoofden op hol gebragt, en zo veele buidels geledigd heeft. ‘Geen zugt tot Goudmaaken,’ schryft de Vertaaler, ‘heeft ooit, noch constantini, noch meijer in deeze stoffe doen arbeiden, aan zulk eenen trek is men den oorsprong deezer Brieven niet verschuldigd,’ ook deeze was geenzins de dryfveer, die den Heer andrea noopte dezelven, in Duitschland, naa meijer's dood, uit te geeven, ‘dit is ook geenzins het doel des Vertaalers; hun oogmerk was der Scheikunde en der Waarheidliefde nuttig te zyn. Dr. constantini, Arts in Melle, door den Hoogleeraar Boerhave in de Genees- en Scheikunst onderweezen, hadt, toevallig, uit zekere bereiding, die in den eersten Brieve kan geleezen worden, ‘een halve dragma van het fynst, hoogstverwigst Goud, dat in alle uittedenkene proeven, die 'er mede gedaan wierden, Goud bleef, bekomen; doch door een Diefstal, dit Goudklompje, benevens andere kostbaarheden, verlooren. De Scheikundige meijer was van de opregtheid des hem medegedeelden Verhaals van Doctor constantini te wel verzekerd, dan dat hy aan de waarheid kon twyfelen. Dit zette hem aan om daar van de Proeve te neemen: dan hy betuigt,’ dat deeze Transmutatie der Metaalen zeker voor den rykdom niet geschikt is, dewyl het uitschot grooter dan de ontvangst is, en de wyze van bewerking ook der gezondheid nadeelig zyn kan. Hy | |
[pagina 64]
| |
deelt, in den tweeden, derden, vierden en vyfden Brieve, zyne Kunstbewerkingen aan zynen Vriend de Heer andrea mede, waar in veele byzonderheden voorkomen, die de aandagt der Liefhebberen van de Scheikunste verdienen: dewyl hier in, meer dan ergens anders, Proeven, tot een zeker bepaald einde genomen, ongezogte en onverwagte verschynzels opleveren. Het Goud, door constantini gevonden, is ook door hem ontdekt. Naa deeze Constantynsche bewerking, gelyk hy ze noemt, dus beoefenend onderzogt te hebben, gaat hy in den laatsten Brieve over, om ze Bespiegelend, naar zyne tegenwoordige scheikundige grondstellingen, te beschouwen. Wy hebben van dit kleine Stukje genoeg gezegd, en alleen nog te melden, dat de Heer meijer, by wiens Scheikundige Proeven en Natuurkundige Verhandelingen, deeze Brieven zeer wel voegen, den tienden van Slachtmaand des Jaars 1765 overleden is. |
|